MENSEN
ZIJN MET ZULKE TERE BANDEN AAN ELKAAR VERBONDEN, dat ze
breken bijna zonder dat we het merken. Hij kon zich niet herinneren
waar hij die woorden had gelezen, maar ze bleven in zijn hoofd
gonzen. Cato Isaksen schakelde naar de vijfde versnelling en week
uit naar de linkerrijbaan. Hij was op weg naar huis. Hij reed langs
Sjolyst en sloeg even later af naar het Norol-station om te tanken.
Georg sliep op de achterbank. Het jongetje zat onder de modder. Hij
had met een ander jongetje in de tuin gespeeld toen hij hem kwam
halen. Cato Isaksen had een paar kranten onder hem gelegd, in het
stoeltje en op de vloer, onder de vieze Cherrox-schoenen.
Sigrid had er moe uitgezien. Het kleine meisje stond tussen
haar benen te dreinen. Georgs halfzusje had pikzwart haar en
donkere ogen, net als haar vader.
Ze hadden afgesproken dat Florian Rosati de volgende dag naar
het politiebureau zou komen. Er was contact opgenomen met Rakel
Mandal. Ze wilde maar al te graag komen om de politie te helpen de
man te vinden die ze vanuit haar raam had gezien op de avond dat
Ester Synnøve Lønn werd vermoord.
Cato Isaksen wist niet in hoeverre hij de oude dame kon
vertrouwen. Het was immers al maanden geleden dat ze de man had
gezien, maar ze moesten een poging wagen.
Hij dacht aan wat Florian Rosati had gezegd over de dood. 'De
tuin van de gelukkige doden. We moeten medelijden hebben met de
doden.' Behoorlijk tegenstrijdig, allemaal gelul. Hij had het
akelige gevoel dat Florian Rosati een ander was dan voor wie hij
zich uitgaf. Waarom was hij niet naar de politie gegaan? Zijn domme
excuses boden geen enkel houvast.
Cato Isaksen moest later die dag terug naar het bureau. Toen
hij het werk van Ingeborg Myklebust had overgenomen, had hij er
veel organisatorische taken bij gekregen. Een nieuwe zaak moest
worden gerechercheerd. Die morgen was de melding binnengekomen van
een moord op een oude man. Hij was door een familielid
doodgestoken. Cato Isaksen had Thorsen en Billington ingezet als
onderzoeksleiders. Hij had het zo geregeld dat ze tijdelijk een
paar mensen van de zaak Lønn konden lenen. Bovendien moest hij zijn
laatste rapporten nog uitwerken. Niet dat er zoveel nieuws te
melden was, maar hij moest het laatste verhoor van Johnny Svendsen
en Bjørn Tore Lønn nog uitwerken en verspreiden onder zijn
teamleden.
Bjørn Tore Lønn had herhaald dat hij niets wist van de vriend
van zijn zus. Hij dacht dat het misschien een bedrieger was. "Ik
had beslist van hem geweten", hield hij vol. "We vertelden elkaar
alles."
Cato Isaksen had hem eraan herinnerd dat zijn zuster ook niets
had geweten van de geënsceneerde overval die hij en Johnny Svendsen
samen hadden uitgevoerd. Misschien had ook zij haar geheimen
gehad.
Hij dacht aan Ester Synnøve Lønn, Lise Sommer, Vesla Mortensen
en Johnny Svendsen. Een merkwaardig samengestelde groep. Alleen
Ester kwam uit een zogenaamd normaal gezin. Johnny was bij zijn
tante opgegroeid. Vesla bij haar moeder. Lises ouders waren
gestorven toen ze nog een tiener was. Wat had er eigenlijk gespeeld
in hun groep? Hadden ze een andere band met elkaar gehad dan
normaal? Waren er dingen gebeurd waar niemand iets van wist? Hij
moest Lise Sommer harder aanpakken, meer informatie uit haar zien
te krijgen. Hij wilde ook meer weten over haar verhouding met
Florian Rosati, of de romantische onzin waar de Italiaan mee kwam,
ook klopte. En hij moest Johnny Svendsen met Florian Rosati
confronteren en kijken wat zijn reactie daarop was.
Bepaalde dingen zouden nu misschien gemakkelijker worden. Hij
dacht dat hij Eivind Stang op andere gedachten zou kunnen brengen.
Nu er een mogelijk nieuwe verdachte opdook, kon de verdediger
misschien zijn invloed aanwenden bij Johnny Svendsen, zodat hij mee
wilde werken aan nieuwe verhoren.
Rakel Mandal stevende door de gang, met een bebaarde
politieman op haar hielen. Ze droeg voor de gelegenheid een grijze
vilthoed met langs de rand een band waarachter een paar rode bessen
en een klein twijgje waren gestoken. De voorjaarscreatie had
beslist betere tijden gekend, evenals haar stevige, bruine
schoenen.
Het was belangrijk dat ze de politie hielp. Ze was zeker van
zichzelf en zag het beeld van de man op het trottoir voor zich. Ze
zou hem nooit vergeten. Daar konden ze van op aan. Ze zou de
politie helpen hem te identificeren.
Isaksen begroette de oude vrouw hartelijk. Ze glimlachte toen
ze ook Roger Høibakk herkende. Dit was een heel belangrijke dag in
het leven van de oude vrouw. Ze had over deze seance al lange
telefoongesprekken gevoerd met haar vriendinnen.
De zes mannen stonden naast elkaar. Bjørn Tore Lønn stond als
nummer één, Florian Rosati als nummer twee, daarnaast twee donkere
politiemannen in burger als nummer drie en vier. Johnny Svendsen
stond als nummer vijf en nog een politieman in burger als nummer
zes.
Cato Isaksen en Roger Høibakk liepen met Rakel Mandal naar het
aangrenzende kamertje. De zes mannen stonden met de handen op hun
rug. "Alstublieft, denkt u er goed over na", zei Cato Isaksen. "Zeg
niets tot ze zich hebben omgedraaid zodat u hun profiel kunt zien.
Wacht tot ze één voor één een stukje naar voren zijn
gekomen."
"Ik zie hem al." Rakel Mandal keerde zich naar de rechercheurs
toe. "Ik hoef niet te wachten. Het is nummer twee. Zoals ik al zei,
een donkere, mooie man. Hij is het."
De confrontatie werd, geheel volgens de regels, nog een keer
herhaald. Deze keer stond Florian Rosati als nummer zes. Rakel
Mandal pikte hem er ook deze keer direct uit.
Naderhand werd ze uitgebreid bedankt en verliet ze het
politiebureau met haar spitse neus nog meer in de wind.
Toen Florian Rosati werd geconfronteerd met de
getuigenverklaring, haalde hij onmiddellijk bakzeil en bekende hij
dat hij op de avond van 5 januari toch in de Odinsgate was geweest.
"Maar ik was voor elven alweer terug in het restaurant. Daar heb ik
getuigen voor. Verschillende van mijn personeelsleden kunnen dat
bevestigen. We hadden een diner voor een afdeling van een
uitgeverij. Ik weet zeker dat een aantal zich mij nog kan
herinneren."
Hij werkte van harte mee aan bloedproeven en vingerafdrukken,
maar kreeg later bedenkingen. "Jullie zullen in de flat veel sporen
van mij vinden. Ik ben er immers vaak geweest en zoals gezegd ook
op die avond, maar ik ben om elf uur vertrokken", herhaalde
hij.
Waarom hebt u gelogen?" Cato Isaksen keek hem sceptisch aan.
"Weet u dat het strafbaar is om tegen de politie te liegen?"
Florian Rosati schudde somber het hoofd. "Ik heb er niets mee
te maken. Ik wilde er niet bij betrokken raken", zwoer hij.
Eind april kwam de uitslag van Johnny Svendsens DNA-analyse.
Zijn DNA-profiel kwam niet overeen met de sporen in Ester Synnøve
Lønns flat. Weliswaar stonden zijn vingerafdrukken in ruime mate op
de voordeur, maar hij hield hardnekkig en overtuigend vol dat hij
alleen had geprobeerd in de flat te komen, maar dat het niet was
gelukt. Ondertussen was de haaranalyse niet helemaal
duidelijk.
Voor het rechercheteam was het een onverwachte en treurige
mededeling. Iedereen was er heilig van overtuigd geweest dat
onomstotelijk bewezen zou worden dat Johnny Svendsen de dader was.
Hij was woedend geworden toen hij over Florian Rosati hoorde, maar
Cato Isaksen verdacht hem ervan dat hij het al wist. De politie
hield vol dat de vingerafdrukken aan de buitenkant van de deur nog
steeds een zwaarwegend bewijs waren. Hij was op de plaats van het
delict geweest. Waarschijnlijk op dezelfde dag als ze werd
vermoord.
Plotseling was het alsof in het hoofd van Cato Isaksen de
bliksem insloeg. Waarom stond de deur van de flat open toen de
krantenbezorgster het lijk van Ester Synnøve Lønn vond? Zou het zo
kunnen zijn dat Johnny Svendsen de deur had opengebroken, maar dat
hij was geschrokken toen hij zijn ex-vrouw dood op de grond had
gevonden? Was Florian Rosati er voor hem geweest?
De gedachten verwarden hem. Er waren proeven genomen van Bjørn
Tore Lønn, Florian Rosati en Lise Sommer, maar de analyses waren
nog niet afgerond. En Steinar Malling? Wat wilde hij niet vertellen
en wat probeerde zijn vader te verbergen?