Het fluitsignaal klonk over het natte, modderige voetbalveld. De meisjes van Visby’s vrouwenelftal trainden vrije trappen. Karin Jacobsson stond aan de kant van het veld haar spelers te observeren. Het was halfnegen ’s avonds en ze voelde de lusteloosheid van het team. Op een avond als deze was het niet gemakkelijk om trainer te zijn. Het damesteam kreeg altijd slechtere tijden om te trainen dan het herenteam. Die trainden tussen zeven uur en halfnegen, terwijl de vrouwen genoegen moesten nemen met de tijd tussen halfnegen en tien uur ’s avonds. De gelijke behandeling van mannen en vrouwen binnen de sport liet nog veel te wensen over.
Ze duwde een portie pruimtabak onder haar lip, begon te rillen en stampte met haar voeten op de grond om warm te blijven. De schijnwerpers verspreidden een fel kil licht, het motregende, overal waren waterplassen ontstaan. De ondergrond was drab, zwaar om op te rennen, bijna als vloeibaar beton. De kleren van de speelsters zaten onder de modder en bijna iedereen had opgespatte steentjes in zijn gezicht. Het was moeilijk om de meiden te motiveren, het seizoen was afgelopen en het volgende leek nog een eeuwigheid weg. Enkele meisjes waren aan het tijdrekken, renden en kletsten in plaats van te trainen. Karin probeerde hen zo goed mogelijk op te peppen, een veldtraining had ze altijd belangrijk gevonden. Jullie kunnen op zijn minst een beetje je best doen. Ze had het team opgedeeld, de ene helft droeg blauwe hesjes en de andere rode. Ze gingen verder met verschillende pass-oefeningen.
Terwijl Karin de vrouwen op het veld observeerde dwaalden haar gedachten af. Eerder die dag had ze een arts van het Karolinska-ziekenhuis gesproken over de toestand van Markus Sandberg. Hij werd nog in coma gehouden en de afloop was nog steeds onzeker. Het enige wat ze konden doen was hopen. Ze had Knutas gevraagd of zij Sandberg mocht verhoren als hij bij mocht komen. Misschien moest ze toch naar Stockholm. Ook al waren hun collega’s daar erg behulpzaam, het was toch niet hetzelfde als wanneer je er zelf was, als je zelf de mensen ontmoette die op het modellenbureau werkten, zijn collega’s, mensen die hem kenden en die misschien de politie verder konden helpen.
Bovendien had ze nog een doel met de reis. Ze hoopte haar dochter weer te ontmoeten. Ze voelde een glimlach opkomen toen ze aan Hanna dacht.
Een halfjaar geleden had Karin haar voor het eerst ontmoet in Stockholm. Hanna was onmiddellijk na de geboorte afgestaan en het gemis van haar dochter was altijd zeer aanwezig geweest. Als een donkere leegte in haar hart. Vermoedelijk had het zelfs haar vermogen om van iemand te houden in de weg gestaan. Karin had nooit langere relaties gehad. Zodra het serieus begon te worden en ze zo betrokken raakte bij een andere persoon dat ze kwetsbaar werd, vluchtte ze. Ook wat betreft vrienden had ze vrij oppervlakkige relaties, zelfs onder haar collega’s bij de politie die ze elke dag zag. Anders Knutas was degene die het dichtst bij haar was gekomen, waarschijnlijk omdat hij het nooit opgaf. Het was ook na een gesprek met hem dat ze na al die jaren serieus had durven nadenken over contact opnemen met haar dochter.
Afgelopen zomer had ze de stoute schoenen aangetrokken. Ze had de naam van haar dochter en haar adres in Stockholm opgevraagd. Haar deftige naam had haar verontrust, Hanna von Schwerin.
Zonder waarschuwing vooraf was Karin naar het adres in Södermalm gegaan, was ze op het terras van een café gaan zitten met uitzicht op de voordeur van Hanna’s appartement, en daar had ze gewacht. Ten slotte was er een jonge vrouw met een hond naar buiten gekomen. Op hetzelfde moment dat Karin haar zag besefte ze dat die vrouw haar dochter moest zijn. De gelijkenis was overduidelijk. Karin was gaan huilen en Hanna had haar eerst zwijgend staan opnemen. Toen had ze eindelijk het woord uitgesproken: ‘Mama?’
Ze liet zich zakken op de stoel aan de andere kant van het cafétafeltje terwijl ze waakzaam naar haar keek. Alle kleur was uit haar gezicht verdwenen.
‘Ben jij het? Ben jij mijn biologische moeder?’
Karin merkte op dat ze het woord biologische beklemtoonde, alsof ze niet echt wilde erkennen dat Karin haar moeder was. Niet haar echte, alleen maar haar biologische. Karin kon geen geluid uitbrengen. Ze knikte en keek naar het tafelblad. Hanna had zich omgedraaid alsof ze bang was dat iemand het zou horen. Er viel weer een stilte. Karin haalde een paar keer diep adem en durfde toen pas haar dochter weer aan te kijken.
‘Ik wil zo graag dat je weet wat er gebeurd is,’ fluisterde ze.
‘In dat geval zul je met mij en Nelson mee moeten naar het park. Hij kan het niet langer ophouden.’
Karin stond snel op. Ze waren exact even lang en hadden dezelfde fijne lichaamsbouw. Ook Karin droeg een spijkerbroek, maar ze had er deze keer een duurder topje bij aangetrokken, iets blouseachtigs dat ze in een exclusieve boetiek in Visby gekocht had. Om niet uit de toon te vallen. Ze was bevooroordeeld door de adellijke naam, had zich er van tevoren nogal druk over gemaakt dat ze een elegante vrouw zou zijn in een kokerrok met splitten, een blouse met een sjaalkraag en een parelketting. Hanna’s informele kleding, die bovendien geheel volgens Karins eigen smaak was, droeg ertoe bij dat het allemaal iets minder beladen voelde. Tenminste op het eerste gezicht. Nu deed de kleding er niet meer toe.
Ze hadden gewandeld over het Mariatorget, waren de Hornsgatan overgestoken en hadden in het voetgangersgebied hoog boven op de berg gekuierd. Het uitzicht op het water van de Riddarfjärden, op Gamla Stan en het Stadshuset was groots, maar Karin zag het niet. Stamelend en hakkelend legde ze uit dat ze zwanger was geworden op haar veertiende, dat ze in die tijd niet eens contact had gehad met de vader.
‘Waarom niet?’ had Hanna gevraagd, en Karin bevroor vanbinnen.
Natuurlijk was de vraag onvermijdelijk. Honderden keren had ze het dilemma in haar gedachten gewikt en gewogen: zou ze haar dochter vertellen dat ze het resultaat was van een verkrachting? Dat haar vader haar rijleraar uit het dorp was, die zich aan Karin had vergrepen?
Het bleef even stil terwijl ze naast elkaar liepen. Toch een afgrond tussen hen. Nelson rende een stuk voor hen uit en snuffelde enthousiast over de grond. Karin ging langzamer lopen.
‘Wat ik je nu ga vertellen zul je niet leuk vinden om te horen.’
‘O?’
‘Allereerst: je vader is dood. Hij stierf meer dan twintig jaar geleden.’
Er doofde iets in Hanna’s ogen.
‘O.’
Karin vertelde uiteindelijk het hele verhaal, van begin tot eind, over de verkrachting, hoe haar ouders haar ervan overtuigd hadden dat ze er het beste aan deed om het kind af te staan, hoe ze op het moment dat ze haar pasgeboren kind in haar armen gelegd kreeg er spijt van had, maar dat haar ouders toen beweerd hadden dat het te laat was.
Hanna had met wisselende gelaatsuitdrukkingen geluisterd. Toen Karin klaar was met haar verhaal bleef het lange tijd stil. Ze liepen verder, geen van tweeën zei iets. Karin wachtte af, ze wist niet wat ze moest zeggen. Voelde zich helemaal leeg vanbinnen. Ten slotte deed haar dochter haar mond open.
‘Ik moet dit verwerken. Dit is behoorlijk veel en heftig om zo in één keer te verwerken. Ik heb nu behoefte om alleen te zijn. Ik wil een tijdje geen contact hebben. Ik bel je wanneer ik eraan toe ben. Hoop dat je dat begrijpt.’
Ze riep Nelson, draaide zich om en liep weg.
Karin nam het eerstvolgende vliegtuig terug naar Gotland met een dof gevoel van teleurstelling in haar maag, vermengd met onrust. Thuis had ze de gebeurtenis steeds maar weer doorgenomen. Misschien had ze moeten schrijven in plaats van ernaartoe te gaan. Had ze moeten waarschuwen. Hanna een kans moeten geven om erover na te denken en zich voor te bereiden. Nu was ze gewoon na al die jaren als een duveltje uit een doosje opgedoken. Karin had zoveel willen vragen. Maar ze was er niet aan toegekomen.
Een paar keer had ze bijna weer contact opgenomen na die eerste ontmoeting, maar ze bedacht zich elke keer op het laatste moment. Hanna had haar gevraagd te wachten. Dat moest ze respecteren. En nu zou ze voor haar werk naar Stockholm gaan.
Zes maanden waren verstreken. Karin vroeg zich af of ze zich kon beheersen om niet te proberen contact op te nemen. Ze moest wel.