ZE
LIEPEN DOOR EEN DRAAIDEUR DE HAL VAN DE TV-STUDIO
BINNEN.
Het viel
Cato Isaksen op dat Randi Johansen er moe uitzag. Dat was ze ook,
vertelde ze. Haar dochter had de hele nacht gehuild. "En ik heb een
slecht geweten", zei ze. "Ze is nog zo klein."
Ze werden opgehaald en naar de nieuwsredactie gebracht.
Knut Olsen, de vriendelijke presentator van Redaksjon 21,
heette iedereen in de wachtruimte welkom, toen ze één voor één
terugkwamen van de schminkafdeling. De afdeling was onlangs
verbouwd en modern ingericht. Knut Olsen had een sympathieke
uitstraling, maar Cato Isaksen wist dat de knappe man met het
halflange, golvende haar, messcherp kon zijn. "Dit is Sonja
Pettersen van het opvangcentrum in Oslo", zei hij en stelde de
rechercheur aan de overige deelnemers voor.
"We kennen elkaar al", zei Cato Isaksen met een lachje naar
Sonja Pettersen. Ze omhelsde hem vluchtig en even kreeg hij een lok
van haar dikke rode haar in zijn mond.
De zuster van de vrouw die was ondergedoken, groette hem
kortaf. Het was duidelijk dat Cato Isaksen, alias de politie,
hoofdvijand nummer één was.
Ze kregen te horen dat de minister van Justitie in een taxi
onderweg was. Hij kwam van een zitting in het parlementsgebouw over
de te hoge uitgaven voor de aanleg van de spoorlijn naar het
vliegveld Gardermoen. De voormalige minister van Verkeer werd door
een onderzoekscommissie over de aanleg van de nieuwe luchthaven
gehoord.
Er heerste een gespannen en nerveuze stemming in de studio.
Technici en mensen van de belichting liepen heen en weer om alles
in orde te maken voor de rechtstreekse uitzending.
Op het laatste moment kwam minister van Justitie Odd Einar
Dorum gehaast de studio binnen. Als gewoonlijk zat zijn haar in een
warrige bos op zijn ronde hoofd. Hij zag er moe en bezorgd uit.
Cato Isaksen kreeg een plaats aangewezen tussen Sonja Pettersen en
de zuster van de vrouw die was ondergedoken.
Technici met headsets en mensen van de belichting brachten
haastig de laatste details in orde. Een jonge vrouw controleerde de
microfoons die iedereen had gekregen. Cato Isaksen, die voor de
gelegenheid zijn uniform had aangedaan, trok zijn overhemd recht
dat knelde rond zijn hals. Het licht en de warmte van de lampen
brandden op zijn gezicht.
"Jullie zijn in de lucht", riep een van de technici. Het rode
lampje op zijn camera werd groen.
Knut Olsen heette de panelleden welkom en vertelde de kijkers
dat deze keer een verre van vrolijke zaak aan de orde zou komen:
"Namelijk de traagheid van de politie in zaken waarbij vrouwen hun
geliefde of echtgenoot aangeven voor bedreigingen of geweld. Een
tijdje geleden speelde een dergelijke zaak in Meloy, vlak bij Bodo,
waar een jonge vrouw door haar ex-vriend werd vermoord. En nu is
het weer raak. Een vrouw van 32 jaar deed nog maar een paar weken
geleden aangifte tegen haar ex-man voor bedreiging met de dood. Nu
is ze dood, haar ex-man is samen met hun kind dat hij ontvoerd
heeft op de vlucht."
De presentator wendde zich tot het panel en keek naar Cato
Isaksen. "Hoofdinspecteur Cato Isaksen, rechercheur bij de afdeling
moordzaken van het politiedistrict Oslo, waarom neemt de politie
dergelijke zaken niet serieus?"
"We nemen dergelijke zaken wel zeker serieus", begon hij. "Ik
wil ogenblikkelijk het betreurenswaardige in deze concrete zaak
benadrukken. Ons doel is juist om dergelijke gebeurtenissen te
voorkomen. We hebben een groot apparaat dat aan deze zaken werkt,
maar af en toe lukt het ons niet. In de eerste plaats vanwege
gebrek aan middelen. Laat mij echter meteen duidelijk stellen dat
ik hier op de huidige zaak niet in kan gaan. We hebben overigens
onvoldoende bewijs om te stellen dat de ex-man de moordenaar is.
Wat dat betreft hebben de media hun eigen conclusies
getrokken."
Sonja Pettersen sprong er direct bovenop: "De politie neemt
dergelijke zaken niet serieus", concludeerde ze, "dat zien we elke
keer weer. Niet alle zaken eindigen met moord, maar vandaag de dag
moeten meer dan vijfhonderd vrouwen in Noorwegen op een
onderduikadres wonen, uit angst voor wat een man hen zal aandoen.
Dat is een onhoudbare en vernederende situatie. Bovendien is er
geen enkele man, absoluut geen enkele", onderstreepte ze, "die zich
op een dergelijke manier schuil moet houden voor een vrouw."
Daarna gaf de minister van Justitie algemene informatie over
een eventuele bijdrage van de regering. "In eerste instantie zullen
wij een onderzoekscommissie instellen", vertelde hij.
"Maar zal de regering ook meer geld aan het politieapparaat
toewijzen?" onderbrak de presentator hem.
De minister van Justitie, die zo'n concrete vraag duidelijk
niet op prijs stelde, praatte eroverheen met een lang verhaal over
wat er tot nu toe was gedaan en wat het doel op lange termijn
was.
Ten slotte kwam de zuster van de vrouw die was ondergedoken
aan het woord. Ze trilde van woede en had tranen in haar ogen toen
ze vertelde hoe haar zuster leefde, hoe haar kinderen leden, hoe
hulpeloos haar familie en vrienden moesten toekijken. Ze keek Cato
Isaksen recht in zijn ogen en vroeg zich af of hij 's nachts nog
goed kon slapen, na de moord op Ester Synnøve Lønn.
Randi Johansen, die in de wachtruimte zat te wachten, prees
hem na afloop. "Je hebt het goed gedaan", zei ze. Cato Isaksen was
bekaf toen hij 'savonds om een uur of halfelf de deur van zijn huis
in Asker opendeed. Bente had late dienst. Vetle zat in de kamer en
keek als gewoonlijk naar de tv. Zijn arm zat in het gips. De rode
kat lag naast hem te slapen.
"Wat is er met jou gebeurd?" vroeg Cato Isaksen ongerust. "Ben
je gevallen?"
Vetle schudde verdrietig het hoofd. "Ik heb je op tv gezien",
zei hij met een stem die bijna even zwaar was als die van een
volwassen man. "Mama heeft geprobeerd je te bellen."
"Wat is er met je arm gebeurd?" herhaalde Cato Isaksen.
"Ik ben omvergeduwd. Mama zegt dat jullie met de leraren
moeten praten. Maar ik weet het niet. Dan wordt het natuurlijk nog
erger. Ik ben geen klein kind meer. Ze persen me geld af. Eén
jongen met zijn vrienden. Hij zegt dat ik hem beledigd heb, dat hij
geld wil hebben om mij met rust te laten. Ik geloof dat hij uit
Iran komt."
Cato Isaksen zuchtte diep.
"Mama zegt dat Hamza misschien met hem kan gaan praten."
"Hamza?" Cato Isaksen voelde ergernis opkomen. Vetle knikte.
"Hij moet zich hier niet mee bemoeien. Hij heeft er niets mee
te maken."
Vetle slikte. "Ik vind Hamza een aardige vent", zei hij
terwijl hij zijn vader verdrietig aankeek. "Ik praat vaak met hem,
aan de telefoon en zo."
"Waarover?"
"Van alles, hij vraagt bijvoorbeeld hoe het met mij gaat."
Vetles stem was vlak, er was geen nuance te bespeuren. Cato Isaksen
kon er niets uit opmaken.
"Is dit al lang aan de gang?" vroeg Cato Isaksen en voelde
opnieuw de angst die hij ook had gevoeld toen hij het drugsgebruik
van zijn oudste zoon ontdekte. "Waarom heb je niets gezegd?"
Vetle haalde moedeloos de schouders op, stond op en liep naar
boven.