De greep om haar arm was stevig en ze kermde van de pijn. Het gezicht van de man was in het donker maar een haarbreed verwijderd van dat van haar. Ze kon zijn warme, vochtige ademhaling tegen haar wang voelen. Hij fluisterde en zijn lippen raakten licht haar oor aan.
‘Wat aardig van je om hiernaartoe te komen, Jenny Levin. Ik dacht dat ik het huis in moest sluipen, maar die moeite kan ik me nu besparen. Dat maakt het voor mij heel wat eenvoudiger. Bedankt, mooi fotomodel. Maar nu is het misschien niet meer zo leuk om Jenny Levin te heten. Hier ben je maar een gewoon meisje, snap je, helemaal niet bijzonder. Geen flitslichten, geen schijnwerpers, lieve Jenny.’
De stem veranderde van gemaakt spijtig naar minachtend hatelijk.
Hij duwde haar zo hard door de kelderruimte dat ze als een lappenpop naar voren schoot en op de koude, harde betonnen vloer terechtkwam.
Hij keek haar strak aan. Ze kon zijn gezicht nauwelijks onderscheiden in het donker. Hij was jonger dan ze dacht, maar ze herkende zijn silhouet. En de pet.
Zijn blik was vol waanzin of vol kille, onderdrukte razernij, ze wist niet wat. Misschien allebei. Misschien was de man een psychopaat.
‘Wat wil je?’ bracht ze stamelend uit.
‘Wat dacht je, juffrouw?’ siste hij honend. ‘Juffrouw model!’
Hij proefde het woord. ‘Lief model in de draaimolen,’ neuriede hij zachtjes.
‘Wat wil je van me?’ stamelde ze. ‘Wat heb ik gedaan?’
Hij liep naar haar toe, hurkte en bracht zijn gezicht heel dicht bij het hare. Deed zijn pet af. Jenny hijgde van angst.
‘Herken je me?’
Zijn stem was onnodig luid in de krappe kelderruimte en hij articuleerde overdreven duidelijk.
‘Ja,’ fluisterde ze. ‘Jij was ook in de anorexiakliniek bij Agnes.’
‘Precies,’ antwoordde hij snel.
‘A-n-o-r-e-x-i-a-k-l-i-n-i-e-k,’ spelde hij. ‘Waar Agnes nu is, met dank aan mensen zoals jij.’
‘Wat bedoel je? Wat heb ik…’
Verder kwam ze niet, ze kreeg een harde klap op haar mond. Hij spuugde de woorden eruit.
‘Hou je bek. Wie denk je wel niet dat je bent? Op hoge hakken de kliniek binnen komen schrijden en je haar naar achteren gooien en doen alsof je voor Agnes komt? Het was gewoon een belediging voor haar en alle anderen die daar in de kliniek liggen, en dat weet je net zo goed als ik!’
Jenny lag op de grond met haar handen op haar bloedende lip.
‘Maar ik wilde alleen maar…’
De vuist knalde in haar gezicht. Een paar tellen werd alles zwart. De angst verlamde haar. Ze was alleen met deze gek, totaal overgeleverd. En er was niemand in de buurt, er woonde daar niemand meer en niemand had daar iets te zoeken. Hij stond nu over haar heen gebogen. Ze vermoedde vaag zijn zwarte, glimmend gepoetste stevige schoenen, maar een millimeter van haar gezicht verwijderd.
‘Wilde alleen maar?’ siste hij. ‘Wilde alleen maar? Ik zal je vertellen waarom jij en ik hier nu zijn. Die knettergestoorde mode-industrie heeft mijn vriendin bijna het leven gekost, snap je dat? De enige persoon om wie ik ooit iets heb gegeven. Agnes was slank en mooi, maar ze was niet goed genoeg. Ze zeiden tegen haar dat ze niet goed genoeg was! Snap je dat? Ze braken haar zelfvertrouwen af… Ze was een jong meisje dat er goed uitzag, haar hele leven voor zich! Ze zeiden tegen haar dat ze niet mooi genoeg was, ze moest afvallen. En wat viel ze af, wat viel ze af. Ze hongerde zich bijna dood. Ze woog drieënveertig kilo toen ze bij ons binnenkwam. En ze is lang, Agnes. Ze is een meter vijfenzeventig lang. Snap je wat dat betekent? Drieënveertig kilo. Weet je wat er gebeurt met iemand die aan anorexia lijdt, weet je dat? Weet je dat de hersenen krimpen van de honger, dat alle organen kleiner worden? Dat ze uiteindelijk niet meer kunnen lezen, dat het hart zo ver krimpt dat ze een hartstilstand kunnen krijgen? Weet je dat we patiënten hebben die zo zwak zijn als ze bij ons binnenkomen, dat ze niet meer in staat zijn om hun hoofd op te tillen? Kun je dat in die bolle kop van je krijgen?’
‘Maar ik heb nooit…’ probeerde Jenny met zwakke stem.
‘Jij hebt nooit,’ siste hij. ‘Nee, jij hebt nooit een vlieg kwaad gedaan, of niet? Jij bent zo rein als sneeuw en zo verdomde onschuldig. Snap je niet wat jouw bijdrage is, met je gedrag, als je zo rondparadeert en je zo aanstelt op die modefoto’s? Snap je niet met wat voor complex je die jonge meisjes opzadelt die proberen te voldoen aan dat beeld dat jij afgeeft? En dat is exact wat je bent: een beeld, een illusie, een droom. Jij bent niet echt. Jij staat symbool voor die hele stinkende gore rotindustrie en in de eerste plaats sta je symbool voor dat vervloekte modellenbureau dat Agnes’ leven kapot heeft gemaakt en haar bijna heeft weten te doden. Jij moet sterven, jij akelige, smerige luchtbel. Want dat is exact wat je bent, een luchtbel, een totale leegte, volstrekt geen inhoud.’
Jenny lag doodstil, niet in staat om ook maar een spier te bewegen, terwijl ze met toenemende paniek luisterde naar dat woordensalvo dat op haar afgevuurd werd.
Opeens leek hij er genoeg van te hebben. Hij stapte beslist naar de kelderdeur en heel even hoopte ze dat hij die zou openen en zou verdwijnen, maar hij bukte zich en tilde een of ander voorwerp op.
Het volgende moment zag ze wat hij in zijn hand hield.
Hij wendde zich tot haar, maar werd onderbroken door luid geblaf van buiten.
‘Wel verdomme, wat zullen we nou krijgen?’
Jenny lag nog op de grond, nog steeds verstijfd in dezelfde houding, en durfde nauwelijks adem te halen. Nu wist ze zijn naam weer. Per, Agnes’ behandelaar. Ze hadden elkaar kort begroet daar in de kliniek.
Hij ging op zijn hurken zitten en leunde met zijn bovenlichaam tegen de muur. Zo bleef hij enkele minuten zitten; hij leek te overwegen wat hij hierna zou doen. Hij wierp een blik op haar, besloot blijkbaar om haar later onder handen te nemen. Hij stond op en keek door het raam.
‘Ik haat honden,’ mopperde hij.
Hij deed de deur op een kier open en wurmde zich naar buiten terwijl de hond gromde en wild blafte.
‘Au, verdomme,’ schreeuwde hij, waarschijnlijk nadat Sally hem had gebeten.
Goed zo, dacht Jenny. Brave hond.
Ze luisterde gespannen. In slechts een paar seconden was het gebeurd. Een schermutseling, een bons tegen de muur, toen zweeg de hond plotseling, en hoorde ze alleen nog zachtjes piepen.
Per keerde terug. Keek haar koud aan. Hij hield de bijl in zijn hand.
Ze zag dat er bloed op zat.
‘Wacht,’ smeekte ze. ‘Alsjeblieft. Wacht.’