Dinsdag na lunchtijd verscheen Jenny Levin op het politiebureau. Ze was van de eerste schok bekomen en was zover om een getuigenis af te leggen. Karin en Knutas zouden het verhoor afnemen, ze ontmoetten haar in de receptie.
Jenny Levin was op haar hooggehakte laarzen zelfs groter dan Knutas en Karin kwam amper tot haar borsthoogte. Haar lange rode haar, de sproeten en haar bleke huid deden Knutas denken aan Line toen ze jong was. Jenny had doordringende groene ogen. Ze gaf een koude, slappe, ontwijkende hand. Ze nam plaats op de stoel die haar werd aangewezen, sloeg haar ene in spijkerbroek geklede lange been over het andere. Haar bovenbeen was niet veel breder dan haar kuiten, constateerde Knutas.
De jonge vrouw die voor hem zat had iets magnetisch over zich, een uitstraling waar je je niet tegen kon verweren. Haar bewegingen waren zacht, gracieus.
Karin zat in de verste hoek van de kamer. Ze was als getuige bij het verhoor aanwezig en stelde zich passief op.
Jenny Levin leek nerveus. Haar blik was onrustig, haar handen bewogen voortdurend, haar lange vingers raakten verstrikt.
‘Hoe gaat het met je?’ begon Knutas vriendelijk, en hij schonk een glas water in, dat hij haar kant op schoof.
‘Niet zo goed,’ zei ze, en ze keek hem ongelukkig aan. ‘Ik maak me zorgen over Markus.’
Ze nam voorzichtige slokjes water.
‘Dat begrijp ik.’ Knutas wierp haar een blik vol medelijden toe. ‘Kun je ons vertellen wat er gisteravond is gebeurd, nadat jullie klaar waren met het werk?’
‘We waren tot vrij laat bezig geweest. Ongeveer om zes uur waren we klaar. Iedereen was moe en wilde even wat tijd voor zichzelf hebben voor het diner. We spraken af dat we ons om acht uur zouden verzamelen voor het diner. Markus was er niet om acht uur, maar we dachten dat hij wel snel zou komen. Hij sliep niet in het hotel, maar in dat huisje dat een eind verderop op het terrein van het hotel staat.’
‘Waarom was dat?’
‘Hij was daar een keer eerder geweest voor een fotosessie, maar had daar toen niet geslapen en wilde dat nu graag een keer uitproberen.’
‘En hoe lang duurde het diner?’
‘Vrij lang. Het diner bestond uit drie gangen, dus zeker wel een paar uur. Er werd ook wijn gedronken en het was erg gezellig.’
‘Vonden jullie het niet vreemd dat Markus nooit kwam opdagen?’
‘Ja, we hebben geprobeerd hem te bellen, maar er is geen bereik in die huisjes. We dachten dat hij vast druk bezig was met de foto’s en de tijd was vergeten of misschien in slaap was gevallen.’
‘Weet je hoe laat jullie opbraken?’
‘Niet precies. Elf uur, halftwaalf misschien.’
‘En wat deed je daarna?’
‘Ik probeerde hem te bellen en stuurde een sms’je, maar hij nam nog steeds niet op en reageerde ook niet op mijn bericht. De anderen gingen naar bed, maar ik besloot om naar zijn huisje te fietsen om te kijken hoe het met hem was.’
‘Waarom deed je dat?’
In Jenny’s hals verschenen rode vlekken. Ze beet op haar onderlip.
‘Omdat ik… ik was ongerust. Ik vroeg me af waarom hij niet was gekomen.’
‘En toen je wegfietste was het dus bijna middernacht?’
‘Ik denk het.’
‘Hoe laat zouden jullie de volgende dag weer beginnen?’
‘Om acht uur zouden we gaan fotograferen, maar ik moest twee uur eerder bij de make-up zijn.’
‘Om zes uur al, dus? En toch vertrok je midden in de nacht om te kijken hoe het met Markus was?’
Jenny schoof ongemakkelijk heen en weer op haar stoel.
‘Het lijkt misschien wat vreemd, maar ik was ongerust en bovendien dacht ik dat het niet zo ver was.’
‘Hoe wist je hoe je moest fietsen?’
‘Markus had me uitgelegd hoe je er moest komen.’
‘Aha, op die manier.’
Knutas fronste zijn voorhoofd en noteerde iets op zijn schrijfblok.
‘En wat gebeurde er toen je ernaartoe fietste?’
‘Het was veel verder en lastiger te vinden dan ik gedacht had. Als ik had geweten hoe eng en hoe donker het was, hoe moeilijk het zou worden om het huisje te vinden, was ik nooit die kant op gefietst. Na een poosje vond ik in elk geval het huisje. De deur zat op slot, maar ik wist het hangslot open te peuteren met een pincet. Daar vond ik Markus, hij lag op de grond, helemaal onder het bloed. Ik stak de petroleumlamp aan en zag toen de chaos daar binnen… het was vreselijk.’
Ze huiverde en sloeg haar armen om zich heen alsof ze het koud had.
‘Doe maar rustig aan, neem de tijd,’ zei Knutas geruststellend. ‘Ik begrijp dat het moeilijk is. Maar het is voor ons erg belangrijk dat je je alles wat je daar in het huisje zag probeert te herinneren, elk detail, hoe onbelangrijk het ook mag lijken.’
Jenny Levin slaakte een diepe zucht voor ze verderging, met een zachtere stem nu: ‘Markus lag op zijn buik, waardoor je zijn gezicht niet kon zien, maar ik zag direct dat hij het was. Zijn achterhoofd zat onder het bloed. En zijn armen en handen waren helemaal bedekt met wonden. Alsof iemand op hem in had staan hakken… Ik heb niet zo op de details gelet. Een omgevallen stoel, kapot glas op de grond. Verschillende vernielde camera’s en een paar kapotte petroleumlampen. Ik ben naar buiten gerend en probeerde een plek te vinden waar ik bereik had, en niet lang daarna kwamen de hoteleigenaar en de producent van het team. We hebben samen gewacht tot de ambulance kwam, maar dat duurde vrij lang, misschien een uur, ik weet het niet.’
‘Vijfenveertig minuten, volgens het politierapport.’
‘O, toen ontfermden ze zich over Markus, maar hij was er zo slecht aan toe, dus het duurde even voordat ze hem op de brancard hadden liggen.’
‘Oké,’ zei Knutas. ‘Kun je proberen je te herinneren of je die dag nog iets anders is opgevallen? Een persoon die je niet herkende of die zich vreemd gedroeg? Een auto of een motorfiets?’
‘Nee, niets. We hebben normaal gewerkt en er is niets bijzonders gebeurd.’
‘Weet je ook of Markus op de een of andere manier bedreigd is?’
‘Nee.’
‘Hoe goed kende je hem?’
Het was duidelijk dat die vraag Jenny Levin in verlegenheid bracht. Vanuit haar hals verspreidden zich rode vlekken over haar gezicht.
‘Zo lang kennen we elkaar niet,’ zei ze vaag. ‘Ik ben nog vrij nieuw als model.’
‘Hoe lang doe je dit werk nu?’
‘Ongeveer een jaar.’
‘Werk je fulltime?’
‘Ja, nu wel. Ik ben van school af gegaan. Tijdelijk. Ik maak hem later af.’
‘Hoe vaak heb je Markus ontmoet?’
Jenny Levin bevochtigde haar smalle lippen. Ze leek na te denken. Aarzelde met het antwoord.
‘Tja, ik weet het niet, moeilijk te zeggen. Hij wordt vaak ingehuurd door het bureau waar ik voor werk.’
‘En jullie zien elkaar alleen op het werk?’
‘Wat bedoelt u?’
Knutas keek de zichtbaar nerveuze jonge vrouw onderzoekend aan.
‘Is het niet zo dat jij en Markus Sandberg een relatie hebben?’
Jenny Levin zuchtte berustend. Alsof ze had verwacht dat dit zou komen.
‘Ja,’ zei ze stilletjes. Ze sloeg haar ogen neer. ‘We hebben iets, dat klopt. Maar we wilden het nog niet naar buiten brengen. Nog niet.’
‘En waarom niet?’
‘Mij kan het niet schelen, maar hij wilde wachten.’
‘En wat gaf hij als reden op?’
‘Dat het onze samenwerking zou schaden, dat het modellenbureau ons misschien zou willen scheiden als ze ervan wisten. Robert, de chef, heeft blijkbaar gezegd dat hij het niet op prijs stelt dat de mensen die met elkaar werken een relatie met elkaar hebben. En Markus heeft een vervelende ex die weigert te snappen dat het afgelopen is tussen hen.’
Knutas spitste zijn oren.
‘Een vervelende ex? Hoe heet ze?’
‘Diana Sierra. Ze is strontvervelend, weigert hem los te laten. Belt hem constant en stuurt aan de lopende band sms’jes.’
‘Is ze ook fotomodel?’
‘Ja, helaas. Voor hetzelfde bureau ook nog. Gelukkig werkt ze veel in het buitenland zodat ik haar nog niet ben tegengekomen, en dat hoop ik ook zo te houden.’
‘Ik begrijp het. Bedankt tot zover,’ zei Knutas. ‘We nemen weer contact met je op als we nog verdere vragen hebben.’
‘Hebben jullie enig idee wie dit heeft gedaan?’
‘Nog niet, maar we volgen verschillende sporen. We lossen dit op, ga daar maar van uit.’
Knutas klopte haar zachtjes op de arm.
Hij hoopte dat hij gelijk zou krijgen.