JOHNNY SVENDSEN SMEET ZIJN SIGARETTENPEUK OP HET IJZIGE TROTTOIR voor hem. Hij liep haastig door de Theresesgate. Voor de deur van een groentewinkel liet een oude dame een zak sinaasappels op de grond vallen. Auto's zoefden langs en lieten een geur van uitlaatgassen en een koude luchtstroom achter. Hun banden maakten een plakkerig geluid op het glimmende asfalt. 
   Johnny Svendsen was een meter negenenzeventig lang en had o-benen. Zijn donkere haar was met haargel achterovergestreken, aan zijn voeten had hij een paar oude cowboylaarzen. Hij liep met zijn handen diep in zijn zakken terwijl zijn lichaam soepel heen en weer wiegde. Het was koud. Hij trok zijn dunne leren jack beter om zich heen, maar de kou trok langs zijn broekspijpen omhoog. 
   Johnny Svendsen haalde diep adem. Daar was het weer, dat donkere gevoel, dat verschrikkelijke allesoverheersende gevoel dat alles voorbij was. Het deed hem geen goed. Zijn zenuwen lagen open en bloot. Zijn leven had zich in een donkere plooi verborgen. Hoeveel kon een mens verdragen? 
   Naar huis gaan kon hij niet. Bjørn Tore had een bericht op zijn mobiele telefoon ingesproken om hem te waarschuwen. De smerissen zaten
achter hem aan. Hij wist niet goed wat hij moest doen. Bjørn Tore had zelf al genoeg problemen. 
   Maar hij was geen vader. Als ze hem zouden oppakken, werd het nog moeilijker om contact met het kind te krijgen. De zevenjarige jongen leek op hem, was net een foto van hemzelf op die leeftijd. Hij had zijn donkere haar, grijze ogen, jukbeenderen, lange armen. 
   Hij liep het Stenspark in. De toren van de Fagerborgkerk priemde als een krachtige speer de hemel in. Op sommige plekken was het spekglad. Het gras onder zijn voeten was bedekt met een dun, doorzichtig ijslaagje, het leek haast een lijkwade. Onbarmhartig waren de bloedeloze, vergeelde herfstbladeren door het ijs en de kou naar beneden gedwongen. Uit alles sprak leegte, uit het park, de straten, uit het geluid van de af en aan zoevende auto's. De stilte die hij vanbinnen voelde was niet om uit te houden. Zijn darmen snoerden zich samen van de honger. 
   Kortgeleden had hij ontdekt waar Markus was. Hij had kunnen weten dat hij in Enger zou zijn, maar hij had geen contact met oude vrienden of familie. Niet meer. Het afgelopen jaar had hij niet eens met zijn tante, bij wie hij was opgegroeid, willen praten. Maar nu wist hij dat Markus op de boerderij van haar ouders woonde. Dat was tenminste iets, of eigenlijk was het alles. En eindelijk wist hij ook waar Ester Synnøve woonde. Het had hem een jaar gekost om erachter te komen. Hij had er enorm veel tijd en energie in gestoken. Dacht ze werkelijk dat ze van de aardbodem kon verdwijnen? Dacht ze werkelijk dat ze aan hem kon ontsnappen? Hij zou haar laten boeten. Het was haar schuld dat zijn leven in puin lag. 
   Ester had hem vernederd. De woede die hij voelde liet zich niet beschrijven. Een verdomd verwend kreng, dat was ze. Alles moest altijd zoals zij het wilde. Wat had ze dan gedacht, dat hij naar haar pijpen zou dansen? 'Zich zou gedragen zoals zij het noemde. Hij zou zich verdomme helemaal niet gedragen. Ze had hem de wet niet voor te schrijven. 
   Als hij aan Markus dacht, voelde hij een krankzinnige haat. Werd hij als een dier. Wist hij niet meer waar hij mee bezig was, wat hij at of  wanneer hij had gegeten. Hij sliep bijna nooit. Hij bleef maar aan hetzelfde denken, alsof er een boze molen in zijn hoofd maalde. Hoe hij wraak zou nemen, hoe hij haar zou laten begrijpen dat ze geen keuze had, dat ze bij hem terug moest komen. Hij had het niet opgegeven. Hij zou het nooit opgeven. Hij haalde zijn handen uit zijn zakken en wreef ze tegen elkaar, alsof de kou op die manier zijn greep zou verliezen. 
   Hij had het altijd moeilijk gehad, maar de tijd met Ester was anders geweest. Toen was hij thuis geweest met haar. Was hij iemand geweest. Met haar was de eenzaamheid milder. Het had te maken met samenzijn, met z'n tweeën zijn. Alleen was het niet te verdragen. Ze waren bij elkaar geweest vanaf hun veertiende tot het moment dat ze hem twee jaar geleden had verlaten. Hij dacht dat ze het goed hadden samen. Dat dacht hij echt. Natuurlijk wist hij wel dat hij af en toe onredelijk kon zijn, maar hij dacht dat ze daar niet zo zwaar aan tilde. Hij meende het immers niet echt. En zij was ook niet altijd even gemakkelijk. Soms vond hij dat ze naar andere mannen lonkte. Niet dat hij concrete bewijzen had, het was meer een gevoel. Hij wist het niet zeker, misschien had hij overdreven. Maar ze was zo mooi. 
   Hij beet zijn tanden op elkaar. Die teef had zoveel voor hem kapotgemaakt. Had hem in de duisternis van de eenzaamheid geschoven, de jongen van hem afgenomen, hem dakloos en meelijwekkend gemaakt.
Nu teerde hij op de zak van verre bekenden, had een flat geleend van iemand die eigenlijk geen vriend van hem was. 
   Johnny Svendsen liep de Stensgate in. Er stond een koude wind. Twee dames passeerden hem op het trottoir. Ze waren druk met elkaar in gesprek. Hij ving flarden van hun gesprek op'... dat niet alleen, maar weet je wat hij zei... niet te geloven.' 
   Markus was nu zijn doel geworden. Hij kon niet meer naar zijn werk, aangezien de smerissen hem zochten. Hij was metrobestuurder en zou die dag vroege dienst hebben gehad. 
   Uit zijn zak diepte hij een pakje sigaretten op, deed een sigaret in zijn mond en stak hem met zijn wegwerpaansteker aan. Hij stak de straat over en liep in de richting van nummer 21. De deur zat natuurlijk op slot. Hij moest even zoeken naar Lises naam. Hij was hier al vaker geweest, maar herinnerde zich nooit waar haar naam precies stond. Hij moest haar via de intercom zover krijgen dat ze de deur voor hem opendeed. Vandaag moest ze hem gewoon binnenlaten. Hij ging met zijn ogen over de namen naast de deurbellen. Ten slotte vond hij de naam die hij zocht. Sommer, stond er op het koperen plaatje tussen alle andere namen. Hij drukte hard op de bel en deed een paar stappen naar achteren. Hij kon niet stil blijven staan, de kou was lang geleden al door zijn laarzen zijn voeten binnengedrongen. 
   De stilte was overweldigend. Hij drukte nog een keer op de bel. Hij wist niet of ze op haar werk was. Hij wist niet eens waar ze werkte en of ze wel werk had. Hij had haar in geen eeuwen meer gezien. 
   Hij drukte nog een keer op de bel en stond net op het punt zich om te draaien toen er een zacht gekraak uit de intercom kwam. Een vermoeide, hese stem zei hallo. 
   "Ik ben het, Johnny, ik wil Use graag spreken." 
   Even was het helemaal stil. "Ik wil je niet zien", zei ze bijna fluisterend. 
   Er klonk nog steeds een gesuis uit de luidspreker, toen hoorde hij een korte metalen klik. Ze had weer opgelegd, had ook deze keer niet op het knopje gedrukt om de deur open te doen. Driftig legde hij zijn wijsvinger weer op de deurbel. 
       "Ik wil niet met je praten." Lise Sommer reageerde meteen. Haar stem trilde. "Nooit meer, heb ik gezegd." 
   "Heb ik je soms iets gedaan? Helemaal niets, verdomme. Ook al zijn
Ester en ik... daarom kunnen wij nog wel vrienden zijn." 
   Hij wist natuurlijk dat ze aan Esters kant stond, maar dan nog. Vroeger had hij een bepaalde macht over Lise gehad. Lang geleden, toen hij het middelpunt van hun clubje was. Als het eropaan kwam had hij macht over hen allemaal gehad. Wat was er eigenlijk gebeurd? Wat gebeurde er nu met hem? Hij drukte nog een keer op de bel. En deze keer zou hij het er verdomme niet bij laten zitten. Hij smeet de sigarettenpeuk op het trottoir en trapte die uit. Toen plantte hij zijn vuist op de koperen plaat met deurbellen. 
   Zijn knokkels deden pijn. Uit een klein wondje sijpelde bloed. Een aantal deurbellen was kapotgegaan. Hij pakte ze beet en rukte eraan tot ze alleen nog aan hun rode en zwarte snoeren hingen. "Dat komt ervan, kutwijf!" brulde hij. Toen zette hij de kraag van zijn leren jack omhoog, draaide zich om en liep trillend van woede en kou de straat uit. 
De rouwmantel
Cover.xhtml
Titlepage.xhtml
Halftitle.xhtml
Dedication.xhtml
Abouttheauthor.xhtml
Copyright.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml