EEN
VAN DE EERSTE DINGEN DIE TILLA MORTENSEN VERTELDE WAS waarom
de naaitafel in de kamer stond. Cato Isaksen was na de begrafenis
in zijn auto gestapt om een bezoek te brengen aan de moeder van de
vermiste Vesla Mortensen. Roger Høibakk was teruggereden naar de
stad.
Tilla Mortensen was erg verbaasd toen Cato Isaksen zich
voorstelde. Ze veegde haar natte handen af aan het schort dat ze om
haar middel had geknoopt.
"Is er nieuws over Vesla?" vroeg ze angstig. "Bent u daarom
gekomen?"
Cato Isaksen zei dat dat niet het geval was en stelde haar
gerust met de mededeling dat de politie alleen in kaart wilde
brengen wat er destijds gebeurd kon zijn.
Tilla Mortensens gezicht betrok en ze nodigde hem uit om
plaats te nemen aan de keukentafel. "Maar waarom komt u nu pas?"
vroeg ze.
Cato Isaksen zuchtte. "Ik kom uit Oslo", zei hij. "De zaak van
Vesla valt onder een ander district, maar er zijn nieuwe gegevens
boven tafel gekomen en naar aanleiding daarvan zou ik graag met u
willen praten. Ik ben hier een paar dagen geleden ook al geweest,
maar toen was u niet thuis."
"Wat voor nieuwe gegevens?" vroeg ze.
Cato Isaksen werd gered door de telefoon. Tilla Mortensen liep
er snel naartoe en nam op. Het werd een kort gesprek want ze zei
dat ze later terug zou bellen. Cato Isaksen liep achter haar aan
naar de kamer en vroeg hoe Vesla was, wat voor interesses en
vrienden ze had. Zijn oog viel op een foto die boven de ladekast
hing. Een confirmatiefoto, van een blond, jongensachtig meisje met
kortgeknipt, stijl haar. Ze draaide zich half om en keek in de
camera. Haar ogen straalden een geheimzinnig licht uit, iets wat
met verwachting te maken had.
"Ze naaide", zei haar moeder handenwringend. "Haar naaitafel
staat hier nog steeds, in de kamer. Ik had hem natuurlijk weg
moeten halen", ratelde ze door, "maar Vesla zat altijd hier. Ik
wilde dat hij hier zou staan als ze terug zou komen. Maar nu weet
ik het niet meer."
"Is ze veel met kleding bezig?" Cato Isaksen zei met opzet is
en niet was. Tilla Mortensen was even stil. "Niet direct met
kleding in het algemeen, maar met kostuums en kunstzinnige dingen.
Ze naaide de merkwaardigste kostuums. Geen kleden of gordijnen,
niet zulke dingen. Nee, grasklokjesjurken, kabouterpakken en een
vlinderkostuum. Ik weet niet precies wanneer ze ermee is begonnen,
maar ik denk dat ze toen nog op de lagere school zat. Het was net
alsof ze alle akelige dingen van zich af wilde naaien. Ze heeft het
zelf ook een keer gezegd, dat heel veel dingen verdwenen op het
moment dat ze achter de naaitafel ging zitten. Dat de stoffen en
patronen en kleuren als geheimzinnige werelden naar haar toe
kwamen. Ze had een enorme fantasie, weet u."
Nu zei Tilla Mortensen zelf had. Het viel Cato Isaksen op dat
de moeder, misschien zonder dat ze het zelf besefte, in de verleden
tijd over haar dochter sprak.
"Vesla's vader stierf aan een beroerte, toen ze dertien was.
Sindsdien zijn we altijd met ons beiden geweest", zei haar moeder.
"Het was jammer dat ze haar zo plaagden."
"Ik heb ervan gehoord. Kunt u er iets meer over
vertellen?"
"Ik geloof dat iedereen eraan meedeed. Zo gaat het toch
meestal, dat één kind in de klas automatisch door iedereen gepest
wordt?" Cato Isaksen knikte en dacht aan zijn eigen zoon
Vetle.
"Ik herinner me één bepaalde keer nog goed." Tilla Mortensen
streek met haar hand over haar gezicht. "Ik denk dat ze zich toen
niet hebben beperkt tot hatelijke woorden. Ze had een paar rode
vlekken aan haar hals, alsof ze haar in een wurggreep hadden gehad.
Ik weet niet hoe oud ze was, veertien misschien, of vijftien. Een
van de plaaggeesten was Ester Synnøve Lønn. Ze is trouwens vandaag
begraven."
"Ik kom er net vandaan", zei Cato Isaksen.
Tilla Mortensen keek hem even verwonderd aan. "Heeft de moord
op Ester iets met Vesla te maken?" vroeg ze.
"Daar hebben we absoluut geen aanknopingspunten voor", zei
Cato Isaksen.
"Maar ik begrijp het niet... Waarom..."
"We controleren een aantal dingen in verband met de zaak
Lønn", verklaarde hij, "dat is alles."
Tilla Mortensen accepteerde de verklaring en noemde vervolgens
een aantal namen op, zoals Johnny Svendsen, Lise Sommer, Ragnar
Bjone, Anne Haraldsen en een meisje met een Engelse moeder. "Ze
heette Rita Helen", zei ze. "Zij vormden de harde kern van de
groep. Een keer hebben ze Vesla onder water gehouden. Ik weet het
niet precies, ze heeft me nooit verteld welk water ze precies
bedoelde. Of het nu de beek was of het meertje, of de
rivier."
"Hoe lang heeft het pesten geduurd?"
"Tot ze zestien was, denk ik. Maar ze is er nooit overheen
gekomen. Haar zelfvertrouwen was voor altijd gebroken. Ze kreeg
daarna niets meer voor elkaar. Ze had geen vrienden. Ze bleef
gewoon hier bij mij wonen. Dat is toch niet normaal?"
"Wanneer is ze precies verdwenen?"
"De eerste maandag van juli, bijna twee jaar geleden. Op 6
juli 1998." De vrouw zakte een beetje in elkaar en leunde tegen de
rand van de tafel, voordat ze neerplofte in een oude leunstoel. "Ik
heb haar dezelfde avond als vermist opgegeven. Want ze was nooit
weg, ze liet altijd een briefje achter."
"Wat gebeurde er toen?"
"Niets. De politie vond haar een zelfmoordkandidaat. Suïcidaal
noemden ze haar. En ze hadden niet voldoende capaciteit om naar
suïcidale personen te zoeken, dat waren de woorden die de
politieman gebruikte." Tilla Mortensen haalde diep adem. "Ze
vertelden me dat er elk jaar veel mensen verdwijnen, dat sommigen
nooit terugkomen, dat er veel ouders in dezelfde situatie verkeren
als ik. Hij wees me er ook op dat ze gewoon op vakantie kan zijn
gegaan. Op vakantie, stel je voor." Tilla Mortensen sloeg
demonstratief een hand tegen haar voorhoofd. "Zonder het tegen mij
te zeggen? Zo was ze niet", zei haar moeder vermoeid.
"Vandaag de dag worden er 1100 Noren vermist", zei Cato
Isaksen om de feiten te onderbouwen: "De informatiedienst van de
recherche heeft een officiële lijst met vermiste personen. Ik heb
het gecontroleerd. Uw dochter staat er ook op."
Tilla Mortensen schudde zachtjes het hoofd. "Het is zo
verschrikkelijk", zei ze. "Het is zo zenuwslopend om niet te weten
wat er is gebeurd. Ik weet zeker dat ze het slachtoffer van een
misdrijf is geworden."
"Waar baseert u dat op?"
Tilla Mortensen haalde somber de schouders op. "Het is een
gevoel dat ik heb", zei ze zacht. Ze tilde haar hoofd op en keek
Cato Isaksen aan. "Luister naar mij. Een moeder voelt dat soort
dingen aan. Ik weet zeker dat ze geen zelfmoord heeft gepleegd." Ze
stond op, liep naar de keuken en trok een lade open. "Kijk", zei ze
en gaf Cato Isaksen een briefje. 'Het is allemaal de schuld van
Johnny, Ester en Lise' stond er op het briefje. Het was een schuin,
beetje kinderlijk handschrift. "Ik heb het toen ook aan de politie
laten zien, maar die zagen het alleen maar als een bevestiging dat
ze ..." Tilla Mortensen liet haar armen hulpeloos langs haar
lichaam vallen.
"Was Vesla vooral bang voor Johnny Svendsen, weet u dat
misschien?"
"Nee, dat weet ik niet. Ze mocht hem niet. Niemand mocht
Johnny Svendsen."
Cato Isaksen legde het briefje op tafel en vroeg of Vesla een
relatie had gehad, of een goede vriend of vriendin.
De moeder schudde verdrietig het hoofd. "Niemand", zei ze,
"nooit. Behalve Steinar dan, Steinar Malling, de zoon van de buren.
Hij heeft een hersenbeschadiging en gedraagt zich als een kind. Hij
zal ook altijd een kind blijven. Vesla was alleen maar aardig tegen
hem."
"Ik heb hem ontmoet", zei Cato Isaksen. "Hij kwam uit het bos
toen ik hier was en u niet thuis trof. Hij leek bang te zijn. Hoe
oud is hij?"
"Hij is twee jaar jonger dan Vesla. Hij is van buiten een man
en van binnen een kind", herhaalde ze. "Hij is bang voor
vreemden."
"Ze was dertig jaar toen ze verdween", zei Cato Isaksen. "Is
het mogelijk dat u niet alles van haar wist?"
"Wat bedoelt u?"
"Dat ze misschien een liefdesrelatie had."
"Nee." Tilla Mortensen verhief haar stem. "Zoals ik al zei,
behalve Steinar was er niemand. U moet hem hier niet bij
betrekken", zei ze smekend. "Sivert Malling, zijn vader, is een
geweldige vent. Hij helpt mij overal mee. s Winters ruimt hij
sneeuw en meer van dat soort dingen. Hij zou alles voor me
doen."
Cato Isaksen draaide het erf van de buren op en stapte uit de
auto. Grote stapels planken lagen achter de schuur. Midden op het
erf stond een zaag. In de schuur stonden een oude, grijze
Gratass-tractor en een ploeg. De dubbele deuren stonden open.
Cato Isaksen liep het trapje op en belde aan. Een hard zoemend
geluid drong het huis binnen. Onmiddellijk viel hem een plotselinge
beweging achter het verschoten keukengordijn op. Na een tijdje werd
de deur geopend door een oudere man in versleten werkkleding. Hij
streek zijn grijze haar achterover en keek zijn bezoeker
nieuwsgierig aan.
Cato Isaksen stelde zich voor en vertelde waarom hij was
gekomen.
Sivert Malling maakte geen aanstalten hem binnen te vragen.
Steinar Malling dook achter hem op. Cato Isaksen begroette hem en
zei dat ze elkaar al eerder hadden gezien. Hij dacht aan wat Tilla
Mortensen had gezegd, dat hij van buiten een man en van binnen een
kind was.
"Hebt u Steinar eerder ontmoet?" vroeg Sivert Malling
verbaasd. "Ja", zei Cato Isaksen, "een paar dagen geleden. Hij kwam
uit het bos."
Sivert Malling kreeg een bedachtzame rimpel tussen zijn
wenkbrauwen. "Juist", mompelde hij terwijl hij zich omdraaide en
zijn zoon aankeek.
"Ik zou graag even binnenkomen", zei Cato Isaksen vriendelijk.
De man in de deuropening leek wakker te worden. "Ja, natuurlijk",
zei hij. Hij liet de rechercheur passeren en de donkere gang in
lopen. Er hing een zware etensgeur in het huis, vermengd met stof
en muffe lucht.
Sivert Malling wees hem de woonkamer, waar Steinar al naar
binnen was gegaan. Hij stond bij de televisie te spelen met een
houten vogel die daar als decoratie was neergezet.
"Gaat u zitten", zei Sivert Malling. Hij pakte een stapel
kranten en roddelbladen van de typisch jaren zeventig bruine
corduroy bank.
Cato Isaksen liep naar Steinar Malling en reikte hem de hand.
Hij kreeg een klamme, slappe handdruk. Hij draaide even zijn grote
hoofd weg. De ogen met de vlakke uitdrukking keken naar iets buiten
het raam en hij zoog zijn te grote mond naar binnen. Rond deze tijd
controleerde hij altijd de windrichting. Stel je voor dat de wind
uit de verkeerde hoek kwam.
Cato Isaksen keek hem aan. Hij was lang en stevig gebouwd.
Zijn dikke buik puilde over zijn broeksband. Toch was er iets wat
met zijn lichaam in tegenspraak leek te zijn. Het was duidelijk dat
hem niets ontging.
Cato Isaksen vertelde dat hij was gekomen vanwege Vesla
Mortensen. "In verband met haar verdwijning", zei hij.
"Waarom werd je laatst zo bang?" vroeg hij terwijl hij naar
Steinar Malling keek.
Steinar Malling strompelde naar de deur. "Waar ga je heen?"
vroeg zijn vader geërgerd. Zijn zoon draaide zich onmiddellijk weer
om en ging onhandig op een keukenstoel zitten die hij naar de
salontafel had getrokken. Zijn gezicht zat vol rode vlekken. Zijn
ogen flitsten heen en weer. "De wind komt vandaag uit de verkeerde
hoek", zei hij. Zijn ogen dwaalden af naar alle dingen in de kamer.
Hij keek naar een kussen op de bank, naar het raam, naar het
versleten vloerkleed. In zijn hand hield hij nog steeds het
houtsnijwerk. "Niemand weet hoe lang de doden het uithouden",
neuzelde hij.
"Steinar!" De vader keek geërgerd naar zijn zoon. "Hij kletst
maar wat", zei hij luid. "Dat met Vesla heeft hem erg aangegrepen.
Hij gaf heel veel om haar." Het gezicht van de oude man had een
gekwetste en teleurgestelde uitdrukking. "Waarom komt u eigenlijk
nu pas, na zo lange tijd? Die arme Tilla heeft nu al bijna twee
jaar om hulp gevraagd." Hij schudde geërgerd het hoofd. "Waarom is
het nu opeens van belang?"
"Er zijn verschillende redenen." Cato Isaksen boog iets naar
voren. Hij zag dat de oude man twee vingers van zijn rechterhand
miste.
"Ik zal er niet omheen draaien. We brengen haar verdwijning in
verband met een andere zaak."
"Welke zaak?"
"Er is iemand anders uit deze omgeving..." "U bedoelt Ester
Synnøve Lønn?"
De rechercheur knikte.
"Wat heeft dat met Vesla te maken?"
"Dat weten we nog niet, waarschijnlijk niets."
Sivert Malling schudde het hoofd. "Vesla is in het bos
verdwenen", zei hij.
"Wat bedoelt u daarmee?" "Wat ik zeg."
"U denkt dat ze zelfmoord heeft gepleegd?"
"Ik heb geen reden om dat te veronderstellen. Maar ik denk er
het mijne van." "Denkt Tilla Mortensen..."
"Tilla heeft het mis, maar jullie hadden haar eerder moeten
helpen met het vinden van de waarheid. Het is verschrikkelijk om in
onzekerheid te verkeren."
Cato Isaksen wendde zich tot Steinar. "Je was goed bevriend
met Vesla?"
Een onzekere trek gleed over het rode gezicht. Hij knikte
stom. "Ik doe mijn hoofd weer dicht", zei hij. "Ik wil niet aan
Vesla denken." "Waarom niet?" Cato Isaksen rechtte zijn rug. Sivert
Malling bemoeide zich ermee. "Ze trokken veel samen op toen ze
klein waren, speelden in het bos en bouwden hutten en dergelijke
dingen. Steinar vertrouwde Vesla volkomen. Ze was nooit vervelend
tegen hem, zoals anderen."
"Kende je Ester Synnøve ook?" Cato Isaksen probeerde Steinar
Mailings blik te vangen.
Steinar Malling schudde het hoofd. "Zij was stom", zei hij
luid. "Hij kende haar niet", zei Sivert Malling geërgerd. "Nu praat
je onzin, Steinar."
Cato Isaksen knikte. "Wat is er met Vesla gebeurd,
Steinar?"
"Ze is niet dood", zei hij vlug, met een onduidelijke, bijna
kinderlijke stem. "Ze is niet dood. We hebben samen een boom, met
schors eromheen. Hij praat. Bomen kunnen praten."
Zijn vader zuchtte diep.
"En Johnny Svendsen?" vroeg Cato Isaksen.
Sivert Mailings gezicht kreeg een kille uitdrukking. "Ik heb
begrepen dat hij zijn vrouw heeft vermoord, maar hij heeft ons
nooit iets misdaan."
Steinar Malling schudde heftig het hoofd. "Hij heeft ons niets
misdaan", herhaalde hij.
"Wat bedoelt u met dat hij u nooit iets heeft misdaan?"
"Tja, hij heeft zich natuurlijk op een hellend vlak begeven,
als ik het zo mag zeggen." Sivert Malling streek met zijn hand met
de drie vingers door zijn haar. "Hij dronk en zorgde altijd voor
heibel."
"Ik mag Johnny niet", zei Steinar beslist. "Mag hem niet,
helemaal niet."
"Hij is zijn moeder al jong verloren", ging Cato Isaksen
verder.
"Ik ook", zei Steinar Malling en hield de vogel stevig in zijn
handen.
"Wat heb je daar?" Cato Isaksen boog zich over de tafel.
"Die heb ik voor Vesla gemaakt toen alles zo stom werd. Een
vogel met een snavel." Hij reikte de vogel aan de rechercheur, die
hem aanpakte en bewonderde. De ogen waren met viltstift getekend,
de vleugels ook.
Sivert Malling keek naar zijn grote werkhanden. Hij voelde nog
steeds de pijn in de twee vingers die hij was kwijtgeraakt. Hij
leunde iets naar achteren en zocht in zijn zakken naar zijn shag.
Hij vond het lichtblauwe pakje Eventyrblanding, pakte zijn
vloeitjes en rolde met geoefende vingers een sigaret. Onder zijn
nagels zaten zwarte rouwrandjes.
Cato Isaksen keek hem aan. "U was toch degene die haar heeft
aangereden, de moeder van Johnny, bedoel ik?"
Sivert Malling rolde zijn sigaret, bracht hem naar zijn mond
en likte langs het vloeitje. Daarna tikte hij ermee tegen zijn
handpalm en stak hem in zijn mond. "Ja", zuchtte hij, "dat was
ik."
"Kunt u er iets meer over vertellen?"
"Er is niets te vertellen." Hij stak zijn sigaret aan, nam een
diepe trek en leunde achterover. "Niemand weet iets over de dag van
morgen. Oude mensen en zuigelingen hebben evenveel kans om dood te
gaan, en ook evenveel kans om te leven", zei hij en vervolgde: "Ze
liep langs de weg, net na een bocht stapte ze de weg op. Ze droeg
schoenen met hoge hakken. Ik kon niet meer stoppen. Ik raakte haar
met het rechtervoorspatbord. Ze vloog door de lucht." Hij schudde
somber het hoofd. "Daarna heb ik tijdenlang last van nachtmerries
gehad."
Steinar Malling had zijn armen over elkaar geslagen en zat nu
ritmisch heen en weer te wiegen.
"Ze had zoals gewoonlijk gedronken", ging Sivert Malling
verder. "Dat bleek later. Ze zou naar de stad gaan om te werken. Ik
werd volledig vrijgesproken."
Cato Isaksen knikte. "Werkte ze als prostituee?"
Sivert Malling stond op en pakte een volle asbak van een
ladekast. "Zo werd het toen nog niet genoemd", zei hij, "maar
iedereen wist wat ze deed."
Cato Isaksen gaf de houten vogel terug aan Steinar. "Hij is
echt prachtig", zei hij. Steinar stond op en zette hem weer op de
televisie.
De rechercheur volgde hem met zijn ogen. Even later, toen hij
opstond om weg te gaan, legde Steinar zijn beide handen voor zijn
ge¬zicht.
Zijn vader liep geërgerd naar hem toe en trok ze weg. "En nu
is het afgelopen", zei hij luid en schudde moedeloos het
hoofd.
Steinar Malling stond voor het raam. Hij zag de politieman de
trap aflopen en over het erf naar de civiele politieauto gaan. Hij
was teleurgesteld dat het geen echte politiewagen was. Hij droeg
ook geen uniform. Misschien zou hij een andere keer terugkomen om
hem met een politiewagen op te halen. Niemand kon weten hoe lang de
doden het zouden uit houden. Ondertussen moest hij opletten.
Plotseling huilde hij. Hij huilde omdat hij huilde. Straks zou hij
avondeten maken voor zichzelf en zijn vader, daarna zouden ze samen
naar de televisie kijken, zoals altijd.