Knutas werd om vijf uur wakker en kon niet meer in slaap komen. Het bed aan Lines kant was leeg. Ze had nachtdienst in het ziekenhuis. De onrust in zijn lijf dreef hem het bed uit om koffie te zetten. Somber keek hij door het raam naar de dichte duisternis buiten. Daar voor hem lag de winter, vier maanden lang een grijze, kille deken met korte dagen waarop het snel donker werd, een paar uur na de lunch al.
De kat spon, sprong op de keukentafel en liet zich gewillig aaien. Glipte naar buiten toen Knutas de buitendeur opendeed om de krant te halen. De novemberkou deed hem terugdeinzen, het was een koude nacht geweest. Hij vermande zich en liep haastig in ochtendjas naar de brievenbus. Weer terug in de warmte van het huis ging hij aan de keukentafel zitten en schonk zich een kop koffie in. De voorpagina van de krant was helemaal gewijd aan het misdrijf op Furillen. Knutas verstarde toen hij las dat de politie vermoedde dat het moordwapen een bijl was. In de tekst werd verwezen naar de uitzending van Regionalnytt van de avond daarvoor. Johan Berg weer. Hij bezat het duivelse vermogen om meer informatie los te krijgen dan de politie wilde geven. Knutas ergerde zich eraan, maar had tegelijkertijd ook een zekere bewondering voor de verslaggever. Eigenlijk was er geen grote schade aangericht. Vroeg of laat zou de informatie toch uitlekken en in het beste geval leidde het er alleen maar toe dat de politie tips binnenkreeg.
Vluchtig las hij de rest door; verdere opmerkelijke onthullingen werden er niet gedaan, in elk geval niet meer dan wat de politie naar buiten had gebracht. Voor hij naar zijn werk ging, luisterde hij naar het nieuws op de lokale zender. Daarin werd in grote lijnen hetzelfde verteld als in de kranten.
Hij kleedde zich warm aan en ging op pad. De wandeling naar het politiebureau in de Norra Hansegatan duurde ongeveer twintig minuten. Hij hield van dit tijdstip van de ochtend. Het moment vlak voordat de stad ontwaakte. Alleen hij en de stille straten. Vanuit de hemel dwarrelden kleine sneeuwvlokken naar beneden, die smolten zodra ze de grond raakten.
Alleen op de benedenverdieping van het politiebureau brandde licht. Zoals gebruikelijk wenste hij de dienstdoende agent goedemorgen, wisselde een paar woorden met hem. Liep de twee trappen op naar de afdeling Recherche. Op Karins kamer brandde licht.
‘Hoi,’ zei hij verbaasd toen hij haar aan het bureau zag zitten. ‘Goh, je bent er al!’
‘Ik kon niet slapen.’
Hij bleef in de deuropening staan.
‘Is er iets bijzonders?’
‘Nee. Alleen mijn normale spoken.’
‘Zal ik koffie voor je halen?’
‘Graag.’
Knutas kwam terug met twee koppen koffie, zette er een voor haar neer en nam plaats op de stoel tegenover haar.
‘Heb je gisteravond het nieuws gezien?’
‘Nee, we hadden wat anders te doen.’
‘Regionalnytt wist blijkbaar te melden dat het vermoedelijke wapen een bijl is.’
‘Ja, ik zag het vanmorgen in de krant. Niet geheel onverwacht, misschien, hij is kennelijk op Furillen geweest en heeft wat rondgevraagd. Iedereen die in het hotel werkt, wist het immers.’
‘Dat mensen er zo’n moeite mee hebben om hun mond te houden.’ Knutas schudde zijn hoofd. ‘Ander nieuws?’
‘Niet direct. Hoewel die oorhanger die Sohlman in het huisje gevonden heeft alleen maar interessanter wordt. Hij is van niemand. Niet van Jenny Levin, niet van iemand van het hotelpersoneel of van een eerdere gast, lijkt het. De bewuste heremiethut staat er nog niet zo lang, dus voor Markus Sandberg hebben daar nog maar een paar andere gasten gelogeerd en de behulpzame en bekwame receptioniste heeft voor ons bijna alle gasten te pakken weten te krijgen. Dus alles wijst er nu op dat de oorhanger van de dader afkomstig is.’
‘Dan weten we in elk geval iets meer over hem,’ constateerde Knutas droogjes. ‘In minstens één oor heeft hij een gaatje.’
‘Wat de laptop betreft, die zal in de loop van de dag onderzocht worden,’ vervolgde Karin. ‘Laten we hopen dat we daarop iets van belang kunnen vinden. Daarnaast ben ik begonnen met nog een keer alle verhoren door te nemen, en daarbij is minstens één interessante zaak naar voren gekomen. De schoonmaakster van het hotel, die zo af en toe ook bij de receptie werkt, heeft verteld dat ruim een week voor de aanval een man naar het hotel belde die merkwaardige vragen stelde. Hij leek ervan op de hoogte te zijn dat er een fotosessie zou plaatsvinden, want hij vroeg daar vrij gedetailleerd naar. De schoonmaakster vond het wat vreemd en vroeg of hij misschien een journalist was. Toen hing hij zomaar op.’
‘Heeft hij zichzelf voorgesteld?’
‘Nee.’
‘Dit gesprek moet te traceren zijn. Wist ze nog op welke dag hij belde?’
‘Ja, ze viel namelijk in voor een zieke collega. Het was niet afgelopen zaterdag, maar de zaterdag daarvoor. Dat wist ze heel zeker. Ze wist zich zelfs nog het tijdstip te herinneren, aangezien ze naar het programma Muziekquiz luisterde en geïrriteerd was omdat er precies tijdens dat programma gebeld werd.’
‘Bravo. Kun jij dat vandaag op je nemen?’
‘Tuurlijk. Dan hebben we het buurtonderzoek in de dorpen op Furillen, maar dat heeft niet veel opgeleverd. In deze tijd van het jaar zijn daar maar zo weinig huizen bewoond, en de paar mensen die daar permanent wonen en die we te pakken hebben gekregen hebben niets gezien of gehoord. Een meneer die aan die weg woont beweert dat hij absoluut wakker zou zijn geworden als er ’s nachts een auto of een motorfiets langsgereden zou zijn. Hij slaapt erg licht. Maar hij heeft alleen de ambulance gehoord. De boot is overigens nog steeds niet gevonden, zodra het licht wordt gaat de helikopter de lucht in. We hebben ook geen melding van een gestolen boot. Vandaag gaan we in elk geval verder met het buurtonderzoek rondom Lergrav, Valleviken en de andere plaatsen daar in de buurt. En uiteraard nemen we dan ook de huizen mee die langs de weg naar Kyllaj staan en waarvan we gisteren de bewoners niet thuis hebben getroffen.’
Karin vouwde haar handen in elkaar achter haar hoofd en keek omhoog naar het plafond. Knutas nam haar even zwijgend op. Ze was klein en tenger, had kort donker haar en grote bruine ogen. Ze was ongewoon bleek, met donkere wallen onder haar ogen. Maar ze had slecht geslapen. Hij hield van haar gezicht. Het was een gevoelig gezicht. Ze waren al jarenlang collega’s, al sinds ze als jonge aspirant op het politiebureau in Visby was komen werken. Ze verschilden bijna vijftien jaar in leeftijd, maar hij stond nooit stil bij het leeftijdsverschil. Typerend voor een man die de middelbare leeftijd al ruim gepasseerd was, dacht hij met een flinke dosis zelfverachting. Wij zullen nooit erkennen hoe oud we zijn. We houden onszelf voor de gek. Wat wist hij ervan hoe Karin het ervoer.
‘Merk jij vaak iets van het leeftijdsverschil tussen ons?’ vroeg hij, en hij was zelf verbaasd over zijn vraag die als uit het niets kwam. Hij was niet van plan geweest om iets te zeggen, de woorden ontglipten hem gewoon.
Ze liet het koffiekopje wat harder dan normaal op het bureaublad neerkomen.
‘Wat zei je?’
‘Ja, ik vroeg me af of je vindt dat… ja, of je merkt dat er bijna vijftien jaar leeftijdsverschil tussen ons zit?’ vroeg hij ongemakkelijk.
‘Wat bedoel je? Of ik je oud vind?’
Op haar gezicht verscheen een glimlach en het spleetje tussen haar voortanden werd zichtbaar.
‘Ach, laat ook maar,’ zei hij, en hij stond op.
Ze pakte hem bij zijn arm.
‘Maar Anders, serieus, wat bedoel je?’
‘Ik realiseerde me ineens dat ik nooit stilsta bij het leeftijdsverschil tussen ons, maar dat het misschien voor jou heel anders is.’
‘Ik moet erkennen dat het ook niet iets is waar ik nu direct over nadenk. Niet zoveel in elk geval. Maar we zijn immers gewoon collega’s, hadden we nu samen iets gehad… dan was het wel een gigantisch verschil geweest.’
Ze lachte plagerig, gaf hem een por in zijn zij. Knutas voelde zich een idioot. Er was iets met Karin, iets waar hij vermoedelijk nooit achter zou komen.