Het modellenbureau Fashion for life was gehuisvest in een mooi pand van rond 1900 in een straat met trendy restaurants en winkeltjes midden in Stockholm. Karin en Wittberg hadden een afspraak met Robert Ek, de chef van het bureau, en meldden zich bij de receptie. De jonge receptioniste had een ravenzwart pagekapsel en een pony waar een van haar ogen achter schuilging. Het enige zichtbare oog, helemaal roetzwart opgemaakt, observeerde hen nieuwsgierig terwijl ze haar chef belde. Haar nagels waren lang en perfect gelakt in een luipaardpatroon. Karin staarde er gefascineerd naar. Dat er zulke mensen bestonden. Ze voelde zich een enorme stoethaspel in haar spijkerbroek, All Stars-gympen en dat stomme oude legerjack. Ze had op zijn minst haar haar kunnen kammen en wat lippenstift op kunnen doen. Had een beetje moeite kunnen doen. Het volgende moment riep ze zichzelf tot de orde. Flauwekul, ten eerste was ze politievrouw en geen wannabe model en ten tweede: wat deed het ertoe? In hun ogen zag ze er sowieso hopeloos uit.
Het volgende moment kwam er een man door de glazen deur. Hij was vijfenveertig jaar, schatte Karin. Rijzig, kortgeknipt haar, gladgeschoren alsof hij zo uit een zeepreclame was gestapt. Daarbij glom zijn gezicht als een pas gepoetste koperen schaal. Licht overhemd, leren broek, rode bretels en een chic sjaaltje om zijn nek. Brede lach met onnatuurlijk witte tanden, vierkante bril met een breed en krachtig rood montuur, verscheidene ringen om zijn vingers. Karin kneep even extra in zijn hand, als een soort van compensatie voor haar treurige verschijning en haar instinctieve antipathie tegen de man die voor haar stond.
Ze liepen zijn kantoor in. Robert Ek sloot de glazen deur en vroeg hun plaats te nemen op een limegroene bank. Aan de muur tegenover hen hing een enorm portret van een vrouw met een Schots geruite paraplu die Fifth Avenue overstak in een winderig en regenachtig Manhattan. De vrouw was slechts gekleed in een slipje en een beha en haar lange rode haar stond alle kanten op in de harde wind, net als de weerbarstige paraplu die ze probeerde in bedwang te houden in de wind. Karin herkende ogenblikkelijk Jenny Levin.
‘Onze nieuwe ster,’ zei Robert Ek toen hij haar blik opmerkte. ‘Ze zal het nog ver schoppen. Is ze niet fantastisch?’
‘Ja, echt wel,’ beaamde Thomas Wittberg aandachtig.
Karin knikte alleen.
‘Wat kan ik jullie aanbieden? Een espresso, macchiato? Pellegrino?’
‘Wat is…’ begon Wittberg, maar toen kreeg hij een por van Karin.
‘Bedankt, het is goed zo. We blijven niet lang.’
‘Oké, ik begrijp het. Wat kan ik voor jullie doen?’
Als hij nu eens die rotgrijns van zijn smoel haalde, dacht Karin geërgerd. Zijn beste fotograaf ligt verdomme op de intensive care.
‘Hoe zou u de relatie tussen uzelf en Markus willen omschrijven?’
‘Goed, zeer vriendschappelijk. We kennen elkaar al heel lang.’
‘Hoe lang?’
‘Ja, dat moet toch zeker wel vijftien jaar zijn, als ik me niet vergis.’
‘Ver voordat Markus met mode begon te werken, dus?’
‘Precies. We zijn elkaar in verschillende verbanden tegen het lijf gelopen. Stockholm is niet zo groot als je misschien denkt als je uit de provincie komt.’
Hij lachte openhartig naar Karin, die zijn lach niet beantwoordde. Ze vond de man nu al bijna onuitstaanbaar irritant. Ze was er verbaasd over hoe onaangedaan hij leek te zijn over de trieste toestand van Markus.
‘Wat doet het u, wat er met Markus is gebeurd?’
Alsof hij haar gedachten kon lezen veranderde Robert Eks gezichtsuitdrukking onmiddellijk.
‘Het is verschrikkelijk,’ zei hij met klem. ‘Afschuwelijk, gewoon. Ik schrok zo toen ik hoorde wat er gebeurd was.’
Om zijn woorden kracht bij te zetten sloeg hij zijn handen ineen en sperde zijn ogen wijd open. Hij schudde daarna zijn hoofd, zette zijn bril af en veegde in zijn ooghoeken met een tissue die hij uit een doosje dat op de tafel stond had getrokken.
‘We kunnen nu alleen maar hopen dat hij zo snel mogelijk herstelt.’
‘Waar was u, die nacht toen Markus aangevallen werd?’
Robert Ek trok zijn geëpileerde wenkbrauwen op. Karin vroeg zich af of hij zijn wimpers ook niet geverfd en verlengd had. Ze waren onnatuurlijk donker en lang.
‘Maandag een week geleden? Ja, toen was ik thuis met mijn gezin. Ik lag waarschijnlijk te slapen.’
‘U bent getrouwd en hebt vier kinderen. Klopt dat?’
‘Ja, dat klopt. Ik ben getrouwd met Erna Linton, misschien weten jullie nog wie dat is? Ze was een gevierd model, destijds. Hoewel dat alweer vrij lang geleden is. De tijd gaat snel.’
‘Waar wonen jullie?’
‘In Saltsjö-Duvnäs, vlak buiten Stockholm, in Nacka. In mijn ouderlijk huis.’
‘Hoe is de beroepsmatige relatie tussen u en Markus?’
‘We zien elkaar niet zo vreselijk vaak, eigenlijk. Hij holt van de ene opdracht naar de andere, ik zit meestal hier en hou me voornamelijk bezig met de administratie, als ik niet onderweg ben.’
‘Weet u of er een verband is tussen Markus en Flemingsberg?’
‘In Huddinge? Nee, dat kan ik me haast niet voorstellen, hij bewoog zich altijd vooral in de binnenstad. Tenzij er een of andere vrouw in het spel is die daarvandaan komt.’
‘Heeft Markus vijanden, iemand die hem iets zou willen aandoen?’ vroeg Thomas Wittberg, die zich voor het eerst in het gesprek mengde.
Robert Ek liet zijn blik over Wittbergs goed getrainde en beter geklede gestalte gaan. Hij wachtte heel even met het antwoord.
‘Niet dat ik weet. Hier op het modellenbureau is hij altijd erg populair geweest, soms een beetje té, als jullie begrijpen wat ik bedoel. En dat heeft door de jaren heen wel voor problemen gezorgd. Ik weet niet hoeveel modellen midden in een opdracht gestopt zijn omdat hij hen gedumpt had en met iemand anders iets was begonnen. Zo ging het in elk geval steeds, totdat ik het er een halfjaar geleden met hem over gehad heb. Op zich gaat het me niets aan, maar als ik zie dat het met mijn modellen niet goed gaat, dan moet ik ingrijpen. Ik probeerde hem dit aan zijn verstand te brengen, vroeg hem met klem het wat rustiger aan te doen. We kunnen het ons gewoon niet permitteren dat ons werk vertraging oploopt, veel slechter wordt of in het ergste geval geannuleerd wordt omdat hij zijn pik achternaloopt. Ja, excusez le mot, maar dat is in feite waar het allemaal om draait.’
Karin wierp een blik op Wittberg. Hij vertrok geen spier.
‘En hoe reageerde Markus hierop?’
‘Hij probeerde het met een grapje af te doen.’
‘Hij nam het dus niet serieus?’
‘Nou, dat is nog te veel gezegd. Toch had ik het idee dat hij zijn leven enigszins beterde. Of misschien deed hij het alleen wat discreter.’
‘Maar het kan ook voor andersoortige problemen hebben gezorgd… zijn affaires,’ zei Karin. ‘Is er een affaire geweest die erg serieus was of die ernstige consequenties had?’
Robert Eks gezicht betrok. Voor het eerst in het gesprek was er iets waarachtigs op zijn gezicht te zien, hij keek oprecht bezorgd, bijna verdrietig.
‘Dan moet ik meteen denken aan de geschiedenis met Marita. Een Fins model met wie hij omging. Marita Ahonen.’
‘O?’
‘Ze was een zeer veelbelovend model, kwam een paar jaar geleden bij ons. Een meter tweeëntachtig lang, benen als van een gazelle, witblond haar als van een bosnimf, een huid als het teerste Meissenporselein en over haar ogen zullen we het maar niet hebben. Ze waren als de duizend meren van Finland in een enkele blik, zo puur dat je al moest blozen als je in die ogen keek. Ze was als een droom, als een sprookjesfiguur. Zoals zij was er maar één. Haar werd een stralende carrière voorspeld. De hele wereld lag aan haar lelieblanke voeten. Tot ze Markus tegenkwam. Ze viel als een blok voor hem, ze was ook nog zo jong, pas zestien. Ik denk dat ze nauwelijks een vriendje gehad had voor hem. Toen speelde zich het klassieke scenario af. Hij speelde met haar tot hij na ongeveer een halfjaar, zoals geheel in de lijn der verwachting lag, genoeg van haar had en haar dumpte voor het volgende knappe meisje dat als nieuw model bij het modellenbureau kwam werken. Ik bedoel te zeggen, zo is het altijd gegaan. Voortdurend nieuwe meisjes. Afijn, deze Marita is eraan kapotgegaan, zij was namelijk ook nog zwanger geraakt, maar hij had er ondertussen al genoeg van en was totaal niet geïnteresseerd in haar, laat staan in het kind. Hij haalde haar over tot een abortus, en daar is ze nooit overheen gekomen. Ze ging cocaïne gebruiken, werd depressief, gleed steeds verder af en moest een paar maanden later stoppen omdat ze zich niet gedroeg. Op het laatst was ze min of meer voortdurend onder invloed van drugs en uiteindelijk ging het gewoon niet meer.’ Robert Ek schoot vol. ‘Ach, ik heb daar zo’n slecht geweten over. Ik heb dat meisje niet kunnen vergeten, af en toe denk ik nog weleens aan haar. Het is een verschrikkelijk verhaal.’
‘Wat is er met haar gebeurd?’ vroeg Karin emotioneel.
‘Iemand vertelde dat ze uiteindelijk weer terug was gegaan naar Finland. Ik heb sindsdien niets meer van haar gehoord.’
‘En hoe lang geleden is dat?’
‘Ja, het moet nu ongeveer twee jaar geleden zijn dat ze hiernaartoe kwam, en dan moet het minder dan een jaar geleden zijn dat ze verdween. Het gebeurde allemaal erg snel.’
‘En ze heette Marita, zei u? Ahonen?’
Karin schreef de naam op.
‘Hebt u haar adres in Finland?’
‘Alleen dat van haar ouders. Een ogenblik.’
Robert Ek riep een assistent en vroeg hem alle informatie over Marita Ahonen te halen. Hij keek ernstig van de ene politieagent naar de andere terwijl ze wachtten.
‘Denkt u dat wat Markus Sandberg is overkomen iets te maken kan hebben met wat er met Marita is gebeurd?’
‘Dat weten we niet,’ zei Karin. ‘Maar we moeten natuurlijk alle informatie natrekken. En over vriendinnen gesproken, welke andere vrouwen waren er in zijn leven, naast Jenny?’
‘De eerste aan wie ik moet denken is Diana Sierra.’
‘Diana Sierra?’
‘Ja, zijn vriendin.’
‘U bedoelt zijn ex-vriendin?’
‘Dat weet ik niet. Ze werkt momenteel in elk geval in New York.’
‘En zij hebben iets met elkaar, nu op dit moment, dus?’ hield Karin vol.
‘Ja, dat heb ik begrepen, ja.’
‘Maar Jenny Levin dan?’
Robert Ek haalde zijn schouders op.
‘Dat is hoe hij het doet. Hij is hopeloos, denkt alleen maar aan zichzelf. Het interesseert hem geen ene moer hoeveel harten hij onderweg breekt.’