Haar vader had Agnes gevraagd of ze wilde dat hij het oude jaar bij haar kwam uitzitten, maar ze had gezegd dat hij dat met Katarina kon doen als hij dat wilde. Het zei haar echt helemaal niets, verzekerde ze hem. Ze was toch voortdurend moe en zou het waarschijnlijk toch niet tot twaalf uur volhouden. En ze hadden het immers met kerst al heel gezellig gehad met z’n tweetjes.
Ze had zich schuldig gevoeld toen Per vertelde dat Katarina op kerstavond naar de kliniek was gekomen. Dat ze zo eenzaam was had Agnes niet doorgehad. En als er iets was waarvan ze heel goed wist wat het was, dan was het eenzaamheid. Dat was het allerergste van anorexia, dat je al je contacten kwijtraakte.
Ook al heeft Agnes niet zoveel met Katarina, toch heeft ze besloten dat ze zou proberen haar best te doen. Misschien is het een onderdeel van het genezingsproces. De laatste tijd heeft ze het gevoel dat het tij zo zachtjes aan begint te keren, dat haar wil om beter te worden was toegenomen. Hoewel ze aan helse pijnen lijdt als ze moet eten en het meestal niet kan laten om haar oefeningen te doen, is ze toch stapsgewijs gaan minderen. Geleidelijk aan is ze minder gaan smokkelen en sporten, maar echt pijnloos gaat dat niet. Soms raakt ze zo in paniek dat ze het gevoel heeft dat ze kapotgaat.
Ze verafschuwt die dubbelheid. Aan de ene kant wil ze niets liever dan dat haar gewicht toeneemt, zodat ze weg kan uit deze kliniek en kan beginnen te leven. Aan de andere kant is dat nu juist wat haar de meeste angst aanjaagt.
Die aanval van boulimie die ze met kerst thuis kreeg, heeft er wel voor gezorgd dat ze gemotiveerder is om gezond te worden. Zo wil ze niet leven. De angst die dat bij haar opriep wil ze nooit meer meemaken. Tegelijkertijd werd ze er door de aanval aan herinnerd dat de anorexia niet alleen schadelijk is voor haarzelf, maar ook voor haar vader. Hij heeft immers alleen haar. En Katarina, natuurlijk. Het voelt heel goed dat zij samen oud en nieuw zullen vieren. Alleen al voor haar vader.
Bovendien heeft Per gezegd dat ook al hoeft hij eigenlijk niet te werken, hij toch graag met haar het oude jaar wil uitzitten. Ze zouden wel iets verzinnen om te doen.
Vlak na de lunch duikt hij op, komt net onder de douche vandaan, lijkt het. Ze zit op haar bed naar muziek te luisteren als hij zijn hoofd om de hoek van de deur steekt. Gelukkig is Linda verhuisd naar een andere kamer, zodat Agnes de kamer voor zich alleen heeft.
‘Hoi, kan ik binnenkomen?’
‘Jazeker.’
Het begint te tintelen in haar maag. Wat is er toch met haar? De vertwijfeling van gisteren na het bezoek van Cecilia’s oudere zus Malin en Jenny Levin is weggezakt en nu schaamt ze zich voor de uitbarsting.
‘Sorry voor gisteren.’
‘Dat geeft niet.’
‘Misschien moet ik Malin bellen om mijn verontschuldigingen aan te bieden. Ze begrijpt het vast wel.’
‘Ja, misschien wel.’
Ze ziet een schaduw over zijn gezicht gaan.
‘Maar vandaag niet,’ zei ze. ‘Ik kan morgen wel even bellen.’
Agnes wil het liefst het hele voorval vergeten.
Hij lijkt opgelucht. Het is voor hem natuurlijk ook niet gemakkelijk geweest. Al is hij wel heel wat gewend van de patiënten. Maar het was alsof er de laatste tijd iets bijzonders tussen hen beiden was ontstaan. Ze vraagt zich af of hij dat ook zo voelt.
‘Ik had gedacht dat we misschien even een eindje buiten zouden kunnen gaan lopen, of beter gezegd rollen,’ stelt hij voor.
‘Graag.’
Agnes was niet meer buiten geweest sinds ze terug was van Gotland. Het luchten was afgelast tussen kerst en oud en nieuw.
‘Ik moet nog even naar de wc.’
Moeizaam komt ze van het bed af en strompelt naar het toilet. Nu ergert het haar dat daar geen spiegel hangt. Ze wast haar gezicht, poetst haar tanden en knijpt in haar wangen zodat ze hopelijk een beetje kleur op haar gezicht krijgt.
De lucht is helder en koud. Per duwt de rolstoel door de sneeuwbrij. Agnes is goed ingepakt met een dubbel stel kleren, lange onderbroek, een aantal wollen truien en daaroverheen een dik gevoerde thermobroek en een dikke witte gewatteerde jas, waardoor ze eruitziet als een michelinmannetje. Op haar hoofd heeft ze een Russische berenmuts met oorflappen. Het is heerlijk om zo te kunnen zitten, de kou in je wangen te voelen bijten zonder het koud te hebben. Ze lopen de heuvel op in de richting van het centrum. Er zijn veel mensen buiten die nog snel de laatste boodschappen doen voor oudejaarsavond.
‘Wil je zien hoe ik woon?’ vraagt hij.
‘Oké.’
Hij rijdt haar een blauwgeverfde flat in. Het ruikt een beetje zurig in het trappenhuis. De lift is modern en de rolstoel past er zonder problemen in. Ze gaan naar de vierde verdieping.
Een lange rij deuren. Op de derde zit een bordje met witte plastic letters. p en m hermansson. geen reclame a.u.b.
Heel even schrikt Agnes. Woont Per samen?
‘Wie is M?’ durft ze te vragen als hij haar over de drempel naar binnen rijdt.
‘M zoals in mama,’ zegt Per, en hij begint te lachen. Een droge, vreugdeloze lach. ‘Mijn moeder dus, Margareta, maar ze is helaas overleden. En nu woon ik hier alleen.’
Ze voelt opluchting in haar borst, ook al vindt ze het jammer voor hem.
‘O, sorry. Ik wist niet dat je moeder overleden was.’
‘Kanker. Ze was verpleegkundige in de infectiekliniek hier in het ziekenhuis. Zij heeft me aan het baantje op de afdeling geholpen.’
‘Woonde je alleen met haar?’
‘Nee, mijn zus was er ook nog, maar zij is op haar achttiende al het huis uitgegaan. Mijn moeder en zij konden niet zo goed met elkaar opschieten.’
‘En je vader?’
‘Mijn ouders gingen uit elkaar toen ik nog klein was. Wil je koffie?’
‘Graag.’
‘Het is twee uur. Tijd voor je tussendoortje. Het is de vraag wat ik hier heb.’
Hij parkeert de rolstoel in de hal en ze stapt er zelf uit.
‘Zal ik je even een rondleiding geven?’ stelt hij voor. ‘Het is niet zo groot, maar…’
Hij lijkt nu bijna verlegen. Agnes vindt het schattig. Het is een lichte flat met ramen aan beide kanten. Het is er schoon en opgeruimd. Netjes, maar een tikkeltje saai. Niet direct persoonlijk. Ze lopen door de keuken, die doodgewoon is, met grijze keukenkastjes en een grenenhouten tafel met vier stoelen bij het raam. In de keuken hangt een rood gordijn en een strooien kerstster met rode linten.
‘Herken je het?’
Agnes knikt. Hij heeft immers het raam aangewezen vanaf de afdeling en ze ziet dat het dezelfde kerstster en hetzelfde gordijn zijn.
Achter de keuken bevindt zich een kleine slaapkamer.
‘Hier slaap ik,’ zegt Per. ‘Dit kamertje is veel kleiner dan die andere slaapkamer, maar ik wil niet in de slaapkamer van mijn moeder slapen. Vind je dat gek?’
‘Nee, helemaal niet.’
De woonkamer is ingericht zoals in de jaren zeventig. Boekenkasten in donkergebeitst grenenhout met ingebouwde verlichting en een barmeubel. Een bank met een oranjebruine bekleding van pluizige stof en een tafel met messing poten en rookglas.
Ze lopen verder, een grotere slaapkamer in, die nu als fitnessruimte is ingericht met spiegels en verschillende apparaten.
‘Dit is mijn trainingsruimte,’ verklaart Per trots. ‘Ja, ik heb niet alle ruimte nodig en ik hou van trainen. Op die manier spaar ik dat dure jaarabonnement van de sportschool uit.’
‘Slim,’ zegt Agnes, en ze weet niet goed wat ze moet zeggen.
‘Hoe lang is het geleden dat je moeder is overleden?’
‘Achtenhalve maand.’
‘En je hebt er niet over gedacht om naar iets kleiners te verhuizen?’
‘Ja, hoewel ik het hier erg naar mijn zin heb. Ik woon hier al mijn hele leven. Het is mijn ouderlijk huis. En daarbij komt dat de huur laag is, ik betaal voor deze driekamerflat hetzelfde als voor een onderverhuurde kamer in de stad. En ik woon ook veel liever hier. Plus dat ik ook dicht bij mijn werk woon.’
Per zet koffie en ze eten er wat crackers bij. Het is gezellig om daar met hem in zijn keuken te zitten met uitzicht op het ziekenhuis. Om zich aan de andere kant te bevinden. Aan de gezonde kant.
Ze verlangt naar die kant.