"HET
LIJK IN HET MOERAS IS NIET VESLA MORTENSEN." ELLEN
GRUE kwam zwaaiend met een wit papier de kamer
binnen. Het was alsof er een gat in de tijd werd geslagen, alsof er
een paar dagen op de verkeerde plek hadden gezeten. Het was
woensdag 19 juli. Cato Isaksen had gehoopt dat hij, ondanks het
onderzoek in de beide moeilijke zaken, een paar dagen met vakantie
zou kunnen gaan. Nu kon hij dat wel vergeten. Ellen Grue liet zich
op een stoel vallen aan de andere kant van zijn bureau. "Wat moeten
we nu in vredesnaam?" vroeg ze. Cato Isaksen gaf geen antwoord. Dit
was te gek voor woorden. Het onderzoek was van het begin af aan
fout gegaan. Ze hadden zich vastgeklampt aan een theorie en waren
ervan uitgegaan dat die goed was. Nu kregen ze de kous op hun kop.
Hij zuchtte diep. Ingeborg Myklebust, die weer voor de helft aan
het werk was, zou woedend zijn. Hij sloot even zijn ogen.
Eerst wilden de woorden niet naar binnen, toen kreeg hij
moeite met ademhalen. De lucht was al een tijdje dik en warm, maar
was nu niet meer om uit te houden, alsof er geen zuurstof meer in
zat.
Zijn hersenen analyseerden de informatie die hij had gekregen.
Een sombere onrust trilde in zijn hoofd. De vrouw in het moeras was
niet Vesla Mortensen. Wie was het dan? En hij had Tilla Mortensen
op de hoogte gesteld ... Hij stond snel op en liep naar het raam.
Toen draaide hij zich om en sloeg met zijn vuist tegen de wand.
"Verdomme", vloekte hij.
'Was het lijk Rita Helen?' Die gedachte sloeg als een bliksem
bij hem in. En als Vesla Mortensen niet dood was, waar was ze dan?
Hield ze zich misschien verborgen om haar wraak uit te
voeren?
Ellen Grue stond op en liep weg om de anderen op de hoogte te
brengen. Cato Isaksen liep naar de archiefkast en trok een la open.
Hij zocht het procesverbaal van het verhoor van Lise Sommer op. Hij
ging weer zitten, haalde de papieren uit de map en begon te
lezen.
Lise Sommer bekent dat ook zij het gevoel heeft
dat ze werd achtervolgd en dat ze wist dat de echtgenoot van het
slachtoffer gewelddadig en soms gevaarlijk was. Daarom kon ze het
contact met haar beste vriendin Ester Synnøve Lønn niet meer
vasthouden. Ze vond het moeilijk om partij te kiezen, hoewel ze
eikaars beste vriendinnen waren. Ze kende Johnny Svendsen heel goed
uit haar schooltijd. Op een bepaalde manier mocht ze hem en gaf ze
om hem. Tegelijkertijd verafschuwde ze wat hij haar vriendin
aandeed. De beide vriendinnen Ester Synnøve Lønn en Lise Sommer,
vanaf nu ESL en LS genoemd, bespraken vaak wat ze konden doen om
het slachtoffer een normaal leven te laten leiden. Dat was voordat
LS het contact verbrak.
Het besluit daartoe werd bijna twee jaar
geleden genomen. Alles stond toen op zijn kop. LS voelde dat het
een te groot deel van haar leven in beslag nam. Bovendien begon
Johnny Svendsen haar ook te bedreigen. Ze had ronduit genoeg van de
hele zaak en besloot het contact te verbreken. Op de vraag of ze
ooit verliefd was geweest op Johnny Svendsen reageerde ze woedend.
Ze ontkende het in alle toonaarden.
LS heeft vaak het gevoel gehad dat ze werd
achtervolgd. Een vaag, moeilijk te omschrijven gevoel dat ze niet
echt hard kan maken. Haar eigen woorden: 'Vaak, als ik buiten ben,
kijk ik achterom. Het gevoel dat er iemand is, in het donker, is
niet te verdragen. Ik weet zeker dat het meer is dan alleen een
gevoel. Zo gaat het nu al maandenlang. Af en toe, als ik me buiten
waag, weet ik gewoon dat ik word achtervolgd. Ik denk dat het
Johnny Svendsen is, maar ik weet niet wat hij van mij wil. Voor
zover ik weet, heb ik hem nooit beledigd. Of misschien heb ik dat
wel, alleen al door vertrouwelijk te zijn met Ester. Misschien
denkt hij dat ik iets weet, wat ik niet mag weten? Ik begrijp er
niets van. Hij heeft me vaak bezocht om van mij te horen waar Ester
woonde. Maar dat kon ik hem niet vertellen, want ik wist het zelf
niet.
Cato Isaksen greep zijn autosleutels van een stapel dossiers
op zijn rommelige bureau, greep zijn jack van de stoelleuning en
trok het aan terwijl hij snel de gang door liep.
"Kom je mee?" riep hij naar Randi Johansen die bezig was wat
papieren op te bergen. Ze schudde somber het hoofd. "Myklebust
heeft een spoedvergadering belegd", zei ze onrustig. "Het lijk in
het moeras was toch niet Vesla Mortensen."
"Dat weet ik, verdomme, dit is belangrijker. Het duurt niet
lang. Ik leg het onderweg wel uit", zei Cato Isaksen
resoluut.
Verderop in de gang kwamen ze Roger Høibakk en Preben Ulriksen
tegen, die elk tegelijk een vraag stelden. Cato Isaksen gaf op geen
van beide vragen antwoord, vroeg Roger om Ingeborg Myklebust op de
hoogte te stellen en de vergadering voor te zitten. "Ik praat later
met je", zei hij.
Tijdens de korte autorit naar de Stensgate vertelde hij Randi
Johansen dat hem plotseling twee dingen te binnen waren geschoten.
"Lise Sommer liegt", zei hij. "Johnny Svendsen vertelde in zijn
laatste verhoor dat hij haar vlak voor kerst had verteld waar Ester
Synnøve Lønn woonde. In het procesverbaal staat dat ze er niets van
afwist."
"Dus ze wist het?" Randi Johansen draaide het raampje naar
beneden. Haar haar werd door de wind alle kanten op geblazen.
"Maar wat wil dat zeggen?"
"Dat weet ik niet, misschien niets", zei Cato Isaksen
weifelend. "Misschien leeft Vesla Mortensen nog. Ze lag tenslotte
niet in het moeras, en Edgar Holme dacht zeker te weten dat hij
haar rond kerst in het oude centrum van Fredrikstad had gezien."
Zijn gedachten galmden als een donkere echo door zijn hoofd. "Stel
dat ze ronddwaalt en wraak neemt", zei hij en draaide zich vragend
naar zijn collega om.
"Wraak neemt?" Randi Johansen huiverde even. Toen gooide ze
haar hoofd achterover en lachte luid. Ze werd snel weer ernstig.
"Die was origineel, als ik het zeggen mag", zei ze en draaide het
raampje weer omhoog. Het waaide te hard.
"We moeten in elk geval Lise Sommer vragen of ze nog steeds
het gevoel heeft dat ze wordt achtervolgd."
Randi Johansen draaide zich abrupt naar hem toe. "Ja, maar
Johnny Svendsen is weer op vrije voeten, dus in dat geval..."
"Ja, dat is duidelijk, maar hij heeft een paar maanden
vastgezeten. We hebben haar niet gevraagd of ze toen ook het gevoel
had dat ze werd achtervolgd."
"Daar heb je gelijk in", zei Randi Johansen ernstig.
Ze hadden nog maar net aangebeld of Lise Sommer opende de
paarse deur al. "Kom binnen", zei ze, "ik zag u door het
kijkglaasje."
Cato Isaksen bekeek haar. Ze zag er goed uit. Ze had wat kleur
in haar gezicht gekregen en wekte een ontspannen indruk. Ze vroeg
of ze theewater op zou zetten, maar Randi Johansen keek op haar
horloge en zei dat ze geen tijd hadden. Ze liepen de kamer in. Cato
Isaksen keek even naar een rood damesjack dat over een stoel
hing.
"Hebt u bezoek?" vroeg hij.
Lise Sommer keek hem verward aan en schudde het hoofd.
"Dan zal ik er niet omheen draaien", ging Cato Isaksen verder.
"In uw eerste verhoor hebt u gezegd dat u niet wist waar Ester
Synnøve Lønn woonde."
"Ja, en?" Lise Sommer keek hem vragend aan.
"Johnny Svendsen zei in zijn laatste verhoor dat hij het u
heeft verteld, vlak nadat hij het had ontdekt. Toen hij haar en
haar broer vanaf Oslo City had achtervolgd."
Lise Sommer trok even haar wenkbrauwen op. "Wat is dit?" zei
ze geïrriteerd. "Ik heb Johnny Svendsen al in geen twee jaar
gezien. Dat heb ik verschillende keren gezegd."
"Ja, maar hij vertelde het u via de intercom."
"Via de intercom." Lise Sommer glimlachte even. "Neem me niet
kwalijk, maar denkt u echt dat ik naar al die onzin luisterde die
hij uitkraamde? Ik kan me niet herinneren dat hij heeft gezegd waar
Ester woonde. Het kan natuurlijk best zijn dat hij het heeft
gezegd, maar het is niet tot me doorgedrongen." Ze keek Cato
Isaksen scherp aan met haar blauwe ogen. "Ik had er ook geen belang
bij om het te weten", zei ze. "Ik heb toch gezegd dat we niet meer
met elkaar omgingen? Zo was het nu eenmaal. Ik heb er geen spijt
van."
Cato Isaksen keek haar aan. "Is Johnny Svendsen de laatste
tijd nog hier geweest?"
"Nee", zei ze, "niet nadat hij is vrijgelaten, als u dat
bedoelt. Maar Florian is hier wel geweest." "Florian Rosati? Wat
wilde hij?"
"Geen idee, misschien alleen maar praten. Ik heb hem niet
binnengelaten."
"Hebt u nog steeds familie in Enger wonen?"
"Eigenlijk niet", zei ze. "Ik ben enig kind. Mijn ouders zijn
dood. Ik heb alleen nog een oude tante. Ze heet Johanne Sommer en
woont in het verpleegtehuis in Enger. Ik ga nooit bij haar op
bezoek."
"Waarom niet?"
Lise Sommer trok vlug de schouders op en keek alsof ze een
slecht geweten had. "Tja, ik weet het niet, ik vind het allemaal zo
triest. Ze is de tante van mijn vader, dus mijn oudtante. Ze is dik
in de negentig. Ik weet zelfs niet of ze zich mij nog
herinnert."
"Het lijk dat in het moeras bij Enger is gevonden, is niet
Vesla Mortensen." Cato Isaksen keek haar rustig aan.
Lise Sommer liep achteruit en viel in een stoel neer. Haar
ogen vulden zich met tranen. "Maar er stond toch in de
krant..."
"Het is niet Vesla", herhaalde Cato Isaksen. "Hebt u enig idee
wie het kan zijn?"
"Absoluut niet." Lise Sommer schudde heftig het hoofd. De
tranen in haar ogen stroomden naar buiten. "Wat is er eigenlijk aan
de hand?" vroeg ze bang.
Cato Isaksen en Randi Johansen keken elkaar even aan. Cato
Isaksen slikte. "Tijdens het eerste verhoor zei u dat u het gevoel
had dat u werd achtervolgd. U wist niet door wie, maar ik heb
begrepen dat u Johnny Svendsen in gedachten had."
Lise Sommer knikte. Ze had een dunne rimpel tussen haar
wenkbrauwen. "Maar ik weet het niet zeker." Er sloop een kat onder
de bank vandaan die even langs de benen van Cato Isaksen wreef
voordat hij weer op zijn veilige plekje terugglipte.
"Dus u hebt echt een kat", zei Randi Johansen.
Lise Sommer keek haar verwonderd aan. "Natuurlijk", zei
ze.
Op Cato Isaksens gezicht brak een glimlach door en hij
vervolgde: "Had u ook het gevoel dat u werd achtervolgd toen Johnny
Svendsen in de gevangenis zat?"
Lise Sommer dacht er even over na. "Ja", zei ze triest, "ik
geloof het wel."
"U gelooft het?"
Ze knikte. Toen schudde ze het hoofd. "Het is moeilijk te
zeggen, want ik weet het niet. Misschien overdrijf ik." Ze keek de
rechercheurs onzeker aan.
Randi Johansen trok een stoel een stukje bij de tafel weg en
ging zitten.
"Tijdens de maanden dat Johnny vastzat, weet ik het eerlijk
gezegd niet", herhaalde Lise Sommer weifelend.
"Denk er niet te veel over na." Cato Isaksen ging op de
leuning van een stoel zitten. "Had u in die maanden het gevoel dat
u werd gevolgd?"
"Ja", zei ze luid, "ik geloof het wel. Maar ik dacht omdat
hij..."
" ...u ging er dus vanuit dat u veilig was?"
Lise Sommer knikte. "Wat bedoelt u eigenlijk? Zijn er nog
anderen voor wie waar ik bang moet zijn?" Ze was bleek
geworden.
"Dat weten we niet", zei Cato Isaksen snel. "Kent u Steinar
Malling?"
"Nee..." Lise Sommer aarzelde, "ik ken hem niet, maar ik weet
wie het is. Iedereen in Enger weet wie Steinar is."
"Vesla en hij ... ze waren, voor zover ik van haar moeder heb
begrepen, goede vrienden."
"Niet echt vrienden, geloof ik, maar Vesla was heel aardig. Ik
geloof dat ze een beetje voor hem zorgde."
"Hij is groot en sterk", zei Cato Isaksen.
Op dat moment leek het alsof Lise Sommer wakker werd. "Ik heb
hem kwaad gezien", zei ze plotseling. "Ik heb hem met zijn vader
zien vechten."
Cato Isaksen liet de informatie bezinken. Randi Johansen wreef
over haar voorhoofd.
"Het is jaren geleden. Steinar was misschien een jaar of
zestien, zoiets, ik weet het niet precies."
"Denkt u dat Vesla Mortensen, als ze in leven is, in staat is
om te moorden?"
"Vesla!" Lise Sommer barste uit in een korte, schallende lach,
net als Randi Johansen in de auto had gedaan. "U denkt toch niet
serieus dat... dat... zij... dat Steinar en zij...?" vroeg ze
nerveus.
"Nee", zei Cato Isaksen snel, "ik denk niets. Ik stelde u een
vraag en het is belangrijk dat u daar antwoord op geeft."
Lise Sommer zat met haar vingers te draaien. Haar gedachten
gingen terug in de tijd. Ze zag beelden van Vesla's gezicht in de
spiegel, verwoest, bang, hard. De kleuren van haar kleren
verdwenen. Alles rolde als een wilde, grijze massa op en
neer.
"Ze werd gepest, dat weten we..." constateerde Cato
Isaksen.
Er verschenen een paar onrustige rode vlekken in Lise Sommers
hals.
"We dachten er niet echt over na", zei ze zacht, "dat het
gevaarlijk was, bedoel ik. Ze was alleen zo ... ze was zo ..."
"Anders, bedoelt u?" "Ja, precies, op een bepaalde manier." "Dus
iemand mag zich niet van anderen onderscheiden?" "Ja natuurlijk
wel, maar..." "Hebt u last van een slecht geweten?"
"Nee." Lise Sommer verhief haar stem, toen kneep ze haar
lippen op elkaar. Haar treurige blik sprak voor zich.
"Toen ze verdween, hebt u er toen over nagedacht waarom ze
misschien niet meer wilde leven? Hebt u wel eens gehoord dat je
iemand dood kunt pesten?"
Randi Johansen keek haar baas verschrikt aan.
Lise Sommers ogen liepen vol tranen en haar mond vertrok. "Wat
is er precies gebeurd?"
Lise Sommer keek Cato Isaksen aan. "Johnny verkrachtte haar in
de broeikas", zei ze zacht. "Hij maakte een grote zuigplek in haar
hals. Wij keken toe, ik en Ester."
Cato Isaksen zuchtte diep. Randi Johansen keek hem vragend
aan.
"En Ragnar, Anne en Rita Helen, waren die er niet bij?"
Lise Sommer schudde het hoofd. "Nee", zei ze beslist.
"We proberen Rita Helen te vinden", ging Cato Isaksen ernstig
verder, maar de informatie die hij zojuist had gekregen zocht zich
een weg naar zijn bewustzijn.
"Waarom? Denkt u dat het Rita Helen is die ... in het moeras
lag?"
"Ik heb geen idee", zei Cato Isaksen. "Niemand die voldoet aan
de beschrijving wordt in de omgeving vermist. En het is ons niet
gelukt haar op te sporen."
Lise Sommer dacht na. "Toen we haar kat hebben gedood, waren
Rita Helen en Ragnar er ook bij. We waren er allemaal bij, behalve
Anne, geloof ik."
"U hebt een goed geheugen."
"Ja, ik weet het nog. Het was zo gek, Vesla leek wel... een
hond. We zagen haar niet als een mens. Nu begrijp ik natuurlijk
niet dat we zoiets konden doen. We plaagden haar steeds meer. Maar
ze huilde nooit, niet voor die dag... toen we ophielden."
"Die dag in de broeikas?"
Lise Sommer knikte. "We werden bang. Ze ... maakte rare
geluiden, alsof... het was heel akelig. Haar ogen, die ..." Ze
stond op en liep naar het open raam. De hemel was donker. De wolken
kwamen uit het westen en bleven tegen de daken hangen. "Johnny had
het besloten", zei ze. "Wij hebben ook meegedaan, maar hij nam de
beslissingen." Ze draaide zich abrupt naar de rechercheurs om, keek
naar haar handen en draaide haar ring rond haar middelvinger. Een
plotselinge windvlaag dwarrelde de kamer binnen. Het gordijn wuifde
heen en weer. Het geluid lokte de kat onder de bank vandaan. Hij
was een zwarte streep langs de wand en schoot onder de eettafel. De
stilte in de kamer was volkomen.
Cato Isaksen haalde diep adem.
Lise Sommers gezicht vertrok van het huilen. "Arme Vesla", zei
ze en ze keek naar haar kat. "Het is te laat, ik kan de tijd niet
stoppen en de klok terugdraaien. Johnny nam de beslissingen",
herhaalde ze.
"Vertelde ze het thuis? Denkt u dat haar moeder boos
werd?"
"Ik weet het niet, ik heb er wel eens aan gedacht, maar ik
geloof niet dat ze het vertelde. Haar moeder heeft wel een keer de
ronde gedaan en is met alle ouders gaan praten. Toen was ze echt
boos. Maar ik geloof niet dat het heeft geholpen. Esters ouders
hielden hun dochter de hand boven het hoofd. Mijn moeder nam het
anders op. Ze had medelijden met Vesla." Lise Sommer was ernstig.
"Het leek alsof Vesla die dag aan de oever van de rivier een beetje
doodging. Dat deed ze echt."
"En jullie?"
"We spraken nauwelijks over wat er was gebeurd. Maar ik stierf
toch ook een beetje", zuchtte Lise Sommer. "Maar dat ging weer
over. Ik kon er niet aan denken. Ester en Johnny deden net als
anders. Je kunt wel zeggen dat ik het heb verdrongen."
"Ik dank u wel", zei Cato Isaksen. "Dat u het heeft verteld.
Ik begrijp dat het moeilijk was. Als Vesla leeft, geloof ik dat ze
gevaarlijk kan zijn."
Lise Sommer tilde haar hand op en legde hem op haar hart.
"Denkt u dat ze Ester heeft vermoord, dat het niet Johnny
was?"
"Nee", zei Cato Isaksen, "dat weten we niet. Hij is overigens
weer bij zijn tante gaan wonen." Cato Isaksen stond op. "Johnny
Svendsen woont niet meer in de stad."
Randi Johansen en Cato Isaksen letten geen van beiden op de
gelaatsuitdrukking van Lise Sommer. Die was veranderd; de angst was
overgegaan in iets anders. In de gang keerde de rechercheur zich
nog een keer naar haar om en vroeg haar om voorzichtig te
zijn.
Lise Sommer had zich weer vermand en knikte weifelend. Haar
gezicht was nog bleker geworden. Ze had haar armen over elkaar
geslagen, alsof ze het koud had. Het viel Cato Isaksen op dat ze
kippenvel op haar onderarmen had.