Erna Linton was een knappe vrouw, lang en elegant in een knalroze in ribbels gebreid vest dat bijna tot haar knieën reikte en een dikke turkooizen maillot, waar je maar een streep van zag boven de zwarte, hooggehakte laarzen. Net zo’n kleurrijke en opvallende kledingsmaak als haar man, dacht Karin. Ze nam plaats in de verhoorkamer, die haar deed denken aan die in het politiebureau van Visby, hoewel deze groter was en hier een raam in zat dat uitkeek op de Agnegatan. Wittberg en Karin zaten in een hoek van de kamer en waren als getuigen bij het verhoor aanwezig. Het verhoor werd afgenomen door commissaris Martin Kihlgård. Hij had voor koffie, water en een schaal pepparkakor gezorgd. Typisch Kihlgård, dacht Karin. Altijd even attent.
Al hadden ze al vaak samengewerkt, ze was nog nooit aanwezig geweest bij een verhoor dat Kihlgård afnam, en dat vond ze bijna net zo spannend als horen wat Erna Linton te vertellen had.
‘Melk en suiker?’ vroeg de commissaris.
‘Melk, graag.’
Erna Linton sloeg haar benen over elkaar en roerde met een lepeltje in de koffie. Blies zachtjes in de koffie voordat ze voorzichtig het kopje naar haar mond bracht. Pas toen keek ze Kihlgård aan. Haar blik veranderde van waakzaam naar een beetje geschokt toen Kihlgård vrijmoedig een koekje in zijn koffie doopte en het natte, slappe stuk opsmikkelde. Hij keek de vrouw aan de andere kant van de tafel vriendelijk aan.
‘Vertelt u eens over Robert. Wat was het voor een man?’
Erna Lintons smalle, witte hand trilde bij die vraag.
‘Wat bedoelt u?’
‘Wat voor hobby’s had hij, wat deed hij graag in zijn vrije tijd? Wat deden jullie altijd samen als jullie iets leuks deden?’
‘Ach, ik weet het niet goed,’ antwoordde ze aarzelend. ‘Hij had het natuurlijk druk op het modellenbureau. Daarnaast hebben we vier kinderen, die vragen ook veel tijd. Dan blijft er niet zoveel tijd meer over voor iets anders.’
‘Op die manier.’
Kihlgård zweeg enige tijd. Erna Linton pulkte aan haar nagelriem. Veranderde van houding.
‘Neem gerust een koekje.’
‘Nee, bedankt.’
‘Een beetje suiker kalmeert.’
‘Oké.’
Ze beet in een koekje en binnen een mum van tijd was het op.
‘Hoe gaat het met u?’ vroeg hij, en hij keek haar vriendelijk aan.
‘Niet zo goed.’
‘Dat begrijp ik.’
Stilte.
Erna Lintons ogen versmalden.
‘Waar wachten we op?’
Kihlgård haalde zijn schouders op, zei niets. Karin en Wittberg loerden naar elkaar. Waar was hij mee bezig? Voor hem zat een vrouw die haar man had verloren op de meest wrede en vreselijke manier.
Erna Linton liet zachtjes haar tong tegen haar gehemelte klakken voor ze haar mond opende.
‘U denkt misschien dat ik het gedaan heb?’ vroeg ze strijdlustig. ‘Hanteert u daarom de tactiek van zwijgen? Haar laten wachten, haar laten bekennen… waar bent u in vredesnaam mee bezig? Ik heb thuis vier vertwijfelde kinderen zitten voor wie ik moet zorgen, ik heb geen tijd om hier naar muren te zitten staren. Kom op, wat wilt u? Wat wilt u dat ik zal zeggen?’
Ze spreidde haar armen en kwam half overeind uit de stoel. Kihlgård bleef haar strak aankijken. Hij zei nog steeds niets. Seconden tikten weg.
‘Ja, ik ben boos op hem, hij bedroog me, maar dat weten jullie toch al?’ Ze wendde zich tot Karin en Wittberg, die ieder weggedoken in een hoek zaten. Ik ben godvergeten boos op hem! Onze jongste is verdomme pas negen jaar! Niet dat hem dat ook maar enigszins interesseerde als hij zijn pik in de ene na de andere kut stak, zonder ook maar een moment bij de eventuele consequenties stil te staan, zonder ook maar een moment aan mij of aan de kinderen te denken. Zijn gezin! Naderhand kwam hij dan poeslief thuis en ging aan de eettafel de lieve papa spelen. En wat is goddomme het laatste wat hij doet? Het allerlaatste? Hij gaat ervandoor en wordt vermoordt, en wat laat hij achter? Ja, een orgie in ons huis en voorbereidingen voor een romantisch onderonsje, terwijl ik met de kinderen een familiefeest vier. Dat is wat hij voor mij achterlaat, waar ik het mee moet doen. Dat is de laatste herinnering die ik van hem zal hebben.’
Erna Linton liet zich terugzakken op haar stoel. De tranen stroomden over haar wangen. Kihlgård boog naar voren en legde zijn hand op de hare.
‘Ziezo!’
‘Hij ging vreemd,’ snikte ze. ‘De hele tijd. Er waren aan de lopende band nieuwe vrouwen.’
‘Hoe weet u dat?’
‘Ik weet het al lang. Anders zou ik blind en doof zijn geweest. Hij bleef op het kantoor overnachten, rook naar parfum, hij had overdreven vaak zakendiners of gala’s waar hij naartoe moest. Nieuwe modellen voor wie hij moest zorgen, bespaar me. Ik heb zelf ook tien jaar in het vak gezeten, dus ik weet hoe het werkt.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Maar lieve schat, bent u nu werkelijk zo naïef? Alles draait om concurrentie, om doorbreken, de juiste mensen ontmoeten, de beste contacten krijgen, de machtige mannen aan je zijde krijgen, dat ze je mogen en je waarderen zodat je de felst begeerde opdrachten krijgt. Zij die je verder kunnen brengen in je carrière. En dan die constante honger, die honger die de wijste en kalmste persoon tot waanzin kan drijven. Wil je model zijn, dan moet je erop voorbereid zijn dat je tien jaar lang of hoe lang je carrière dan ook maar duurt honger lijdt. Naar het ideaalbeeld van ’s werelds grootste modeontwerpers moet je een heupmaat hebben als van een twaalfjarige. Hoe denkt u dat de modellen dat bereiken? Niet door elke dag te eten tot ze verzadigd zijn. Honger is blind en doof en zorgt ervoor dat iemand de huiveringwekkendste dingen doet. Waarom denken jullie dat mijn bijna vijftigjarige man modellen van achttien, negentien jaar het bed in kreeg? Denken jullie nou echt dat dat te maken had met zijn fantastische persoonlijkheid? Mocht hij willen!’
Hier stopte Erna Linton even en ze snoot luidruchtig haar neus in een zakdoekje dat ze uit haar tas had opgediept. De kanonnade die ze afgevuurd had en die als een razende tegen de muren ratelde, zweeg en liet een bittere leegte achter.
De heftige gevoelsuitbarsting verraste de politiemensen en van de weeromstuit wisten ze geen woord uit te brengen. De stilte daalde neer in de kamer en de sfeer werd geladen. Niemand wist iets te zeggen.
De muren wachtten af, Karin en Wittberg wachtten af, de tafel en de stoelen wachtten af, zelfs de adventsster voor het raam hield zijn adem in. Toen Erna Linton ten slotte weer sprak, was haar toon totaal veranderd.
‘Ja,’ zei ze kalm, zakelijk constaterend. ‘Ik had hem met mijn blote handen kunnen wurgen toen ik die ijsemmer met de fles champagne zag. Maar ik heb het niet gedaan. Ik heb mijn man niet vermoord.’