Al op de Lidingöbron ontwaarde Knutas in de verte aan de overkant van het water de aparte beeldhouwwerken op de hoge, naar de hemel reikende zuilen van Millesgården. Sinds Line en hij het bezocht hadden op hun huwelijksreis in Stockholm, zo’n twintig jaar geleden, was hij daar niet meer geweest. In die tijd hadden ze geen geld gehad om naar een of ander ver exotisch oord te reizen, maar voor hen was een tripje naar de hoofdstad met hotelovernachting al spannend genoeg. Line kwam uit Denemarken en was nog nooit in Stockholm geweest en zelf was hij daar vooral tijdens zijn studie of voor zijn werk geweest en had hij geen tijd of geen zin gehad om aan sightseeing te doen. Ze hadden er een heerlijke zomerweek doorgebracht, met een boottochtje in de Stockholmse archipel, een bezoek aan de belangrijkste bezienswaardigheden en eindeloze wandelingen langs de vele kaden van de stad. Een van de hoogtepunten was Millesgården met zijn sprookjesachtige tuin, aangelegd op een aantal in de rotsen uitgehakte terrassen met een prachtig uitzicht op het water.
Jenny Levin had daar een fotosessie die de hele dag zou duren en hij wilde van de gelegenheid gebruikmaken om persoonlijk met haar te praten over de omstandigheden rond de moord op Robert Ek. Hij had een wat onbevredigend gevoel na hun korte telefoongesprek op de dag voor kerst.
Knutas parkeerde de auto en stond even later wat besluiteloos voor de afgesloten ingang. Op een bord stond vermeld dat het museum ’s maandags gesloten was. Er was niemand te zien. Ertegenover stond een hotel, maar dat leek ook uitgestorven. Knutas stampte met zijn voeten op de grond, de temperatuur was gezakt tot min twintig graden. Plotseling werd er een traliehek geopend en een langharige man in een groene overall kwam naar buiten. Knutas stelde zich voor en toonde hem zijn politielegitimatie.
‘Kom maar mee,’ zei de man. ‘Ze zijn binnen foto’s aan het maken, het is buiten te koud.’
Ze gingen het gebouw binnen dat het huis van Carl Milles was geweest en kwamen door een galerij met een prachtige marmeren vloer en sculpturen in de nissen.
Het fototeam bevond zich in het grote atelier, een enorme, witte ruimte met een plafond dat wel tien meter hoog leek. De ruimte stond vol gipsen replica’s van Milles’ sculpturen. In het midden pronkte een indrukwekkend werk dat Knutas herkende: Europa en de stier. Geleund tegen de brede nek van de stier stond Jenny Levin en hij herkende haar nauwelijks. Ze was gekleed in een schuingestreepte nauwsluitende jurk en knalblauwe schoenen met torenhoge hakken, en haar haar was opgestoken in een enorme knot boven op haar hoofd. Ze was zwaar opgemaakt en draaide haar lichaam met minimale, overdreven bewegingen naar de camera. Er stond een heel stel schijnwerpers rondom in de zaal en de fotograaf had drie assistenten die eromheen renden en ze bijstelden, de camera instelden en fotoschermen omhooghielden. De visagist en stylist die alles met een adelaarsblik in de gaten hielden, renden zo nu en dan tussen de opnamen door naar het model en werkten make-up bij, poederden en herschikten de kleding. Knutas keek gefascineerd naar het schouwspel. Hij was nog nooit aanwezig geweest bij een modereportage en was onder de indruk van Jenny Levins professionaliteit voor de camera. Je kon goed zien dat ze in haar element was.
Het duurde even voor ze hem zag. Een moment verstijfde ze, maar daarna poseerde ze onbewogen verder.
‘Ik ben tevreden met deze opstelling,’ riep de fotograaf na een tijdje. ‘Mooi gedaan.’
‘We moeten misschien even onderbreken voor de lunch,’ stelde de styliste voor. ‘Hoe laat is het?’
‘Vijf over twaalf.’
‘Oké, lunch tot een uur. Eten vinden jullie in het hotel hiernaast.’
Knutas liep naar Jenny toe.
‘Dag Jenny, dat komt goed uit dat jullie nu pauzeren. Ik moet met je praten.’
‘Dan moet u dat doen tijdens de lunch,’ onderbrak de styliste. ‘We hebben een erg strak schema.’
‘Daar heb ik niets op tegen.’
‘Ik moet me eerst even omkleden,’ zei Jenny.
‘Ik wacht wel.’
Ze liepen over de binnenplaats naar het hotel, waar een lunchbuffet werd geserveerd. Knutas en Jenny voorzagen zich van eten en namen daarna plaats aan een raamtafeltje dat wat verwijderd van de rest van de tafeltjes stond.
‘Er zijn nog een paar omstandigheden waar ik helderheid over probeer te krijgen en daar heb ik jouw hulp bij nodig, daarom wilde ik je vandaag spreken,’ begon Knutas. ‘Je hebt eerder aan de telefoon gezegd dat je niets wist over Markus’ mobiele telefoon. Dat klopt toch?’
‘Ja, ik heb hem dat bericht niet gestuurd. Ik zweer het. Ik heb Markus’ mobieltje sinds die opdracht op Furillen niet meer gezien. Ik heb geprobeerd te bedenken of het in het huisje lag, maar ik kan het me niet herinneren.’
‘En je hebt geen idee wie dat sms-bericht naar Robert Ek kan hebben gestuurd?’
‘Absoluut niet. Ik vind het gewoon allemaal erg vervelend.’
Jenny zag bleek, ondanks alle make-up, en ze plukte nerveus aan het bestek.
‘Volgens de patholoog-anatoom is Robert Ek vrijdagnacht ergens tussen een en vijf uur overleden. Wat ik graag wil weten: waar was jij op dat tijdstip?’
Jenny Levin had tranen in haar ogen. Knutas liet zich er echter niet door beïnvloeden.
‘Waar was je vrijdagnacht van 19 op 20 december tussen een en vijf uur?’
‘Denken jullie dat ik het heb gedaan?’ stamelde ze geschrokken. ‘Dat ik Robert heb vermoord?’
‘Op dit moment denken we niets. Maar we moeten weten waar je tussen die twee tijdstippen was.’
Jenny schoof haar bord opzij en nam een paar slokken water. Haar ogen schoten onrustig heen en weer.
‘Ik moet nadenken. Ik was namelijk erg dronken. Er waren zoveel mensen. We hebben vrij lang met een groep bij de bar staan praten. Robert was daar ook bij.’
Knutas knikte bemoedigend.
‘Ga door.’
‘Een of andere man vroeg me ten dans en we gingen naar de dansvloer. Ik weet niet hoe lang we gedanst hebben. Hij bood me wat te drinken aan bij een andere bar, wat meer achter in de club, en we gingen op een bank zitten. Ik geloof dat het in de viproom was. Later kwamen daar nog meer mensen.’
‘Wie?’
‘Geen idee. Ik weet niet wie dat waren. Hierna heb ik alleen maar ontzettend vage herinneringen. Ik vermoed dat iemand iets in mijn drankje heeft gedaan, want ik herinner me eigenlijk niets meer van wat er daarna gebeurd is.’
‘Waar heb je de nacht doorgebracht?’
Jenny keek door het raam. Ze aarzelde lang voor ze antwoord gaf.
‘Eerlijk gezegd heb ik geen idee. Ik werd wakker in een bed bij een man thuis van wie ik de naam niet weet. Het was zo gênant. Hij sliep nog toen ik wegglipte uit het appartement. Ik wilde zo snel mogelijk weg.’
‘Waar was dat appartement?’
‘Ergens in Östermalm, een of andere doodlopende straat. Ik ben niet zo bekend in Stockholm. Ik ben op goed geluk een kant op gelopen en zonder dat ik het eerst doorhad kwam ik uit op de Karlavägen en toen herkende ik het weer. Ik heb toen de metro naar mijn appartement in Kungsholmen genomen.’
‘Was daar iemand?’
‘Nee, ik was daar alleen en dat vond ik heel erg fijn. Ik voelde me de hele dag verschrikkelijk klote.’
‘Wat heb je gedaan?’
‘Ik heb de hele dag wat binnen op de bank gehangen, ben alleen naar buiten geweest om een video te huren en een pizza te halen. Net als op zondag. De dag daarop ben ik naar huis gegaan.’
‘Weet je echt niet bij wie je de nacht van 19 op 20 december hebt doorgebracht?’
Jenny wierp Knutas een gekwelde blik toe.
‘Nee, ik heb geen idee.’
‘Is er iemand die het misschien wel weet? Iemand in de club?’
‘Nee, dat denk ik niet, het was zo druk.’
‘Dus dit betekent dat je geen alibi hebt voor de nacht van de moord?’
Knutas werd onderbroken door de styliste, die vanaf de tafel waar de rest van het team zat riep: ‘Over vijf minuten beginnen we weer!’
Jenny Levin zag eruit alsof ze moest overgeven.