Toen Jenny plaatsnam in de taxi vanaf vliegveld Bromma was het al avond en donker. Ze ging bij het ziekenhuis langs. Het bezoekuur was geweest, ze moest de volgende dag terugkomen. Prima, dacht ze. Ze moest zich toch geestelijk voorbereiden op haar weerzien met Markus.
Het appartement waarin ze verbleef als ze voor haar werk in Stockholm moest zijn, was eigendom van het modellenbureau en bevond zich op Kungsholmen, vlak bij het water aan Kungsholms strand. Het was een vierkamerappartement dat modellen uit andere delen van het land mochten gebruiken als ze in Stockholm werkten. Jenny had er al vaak gelogeerd. Soms verbleef ze daar in haar eentje, soms waren er meer mensen. Het was een prachtig, modern appartement en van alle gemakken voorzien. Nu hoopte ze dat er verder niemand was. Ze had behoefte aan alleen-zijn.
Door wegwerkzaamheden kon de taxi haar niet voor het appartement afzetten, maar moest ze uitstappen op het stilste stuk van de Pipersgatan bij een kantorencomplex dat aan het Karlbergskanalen stond en moest ze daarvandaan verder lopen. Omdat het al acht uur was geweest, was er geen personeel meer aanwezig in de kantoren, en de grote ramen met uitzicht op het water staarden haar aan, als grote zwarte ogen. De chauffeur verontschuldigde zich, maar Jenny verzekerde hem dat het niet erg was. Ze had nauwelijks bagage bij zich, natuurlijk kon ze dat laatste stukje lopen. Vastberaden pakte ze haar kleine reiskoffer en liep de trap af naar de straat die parallel liep met het kanaal. Haar hakken klikten op de vochtige stenen trap. Het water was zwart en stil. De straat was verlaten. De lantaarnpalen stonden kaarsrecht en stijf als zwijgende soldaten langs de kade. Ze hoorde het geluid van haar eigen voetstappen, dat opging in het verkeersgeruis van de Sankt Eriksbron een eindje verderop.
Plotseling ontdekte ze beneden bij het water tussen de bomen een bewegende schaduw. Waarschijnlijk iemand die zijn hond uitliet, probeerde ze zichzelf gerust te stellen terwijl ze nogmaals een ongeruste blik tussen de bomen wierp. Maar de man leek zich niet te verroeren en ze zag of hoorde ook geen hond. Op haar netvlies verscheen het levenloze lichaam van Markus in het huisje op Furillen. De bloedspetters op de wanden. Stel je voor dat het nu haar beurt was. De man in het donker was misschien wel de gek met de bijl. Allemachtig, stel je niet aan, dacht ze. Toen ze een eindje verder was gelopen kon ze het niet laten, ze draaide zich om. De man liep in haar richting. Ze bevond zich nog steeds helemaal alleen op de donkere en verlaten weg. Ze liep stijfjes en zo snel ze kon verder zonder te rennen. Wilde gewoon zo snel mogelijk naar het appartement. In veiligheid zijn. Nu hoopte ze vurig dat een van de andere modellen er zou zijn. Maakte niet uit wie. Ze begon nog sneller te lopen. Ze kon het appartementengebouw nu zien. Nog een klein stukje. Helaas bevond de voordeur zich niet aan de straatkant maar aan een kleine binnenplaats, zodat ze om het pand heen moest lopen. Ze durfde zich niet om te draaien, maar ging ervan uit dat de man tussen de bomen een andere kant op was gegaan. Toen liep ze de hoek om. Ze slaakte een zucht van opluchting. Graaide naar de sleutels in haar handtas en pakte meteen ook een sigaret. Ze moest even roken na deze zenuwslopende wandeling. Nu was ze veilig. Achter de ramen van de huizen om haar heen brandde licht.
Toen ze een lucifer afstreek om haar sigaret mee aan te steken, ontdekte ze hem. Hij stond slechts een klein stukje verderop, maar zijn gezicht ging schuil onder de pet die hij op had.
Met een zucht liet Jenny Levin de lucifer vallen, die doofde zodra hij de grond raakte.