Dinsdagmiddag laat kwam het rechercheteam voor de tweede keer bijeen. Ze moesten het omvangrijke materiaal dat ze hadden verzameld naast elkaar leggen en doornemen. In de loop van de dag was iedereen die in Hotell Fabriken werkte verhoord. Het buurtonderzoek in de omgeving was afgerond en Sohlman was ook teruggekomen van Furillen, waar het technische onderzoek de hele dag had geduurd.
Knutas begon de vergadering met de stand van zaken omtrent de toestand van Markus Sandberg. Hij was in de loop van de dag geopereerd en werd kunstmatig in coma gehouden. Zijn toestand was nog steeds kritiek. Knutas deed verslag van de laatste ontwikkelingen binnen het onderzoeksteam, allereerst van de getuige Olof Hellström in Kyllaj, die vermoedde dat hij de dader gezien had.
‘Hoe geloofwaardig is hij?’ vroeg Smittenberg.
‘Ik heb geen enkele reden om te twijfelen aan zijn bewering,’ zei Knutas.
‘Op zich is er niets wat zijn verhaal bevestigt,’ wierp Karin tegen. ‘We hebben de steiger waar de man aan land zou zijn gegaan onderzocht. Er zijn geen bloedsporen, schoenafdrukken of iets anders aangetroffen wat de informatie van de schrijver bevestigt.’
‘Heeft hij pas gebeld toen hij wist wat er op Furillen gebeurd was? Want dan kan het ook net zo goed een of andere idioot zijn,’ zei Wittberg.
‘Hoe zit het met die boot?’ vroeg Norrby. ‘Als hij de waarheid heeft gesproken hadden we die toch moeten vinden?’
‘Die is nog steeds niet terecht,’ zuchtte Knutas. ‘Morgen gaan we met een helikopter zoeken. Helaas is er niet eerder eentje beschikbaar.’
‘En bandensporen?’ vroeg Sohlman, die geen tijd had gehad om zich in het onderzoek in Kyllaj te mengen.
‘We hebben verschillende sporen gevonden, maar het is moeilijk om er iets zinnigs uit te halen. Het heeft immers geregend vannacht. En het gebeurt vaak dat mensen daarnaartoe rijden om te gaan wandelen of hun hond uit te laten en zo. We zullen zien, we zijn nog niet klaar.’
‘Zijn er andere interessante getuigen in Kyllaj of daar in de buurt,’ vroeg officier van justitie Smittenberg, ‘buiten deze Olof Hellström?’
‘Nee, slechts een paar mensen wonen daar permanent en in de huizen langs de weg heeft niemand iets ongewoons opgemerkt. Maar we hebben nog niet iedereen die daar woont gesproken.’
‘En de bijl?’ ging de officier van justitie verder. ‘Is die aangetroffen?’
Sohlman schudde zijn hoofd.
‘Nee, helaas.’
‘Die heeft hij natuurlijk in zee gegooid,’ verzuchtte Karin. ‘Die zullen we voorlopig ook wel niet vinden.’
‘Nee, dat is wel het meest waarschijnlijke, helaas,’ beaamde Knutas. Hij wendde zich tot de technisch rechercheur. ‘Erik, nu willen we graag horen wat jij ons te vertellen hebt.’
Sohlman stond op en trok al pratende het witte doek dat voor in de ruimte hing naar beneden.
‘Ik wil dat jullie allemaal eerst zien hoe het er in de heremiethut uitzag. Jullie moeten je een beeld kunnen vormen van de persoon met wie we hier te maken hebben. Of tenminste in wat voor gemoedstoestand hij zich bevond toen de daad gepleegd werd.’
Hij gaf Karin, die het dichtst bij de muur zat, een teken het licht uit te doen. De eerste foto toonde een bescheiden huisje, niet groter dan een gewoon schuurtje van ongeverfd hout met een raam en een deur die openstond. Een plat plaatijzeren dak en een schoorsteen die bestond uit een kleine plaatijzeren buis. Tegen de muur stond een eenvoudige houten bank, daaronder een klein model blauwe koeltas.
‘Ja, jullie zien die koeltas daar,’ wees Sohlman. ‘Die bevatte een fles Dom Pérignon en twee champagneglazen. Blijkbaar verwachtte hij bezoek, we mogen aannemen van Jenny Levin.’
De trap voor de buitendeur bestond slechts uit twee houtblokken op de kiezelstenen. Het huisje was omringd door dode bomen met spookachtige witte takken, een aantal verdorde jeneverbesstruiken en kleine kromme zeedennen waarvan de takken verwrongen waren door de wind. Een stukje verderop kon je de buiten-wc zien en een rauk midden in het struikgewas. Op de foto was niets te zien van het drama dat zich hier binnen de muren had afgespeeld.
Ook de volgende foto leek geen dramatiek te bevatten. Een smeedijzeren plaat aan de muur, met zes haken, waaraan een houten afwasborstel, een paar kleerhangers, een donkerblauwe linnen droogdoek en een ouderwetse schaar hingen. Maar op de volgende close-upfoto was te zien dat de handdoek onder het bloed zat en dat de bloedspetters op de muur erachter terecht waren gekomen. De volgende foto toonde het interieur van het huisje. Een kamer met donker grijsbruine lambrisering, een onopgemaakt bed in een hoek van de kamer, een kleine tafel bij het raam, een omvergevallen prachtige designstoel en een zwarte plaatstalen houtkachel. Op de lichte grenenhouten vloer lag een schapenvacht en bij de kachel stonden twee bruine papieren zakken gevuld met keurig opgestapelde houtblokken, met daartussenin kranten gestoken. Op de vloer lagen een kapotte petroleumlamp en ander gebroken glas. Enkele vernielde camera’s waren her en der door het huisje geslingerd. Overal zag je bloedvlekken en spetters bloed: op de houtblokken, het plafond, het raam dat op zee uitkeek, op de schapenvacht en op de vloer.
‘Het is een behoorlijk heftige aanval geweest, zoals jullie zien,’ ging Sohlman verder. ‘We hebben haren, proppen papier en sigarettenpeuken gevonden, die we naar het lab hebben doorgestuurd. Natuurlijk zijn er ook heel wat vingerafdrukken aangetroffen, maar die kunnen van zoveel verschillende personen afkomstig zijn. In het grind voor het huisje hebben we veel voetafdrukken gevonden, maar helaas zijn ze moeilijk te duiden, aangezien zowel Jenny Levin als wijzelf nogal wat in het gebied hebben rondgebanjerd, maar er zitten een aantal duidelijke afdrukken bij die afkomstig zijn van een rubberlaars maat 41. De volledige foto-uitrusting van Sandberg is vernield, maar zijn laptop heeft het overleefd. Die was in een kast weggestopt. Zijn portemonnee lag goed zichtbaar in de vensterbank, het geld en de bankpasjes zaten er nog in. Maar zijn mobiele telefoon is weg. Als die aanstaat, dan is die op te sporen. Het vermoedelijk gebruikte wapen is een bijl, die ligt dus niet meer op de plaats delict. Je krijgt het gevoel dat hier iemand bezig is geweest die van woede totaal buiten zinnen was.’
‘Hoe zat het met de deur?’ vroeg officier van justitie Smittenberg. ‘Waren er braaksporen?’
‘Nee, misschien kenden het slachtoffer en de aanvaller elkaar, geen idee. Waarom zou hij trouwens de moeite nemen om daar in dat afgelegen gebied de deur op slot te doen? Daar is toch geen enkele reden voor. Maar de dader heeft het hangslot wel dichtgeklikt toen hij weer wegging, zodat Jenny Levin het met een pincet moest openpeuteren. Dit hier is een interessante vondst.’
Op het scherm verscheen een foto van een sieraad. Een glanzende groene steen in de vorm van een kever met kleine pootjes en voor op de kop twee antennes.
‘Deze oorhanger is gevonden onder het slachtoffer. Markus Sandberg heeft geen gaatjes in zijn oren. We moeten natuurlijk nagaan of ze van Jenny zijn of van iemand anders van het personeel. Het huisje is maandenlang niet bewoond, en na het zomerseizoen zorgvuldig schoongemaakt. Natuurlijk kan de oorhanger van een vroegere gast zijn, maar het is ook heel goed mogelijk dat hij van de dader is.’
Hij pauzeerde even.
‘En het beste heb ik voor het laatst bewaard,’ voegde hij er ironisch aan toe. Hij reikte naar het glas water en keek ernstig naar zijn collega’s rond de tafel.
‘Jullie hebben nu het huisje gezien en nu zal ik beelden van het slachtoffer tonen. Wees op het ergste voorbereid. Het zijn geen aangename foto’s. We hebben ze van het ziekenhuis gekregen en zo zag Markus Sandberg er dus uit toen hij daar vannacht werd binnengebracht.’
De spanning was om te snijden in de kamer. Karin hield haar hoofd half afgewend, nog steeds had ze er moeite mee om zwaargewonde of dode mensen te zien. Ze werkte nu vijftien jaar bij de politie en had zich erbij neergelegd dat ze er waarschijnlijk wel nooit aan zou wennen.
Hoewel de politiemensen in de kamer heel wat gewend waren, hapten ze toch naar adem toen de foto’s van Markus Sandberg op het scherm verschenen. Hij was totaal onherkenbaar. Zijn gezicht was opgezwollen en gehavend, hij had een kapotte onderkaak en een grote open wond waardoor zijn tanden en stukken bot zichtbaar waren. Eén kant van zijn schedel was helemaal bebloed en zijn rechteroor ontbrak. Op zijn handen en onder- en bovenarmen zaten lelijke, diepe wonden.
Tijdens het tonen van de foto’s was het doodstil in de ruimte. Na afloop bleef iedereen stil zitten, niemand zei iets. Ook Sohlman niet. Dezelfde gedachte maalde maar door ieders hoofd: wat was het voor persoon die tot zoiets in staat was? Naar wat voor soort persoon moesten ze op zoek?