Knutas glipte zijn kamer in na het ontbijt met Karin. Dat had geholpen. Zijn hoofdpijn was verdwenen en hij voelde zich een heel stuk beter. Hij belde met het Karolinska-ziekenhuis en sprak met de verantwoordelijke arts, Vincent Palmstierna.
‘Markus Sandberg heeft zeer ernstig letsel opgelopen,’ begon Palmstierna. ‘We doen wat we kunnen, maar ik moet helaas zeggen dat de afloop onzeker is. Waarschijnlijk heeft de dader hem aangevallen met een bijl, zowel met het stompe als met het scherpe gedeelte.’
‘Hoe groot is de kans dat hij het overleeft?’
‘Dat is op dit moment moeilijk te zeggen. We houden hem in een kunstmatige coma en houden zijn temperatuur bewust wat lager om de hersenactiviteit te minimaliseren, waardoor de zwelling afneemt. Hij heeft veel bloed toegediend gekregen en ik denk dat hij nog wel een aantal keren geopereerd moet worden.’
‘Hoe zou u de verwondingen kunnen omschrijven?’
‘Hij heeft een aantal kleinere hersenbloedingen gehad waar de bijl zijn schedel heeft verbrijzeld. Helaas is er tevens een zogenaamde subdurale bloeding ontstaan, dus een bloeding tussen de harde hersenvliezen. Hij is zijn rechteroor kwijt en zijn onderkaak is gebroken. Op zijn armen heeft hij afweerwonden, dat zijn de plaatsen waar de dader het scherpe gedeelte van de bijl heeft gebruikt, zodat hij diepe, lelijke wonden heeft in zijn handen, in de muis van zijn hand, op de gewrichten van zijn vingers en zelfs op de buitenkant van zijn onder- en bovenarmen.’
‘Allemachtig.’
Knutas vertrok zijn gezicht. Hij zag de wanorde in het huisje voor zich en kon zich een voorstelling maken van het gevecht dat zich daarbinnen had afgespeeld. Hij ging verder: ‘Wat gaat er nu eerst gebeuren?’
‘We zullen hem zoals gezegd een aantal keren moeten opereren en allereerst moeten we ervoor zorgen dat de zwelling in zijn hersenen afneemt. Er zijn heel wat chirurgische ingrepen nodig om de kapotte onderkaak te repareren, maar ook voor zijn oor. We laten hem minstens een week in coma liggen, misschien langer. Vooropgesteld dat hij in leven blijft, wat helemaal niet zeker is.’
‘Als hij het overleeft… zal hij zich dan nog iets van de aanval herinneren?’
‘Het is niet te hopen dat hij zich iets van de gebeurtenis zelf herinnert. Aan de andere kant is volledig geheugenverlies vrij ongewoon, ik bedoel wanneer het gaat over zijn leven in het algemeen, maar een licht geheugenverlies is erg aannemelijk.’
‘Bestaat de mogelijkheid dat hij weer helemaal herstelt?’
‘Eerlijk gezegd is het nog veel te vroeg om over dat soort dingen te speculeren, we weten niet eens of hij het zal overleven. Maar ik kan wel zeggen dat het bij dit type letsel zeer onwaarschijnlijk is. De kans is erg groot dat hij er een gehoorbeschadiging aan zal overhouden, problemen zal hebben met het articuleren, chronische hoofdpijn, concentratieproblemen, stressintolerantie en zoals gezegd, een licht geheugenverlies. Vaststaat dat zijn gezicht verminkt is.’
Knutas bedankte de arts en beëindigde het gesprek. Met een diepe, langgerekte zucht leunde hij achterover in de stoel. Dat Markus Sandberg een dader zou kunnen aanwijzen was dus ijdele hoop. Ze moesten iets anders zien te vinden waar ze op konden vertrouwen. Ook al was Furillen in de winter een van de eenzaamste plaatsen die je je maar kon voorstellen, toch zou iemand redelijkerwijs iets gezien of gehoord moeten hebben. Een dader liet altijd sporen achter, hoe dan ook.
Hij was net bezig zijn pijp te stoppen, toen de telefoon ging. Het was de dienstdoende agent. Hij klonk opgewonden.
‘Ik heb hier een vent aan de lijn die je iets moet vertellen. Wees erop voorbereid dat hij vrij omslachtig is.’
‘Oké, verbind hem maar door.’
‘Dag, mijn naam is Olof Hellström en ik bel vanuit Kyllaj. Ik huur hier een huis. Ja, ik woon normaal gesproken in Stockholm, maar het zit zo, ik ben schrijver en ben hier om aan mijn volgende roman te schrijven. Ik zit nu in de eindfase, ben bezig met het fijnslijpen en…’
‘Ja, ja. Kom ter zake,’ onderbrak Knutas hem abrupt. Hij kon net zo goed direct maar aangeven dat het nu niet het moment was voor lange uiteenzettingen. De man aan de andere kant brieste even, maar ging daarna verder: ‘Ik denk dat ik de man heb gezien die vannacht die persoon op Furillen mishandeld heeft.’
Knutas hield zijn adem in. Konden ze zo’n mazzel hebben? ‘Waarom denkt u dat?’ vroeg hij gespannen.
‘Ik zat vannacht nog te schrijven, toen ik een motorgeluid op het water beneden het huis hoorde. Ik ben naar buiten gegaan om te kijken wat het was. En daar zag ik een kleine boot aanleggen. Er sprong een man uit en ik was ontzettend verbaasd toen hij in plaats van de boot vast te maken hem weer de zee op duwde. Ik had mijn hond binnen gelaten. Ja, ziet u, ik heb een golden retriever, maar ik dacht…’
‘Ga door.’
‘Ja, hoe dan ook… de man liep haastig weg over de steiger en verdween. Ik heb niet gezien waar hij naartoe is gegaan.’
‘En u bent hem niet gevolgd?’
‘Nee, ik heb me ook niet laten zien, ik werd onzeker. Ik wist niet wie hij was of waar hij mee bezig was. En toen had ik ook nog geen idee wat er op Furillen gebeurd was. Ik hoor het nu op de radio en dacht dat er misschien een verband was.’
Knutas graaide naar pen en papier terwijl hij praatte.
‘Hoe zag de man eruit?’
‘Vrij normaal postuur, beetje kleiner dan de gemiddelde lengte, misschien een meter vijfenzeventig, een meter tachtig. Hij droeg donkere kleren.’
Olof Hellström leek door te hebben dat hij zich het beste beknopt kon uitdrukken.
‘Wat had hij aan?’
‘Ik weet het niet, ik heb alleen een glimp van hem opgevangen.’
‘Hebt u iets van zijn gezicht kunnen zien?’
‘Helaas, ook niet.’
‘Hebt u enig idee van de leeftijd van de man?’
‘Moeilijk te zeggen. Hij leek vrij jong. Niet een oude man, in elk geval, ik zou zeggen… ergens in de dertig, misschien tegen de veertig.’
‘Heeft hij u gezien?’
‘Nee. Eerst dacht ik van wel, want hij bleef staan en draaide zich om. Maar toen verdween hij. Ik ben nog een paar minuten blijven staan, maar hij kwam niet terug. Daarna ben ik naar de steiger gelopen om te kijken waar de boot gebleven was, maar die was al weggedreven.’
‘Weet u hoe laat het was toen u hem zag?’
‘Moeilijk te zeggen, ik hou de tijd niet in de gaten als ik werk, maar het was pikkedonker en aangezien ik nog steeds klaarwakker was, kan het niet al te laat geweest zijn. Een uur of een, misschien twee.’
‘Oké. Zoals u vast wel hebt begrepen is dit belangrijke informatie voor ons en ik moet u dan ook vragen om zo snel als mogelijk is hier naar het bureau te komen.’
‘Dat is geen probleem. Ik kan meteen komen.’