OUDE MENSEN EN ZUIGELINGEN HEBBEN EVENVEEL
KANS OM DOOD te gaan en ook evenveel kans om te leven. Cato
Isaksen hoorde de woorden van Sivert Malling in zijn hoofd, steeds
opnieuw. Hij legde zijn hoofd in zijn handen. Hij had opnieuw een
teleurstellende dag op zijn werk achter de rug. Ze hadden in de
loop van de dag een aantal intensieve vergaderingen gehad en alle
deskundigheid was aangewend om de identiteit van het lijk in het
moeras te achterhalen.
Na het bericht dat het lijk in het moeras niet Vesla Mortensen
was en de gebeurtenis met Georg de vorige dag, voelde Cato Isaksen
zich helemaal uitgeput. Naast het diepgaande, tot nu toe mislukte
rechercheonderzoek, werden er ook aan het thuisfront allerlei
dingen van hem verwacht. Dingen die hij niet naar behoren af kon
handelen. Bente had met een glas rode wijn op hem zitten wachten
toen hij de vorige avond van Semsvann was thuisgekomen. Georg
sliep. Ze begreep dat hij moe was, maar keek hem toch verwijtend
aan. En hij begreep haar. Maar het deed hem goed dat Vetles nieuwe
vriend ook die avond aan de keukentafel een boterham met jam zat te
eten. Hij had de donkere jongensstemmen steeds op de achtergrond
gehoord. Het was een enorme opluchting dat het ernaar uitzag dat
Vetle een nieuwe vriend had gevonden.
De opsporing van de Engelse Rita Helen was geïntensiveerd.
Cato Isaksen had de moed niet kunnen opbrengen om naar Tilla
Mortensen te gaan en haar het laatste nieuws te vertellen. Hij had
Asle Tengs en Randi Johansen gestuurd. Ze vertelden dat haar
reactie milder was dan verwacht. "Ze maakte niet direct een blije
indruk", zei Randi Johansen toen ze terugkwamen. "Het moet voor
haar ook heel verwarrend zijn."
"Was het dan geen verheugende mededeling dat het niet haar
dochter was die in het moeras was gevonden?"
"Misschien is het haar gewoon te veel geworden", herhaalde
Randi Johansen. "Morgen komen ze hier voor het verhoor, zij met
haar buurman en zijn merkwaardige zoon. Misschien krijg jij iets
meer uit haar."
Karsten Tønnesen had geholpen met een profielschets van Vesla
Mortensen. Dat was natuurlijk niet gemakkelijk. Het profiel was
gebaseerd op veronderstellingen, maar uiteindelijk tekende zich
toch een beeld af van een zwakke, maar tegelijk ook sterke
persoonlijkheid. Verward, maar zelfstandig en vastbesloten. Na het
verhoor van de moeder en de buren zouden ze de volgende dag
verdergaan met de profielschets.
Toen Cato Isaksen in de namiddag naar huis reed, dacht hij aan
Vesla's woorden op de achterkant van het gedicht dat Tilla
Mortensen hem had laten zien. 'Als mama boos wordt, durf ik niet te
voorspellen wat ze gaat doen.' Had Tilla Mortensen de hele tijd
geweten dat haar dochter niet dood was?
Tilla Mortensen voelde zich zwak en misselijk. Ze had 's
nachts niet geslapen. Om twee uur was het licht haar kamer alweer
binnengedrongen en de vogels hadden hun kelen schor geschreeuwd,
terwijl lichte en donkere gedachten vochten om een plekje in haar
hoofd. Vreugde, verdriet, onrust. Wat gebeurde er toch
allemaal?
Cato Isaksen zag dat ze moe was. Hij bood eerst zijn
verontschuldigingen aan voor wat er de vorige keer was gebeurd.
Tilla Mortensen glimlachte flauwtjes. "Het spijt mij ook", zei ze.
Ze vroeg hem om te beginnen. "Ik wil het zo snel mogelijk achter me
hebben", zei ze.
Cato Isaksen knikte. "Bent u ooit in Oslo geweest om uw
dochter te zoeken?" begon hij.
Tilla Mortensen keek langs hem heen en schudde het hoofd.
"Niet om haar te zoeken", zei ze.
"Hebt u Ester Synnøve Lønn bezocht om te horen of zij iets
over uw dochter wist?"
"Nu niet."
"Wanneer dan wel?"
"Ik ben een keer bij haar geweest toen ze nog in het
rijtjeshuis woonde. Toen ze nog getrouwd was met Johnny Svendsen."
"Waarom hebt u dat niet eerder verteld?"
Tilla Mortensen haalde vermoeid de schouders op. "U hebt er
niet naar gevraagd", zei ze.
"Waarom hebt u haar opgezocht?"
"Om te vertellen dat Vesla was verdwenen. Maar ze wist het al.
Ze had het gehoord, zei ze. Ze had haar zoon bij zich. Ik weet niet
of Johnny toen nog bij haar woonde. Ze vond het niet leuk om mij te
zien."
Cato Isaksen stond op en liep langzaam in zijn kamer op en
neer.
"Haatte u Ester Synnøve Lønn?" vroeg hij plotseling en hij
keerde zijn gezicht naar het raam. Hij wilde haar niet aankijken
als ze antwoord gaf.
Het antwoord kwam onmiddellijk. "Ja", zei ze.
Cato Isaksen draaide zich naar haar om. Toen ze elkaar
aankeken, deed Tilla Mortensen geen poging zijn blik te ontwijken.
"Ja", zei ze nog een keer, "ik haatte Ester Synnøve. Ik ben blij
dat ze dood is."
Cato Isaksen liep naar zijn stoel en ging moeizaam zitten. Hij
nam Tilla Mortensen stilzwijgend op. Haar verwarde, gelige haar,
met hier en daar grijze strepen. Ze was onverzorgd. Ze was klaar
met haar leven. Wat had ze eigenlijk te verliezen? "En Lise
Sommer", vroeg hij, "haat u haar ook?"
Tilla Mortensen knikte. "Ja", zei ze, "haar ook." "Hebt u haar
ook opgezocht?" "Ja, twee keer." "Hebt u haar gezien?"
"De ... de eerste keer wilde ze wel met me praten. Toen had
Vesla een soort inzinking gehad. Maar later, kort nadat Vesla was
verdwenen, wilde ze me niet binnenlaten."
"U hebt niets over die inzinking verteld."
Tilla Mortensen haalde de schouders op. "Het was niet zo
ernstig", zei ze. "Er waren zoveel rare dingen met Vesla aan de
hand", zuchtte ze moe.
"Wat hebt u tegen haar gezegd? Waar hebben jullie over
gesproken?"
"Ik heb gevraagd of ze wist wat ze had gedaan."
"Wist ze dat?" Cato Isaksen voelde iets achter zijn voorhoofd
branden. Hij moest zichzelf dwingen om niet op te staan en het raam
te openen. Hij wilde de stemming niet onderbreken.
Tilla Mortensen zonk nauwelijks zichtbaar in elkaar. "Nee",
zei ze zacht, "ze zei dat ze niet erger was geweest dan de andere
kinderen. Ze benadrukte steeds dat ze kinderen waren."
Cato Isaksen dacht aan de verkrachting en overwoog of hij het
Tilla Mortensen zou vertellen.
"Had Vesla nog andere vrienden dan Steinar Malling?"
"Nee." Tilla Mortensen schudde moe het hoofd. Ze draaide haar
gezicht even weg en richtte haar blik op een schilderij aan de
wand. "Alleen Steinar, heb ik toch gezegd. U vraagt steeds
hetzelfde", zei ze geïrriteerd.
Cato Isaksen zuchtte vermoeid. "U wilt toch ook dat we de
waarheid boven tafel krijgen?"
"Ja, natuurlijk, neemt u me niet kwalijk", zei ze
verontschuldigend.
"Weet u nog wat er gebeurde in het weekend dat Vesla is
verdwenen? Iets wat u nog niet hebt verteld."
Tilla Mortensen fronste haar voorhoofd. "Lise Sommer was op
bezoek bij Ester Synnøve en haar ouders, geloof ik."
"Weet u dat zeker?"
Ja.
"Weet u of Vesla Lise en Ester heeft ontmoet?"
"Nee. Ik hoorde in de winkel dat Lise op bezoek was. Vesla was
niet thuis. Ze plukte aardbeien bij Rønning, samen met
Steinar."
Cato Isaksen voelde zich opeens misselijk. Roger Høibakk stak
zijn hoofd om de deur en vroeg hem naar de kamer ernaast te komen,
waar hij en Randi Johansen Sivert Malling verhoorden.
"Eén moment", zei Cato Isaksen en keek naar Tilla Mortensen.
"Ik ben bang dat ik u moet vragen om een alibi voor de nacht van 6
januari. Waar was u toen Ester Synnøve Lønn werd vermoord?"
Tilla Mortensen keek hem eerst niet-begrijpend aan, en keek
toen naar Roger Høibakk, die nog steeds in de deuropening stond.
Toen lachte ze een donkere, akelige lach, die al snel overging in
een enorme hoestbui.
"U maakt een grapje", zei ze toen ze weer op adem was gekomen.
"U denkt toch niet serieus dat..."
"Wat deed u die nacht?" Cato Isaksen hield haar blik vast.
Roger Høibakk trok zich stilletjes terug.
Tilla Mortensen schudde zachtjes het hoofd. "Ik was in elk
geval niet in Oslo", stelde ze vast. "Oudejaarsavond was ik bij
Sivert en Steinar. Op zulke dagen zijn we altijd bij elkaar.
Kerstavond, Pasen ... Op 5 en 6 januari deed ik niets bijzonders.
Ik was thuis." Haar gezicht vertoonde nog steeds een verraste
uitdrukking. "Vraag het maar aan Sivert. Hij houdt me goed in de
gaten. Hij weet zelfs wanneer ik naar de winkel ga."
"Hoe was uw relatie met uw dochter?"
"Onze relatie..."
"Kon u het goed met elkaar vinden?"
"Och, hemeltjelief." Tilla Mortensen haalde vermoeid een hand
door het haar. "We hadden het prima samen, maar af en toe maakten
we ruzie. Dat doet iedereen. Maakt u geen ruzie met uw
kinderen?"
Cato Isaksen sloeg zijn ogen neer, stond op en vroeg haar even
te wachten. Toen liep hij de andere verhoorkamer binnen, waar Roger
Høibakk en Randi Johansen Sivert Malling verhoorden.
Sivert Malling bevestigde resoluut dat Tilla Mortensen de
avond van 5 januari thuis was geweest.
"Ook 'snachts?" vroeg Cato Isaksen een beetje sarcastisch, en
Sivert Malling begon te twijfelen.
"Kan uw zoon, Steinar, alleen naar Oslo reizen?" ging hij
verder.
"Zeker niet. Wat is dit voor onzin?" zei Sivert Malling
verontwaardigd.
"Kan hij met Tilla Mortensen naar Oslo zijn geweest?"
Nu keek ook Roger Høibakk zijn collega opgelaten aan. De
warmte en de benauwde lucht beroofden Cato Isaksen van zijn
verstand.
"Ik denk dat we even moeten pauzeren", drong Roger Høibakk aan
en hij liep weg om iets te drinken te halen.
Cato Isaksen verliet de kamer. In de gang zat Steinar Malling
op een stoel. Hij staarde naar de vloer en probeerde zijn armen en
benen in bedwang te houden. Hij droeg een zonneklep met een
zilveren embleem. Ze hadden niets uit hem kunnen krijgen. Hij keek
niet op toen de rechercheur langs hem heen liep. Naast de stoel
stond een in groen plastic verpakte plant.