Om halfelf ’s ochtends landde het vliegtuig op luchthaven Bromma, even buiten het centrum van Stockholm. Markus Sandberg werd nu al een week in coma gehouden en was een aantal malen geopereerd. Die ochtend had Knutas een telefoontje gekregen dat de fotograaf uit zijn coma bijkwam. Pijlsnel was besloten dat Karin en Wittberg naar Stockholm zouden gaan om hem te verhoren. Ondanks de vrees van de arts dat Sandberg zich niets meer zou herinneren hoopte Knutas op een wonder.
Karin slikte een paar keer toen het vliegtuig landde. Er stond een auto voor hen klaar om hen naar het Karolinska te brengen, tegelijkertijd wilde ze niets liever dan rechtstreeks naar Södermalm rijden en met Hanna proberen te praten. Karin hoopte dat het een nieuwe poging waard zou zijn.
Toen ze in de aankomsthal kwamen werden ze opgewacht door een paar collega’s van de politie van Stockholm, zij zouden hen naar het Karolinska begeleiden. Ze hadden de belofte gekregen dat ze heel kort met Markus Sandberg mochten praten als hij daartoe in staat was. Weliswaar hadden hun collega’s uit Stockholm duidelijk gemaakt dat zij dat verhoor ook konden afnemen, maar Karin had aangegeven dat zij per se aanwezig wilde zijn bij het eerste gesprek dat de politie met Sandberg voerde.
Een verpleegkundige bracht hen naar de kamer, de collega’s uit Stockholm bleven buiten op de gang voor de intensivecareafdeling wachten.
‘Ik verzoek jullie dringend voorzichtig met hem te zijn,’ zei de verpleegkundige voor ze de deur opendeed. ‘Niets forceren. Geef hem alle tijd die hij nodig heeft en hij mag zich absoluut niet opwinden. Hij heeft waarschijnlijk nog veel pijn, ondanks alle pijnstillers. Doe het rustig aan met de vragen. Het is absoluut niet zeker dat jullie antwoord krijgen en we weten ook niet wat hij zich herinnert en of hij zich überhaupt iets herinnert. Hij kan niet praten en niet schrijven, jullie zullen dus op een andere manier moeten communiceren.’
Markus Sandberg lag met gesloten ogen onder de gele deken van het ziekenhuis. Om zijn hoofd zat een groot verband, waaronder twee dunne slangen verdwenen. Zijn gezicht was opgezwollen en vertoonde veel grote blauwe plekken met verschillende tinten geel, groen en bruin. Uit zijn hals stak een plastic buis waardoor hij ademde. De verpleegkundige legde haar hand op zijn arm.
‘U hebt bezoek.’
Karin moest diep ademhalen en zich vermannen voor ze de kamer binnenging. Je kon je onmogelijk voorstellen dat de man die daar in het bed lag de jongensachtige en charismatische tv-presentator was, die vaak omringd door de grootste beroemdheden op de rode loper verscheen.
‘Jullie hoeven alleen maar op deze knop te drukken als er iets is,’ zei de verpleegkundige; ze wees naar een snoer met een drukmechanisme dat aan de muur hing en toen vertrok ze.
‘Dag,’ zei Karin zachtjes, en ze stelde hen beiden voor.
Ze wist niet eens of hij bij was. Markus had nog steeds zijn ogen dicht en vertoonde geen enkel teken dat hij gemerkt had dat er iemand de kamer binnen was gekomen.
Ze trok een stoel bij het bed en ging zitten. Raakte hem voorzichtig aan. Hij sloeg zijn ogen open en draaide zijn hoofd een beetje haar kant op. Zijn blik was ondoorgrondelijk.
‘Wij zijn dus van de politie in Visby en onderzoeken de aanslag waarvan je het slachtoffer bent geworden. Het is erg belangrijk dat je ons helpt met het vinden van de dader en daarom wilden we zo snel mogelijk met je praten. We zijn erg blij dat je aanspreekbaar bent.’
Ze glimlachte opgewekt. Geen reactie.
‘Ik heb begrepen dat je niet kunt praten, dus zullen we een andere manier moeten verzinnen om te communiceren. Kun je twee keer met je ogen knipperen als het antwoord ja is en één keer als het antwoord nee is?’
Het duurde een tijdje. Toen knipperde Markus twee keer met zijn ogen.
‘Herinner je je nog wat er gebeurd is op Furillen?’
Er verstreken een paar minuten zonder enige reactie. Zijn rechterwenkbrauw bewoog ongecontroleerd. Ze bleven geduldig wachten. Ten slotte antwoordde hij door zijn handpalm heen en weer te wiebelen. Hij kon zich misschien toch een beetje herinneren.
‘Heb je degene die je aanviel herkend?’
Markus Sandberg kneep zijn ogen half dicht.
Knipperde twee keer.
‘Was het een vrouw of een man?’
Zijn blik werd afwezig. Alsof hij niet luisterde of de vraag niet had begrepen. Karin herhaalde de vraag. Een dun sliertje speeksel kwam uit zijn mondhoek en liep verder over zijn kin. Hij kreunde alsof hij pijn had. Het volgende moment kwam er een langgerekte klank, een jankend geluid van ergens diep onder uit zijn keel. Karin sprong verschrikt op en wilde net op de alarmknop drukken, toen de deur openging en de verpleegkundige binnenkwam. Markus Sandberg hief zijn ene arm op en begon opgewonden te grommen terwijl hij tegelijkertijd naar de verpleegkundige wees. Karin keek hulpeloos naar Wittberg, die slechts zijn hoofd schudde.
‘Jullie moeten nu gaan,’ zei de verpleegkundige resoluut. ‘Hij mag, zoals gezegd, niet van streek raken.’
‘Maar we moeten echt met hem praten,’ sputterde Karin tegen. ‘Het is ongelooflijk belangrijk dat we verder kunnen gaan met het verhoor.’
‘Nee, dat gaat nu in elk geval niet. Hij is ernstig gewond en als hij geen volledige rust krijgt is dat levensgevaarlijk.’
De verpleegkundige was onvermurwbaar.
‘Kom morgen maar terug als zijn toestand niet verslechterd is. Eruit.’
Ze stuurde de beide politiemensen weg als twee kleine kinderen.
Karin en Wittberg verlieten met tegenzin de afdeling.
‘Hij is er veel slechter aan toe dan ik gedacht had,’ zei Wittberg toen ze in de auto zaten op weg naar het politiebureau. Hij zag er geschokt uit.
‘Hij raakte overstuur toen de verpleegkundige binnenkwam en hij wees naar haar.’
‘Maar zij kan het toch absoluut niet geweest zijn.’
‘Nee,’ zei Karin. ‘Maar hij wees naar haar toen ik vroeg of het een man of een vrouw was.’
‘Maar hoe zou het nu een vrouw geweest kunnen zijn?’ bracht Wittberg ertegen in. ‘Het waren mannenkleren die in Kyllaj zijn gevonden.’
‘Dat is maar de vraag.’