De stemming was verwachtingsvol toen Knutas op zijn vaste plaats ging zitten aan het hoofd van de conferentietafel. Niet alleen vanwege de moord op de chef van Fashion for life, de afgelopen uren gonsde het van de speculaties op de afdeling Recherche. Iedereen begreep dat er vermoedelijk iets nieuws en belangrijks in het onderzoek gebeurd was, maar niemand wist wat. De deur van Knutas’ werkkamer was de hele middag dicht geweest en hij had onafgebroken aan de telefoon gezeten, niemand had hem durven storen. Toen hij op deze late maandagmiddag het hele rechercheteam snel bijeen had geroepen voor een extra vergadering, was iedereen erg benieuwd wat ze te horen zouden krijgen.
Alle ogen waren gericht op de onderzoeksleider toen hij vertelde dat de redactie van het modeblad een dreigbrief had ontvangen.
‘Het is kennelijk niet ongebruikelijk dat de redactie dreigbrieven ontvangt,’ legde Knutas uit. ‘Volgens de hoofdredactrice kan het daarbij gaan om dierenactivisten die reageren op een model dat bont draagt of mensen die hen beschuldigen van racisme omdat er zo zelden zwarte modellen op hun cover staan of omdat ze anorexia aanmoedigen. Maar deze specifieke brief kwam dus bij de redactie terecht, de dag nadat Robert Ek vermoord was aangetroffen. En de brief was niet geadresseerd aan de hoofdredactrice of het blad in het algemeen, maar aan moderedactrice Fanny Nord,’ besloot hij zijn verhaal.
Technisch rechercheur Erik Sohlman was de eerste die een opmerking maakte over de inhoud.
‘Uitgeknipte letters zijn klassiek. Maar dat de briefschrijver eerst alle moeite heeft genomen om letters uit te knippen en dan toch met de hand de naam van de geadresseerde op de envelop schrijft, geeft een zeer amateuristische indruk.’
‘Alhoewel het geen uitgeknipte letters waren, maar hele woorden,’ benadrukte Knutas. ‘Twee woorden, in verschillende kleuren en lettertypen, maar ze lijken uit hetzelfde blad te komen. Een of ander magazine. Dat hij zelf op de envelop heeft geschreven geeft zoals gezegd aan dat we hier niet met een prof te maken hebben. Moeten we misschien een grafoloog raadplegen om het handschrift te duiden?’
‘Nee,’ zei Sohlman. ‘We hebben immers geen vergelijkingsmateriaal. Ik neem aan dat de brief wel naar het lab is gestuurd voor dna. Wat stond er op het poststempel?’
‘Stockholm, met de datum van gisteren. Dus is de brief vermoedelijk na de moord op Robert Ek op de bus gedaan.’
‘Als de woorden uit hetzelfde blad zijn gehaald, zou het niet onmogelijk moeten zijn om erachter te komen om welk nummer het gaat,’ zei Sohlman. ‘Hebben we een foto van die brief?’
‘Komt eraan,’ zei Knutas. ‘En Stockholm is ook vast al druk bezig om dat uit te zoeken. Hoewel we er niet al te veel onze hoop op moeten vestigen. Als we weten om welk magazine het gaat, hoeft dat nog niets te betekenen voor het onderzoek. Er komen immers zoveel tijdschriften uit.’
‘En ze komen niet uit dit modeblad?’ vroeg Sohlman.
‘Blijkbaar niet.’
‘Hoe zit het met de vingerafdrukken?’
‘Er zaten er genoeg op de envelop, uiteraard, maar niet één op de brief zelf. De afzender heeft handschoenen gebruikt.’
‘De vraag is nu dus of de dader die we zoeken ook de brief heeft geschreven. En wat voor betekenis moeten we eraan hechten dat Fanny Nord de geadresseerde is?’ vatte de perswoordvoerder Lars Norrby samen, en hij trok daarbij een gewichtig gezicht.
‘Wat weten we over haar?’ vroeg Smittenberg, en hij richtte zich tot Knutas.
‘Niet zoveel,’ zei hij, en hij bladerde zijn papieren door. ‘Ze is negenentwintig jaar oud en ondanks haar jonge leeftijd werkt ze al tien jaar bij het blad. Ze is kennelijk meteen na haar middelbare school daar als assistent begonnen, toen ze nog maar negentien was. Naderhand heeft ze zich opgewerkt en nu is ze zowel styliste als moderedactrice. Dus ze verzorgt de styling van de modellen op zowel de modeshows als de fotosessies in opdracht van het tijdschrift, organiseert en plant modereportages en schrijft ook nog haar eigen artikelen.’
‘Niet slecht,’ zei Smittenberg glimlachend.
‘Ja, deze Fanny Nord was zeer spraakzaam en erg aardig. Ook al was ze nerveus. Ze is doodsbang dat de briefschrijver een of andere gek is die het op haar gemunt heeft. En ze vraagt zich natuurlijk af waarom zij nu net een brief moest krijgen met de tekst “Jullie doden”.’