Een bleek novemberzonnetje wist zich met moeite een weg naar beneden te banen door de verspreide kieren in het dichte wolkendek. De rolstenen lagen stil op het strand, het was een tijd geleden dat hier iemand had gelopen. De zee was grijs en vrij kalm. Verderop rolden bescheiden golven ritmisch tegen verspreide rotsblokken die lukraak in het water geworpen leken.
Anders Knutas, die net op de veranda van het zomerhuisje was gestapt, rilde en zette de kraag van zijn jas op. De lucht was fris, rauw, en het koude vocht kroop onder zijn kleren. Het was vrijwel windstil. De kale takken van de berk bij het hek bewogen niet, ze waren bedekt met waterdruppels, die blonken in het ochtendlicht. De grond was zacht door de gele berkenblaadjes die waren gevallen toen de eerste herfstkou zich ongemerkt had aangediend. Maar nog steeds bloeiden er een paar rozen in de tuin. Knalrode en roze dwaallichtjes tegen al dat grijze dat herinnerde aan een andere tijd.
Hij stapte van de veranda en liep de modderige onverharde weg op die zich langs de zee slingerde. Hun huisje stond een paar kilometer buiten Lickershamn, een oud vissersplaatsje in het noordwesten van Gotland, ook wel de Stenkusten genoemd. Tegenwoordig was het een zomerparadijs, met slechts een paar permanente bewoners. In deze tijd van het jaar was het hier vredig en hij genoot van de intense stilte.
Knutas was een ochtendmens en hij was al op pad gegaan zonder Line te wekken. Zoals altijd sliep ze vast. Het was even na achten op deze zaterdagmorgen en hij was de enige op de weg. De weg was oneffen en blubberig, overal waren kuilen die vol water stonden na de regen van die nacht. Op de strook gras tussen de weg en de zee lagen een paar omgekeerde roeiboten, eentje daarvan was van Knutas. Hij hield erg veel van vissen en was al jaren lid van de plaatselijke visclub. Hier zat veel zeeforel, zalm, bot, kabeljauw en tarbot. Hij ging vaak met zijn buurman Arne mee. Arne was visser en een van de weinige permanente bewoners van het dorp.
Langs de weg groeide riet, dat nu geel en gebogen was, een paar rozenbottels lichtten prachtig rood op en aan een grillige appelboom hingen nog steeds een stuk of tien gele appels.
Verder weg staken steile kalksteenrotsen indrukwekkend uit in zee. De grote rotspilaar Jungfrun tekende zich af tegen de hemel en waakte over de kleine haven, waar nu slechts een paar vissersboten en enkele roeiboten aangemeerd lagen. Er was geen mens te bekennen.
Op vrijdagmiddag was Knutas vroeg weggegaan van zijn werk, hij had Line opgepikt na haar dienst op de afdeling Verloskunde van het ziekenhuis in Visby en ze waren daarna meteen doorgereden naar het huisje. Arne had gebeld om te zeggen dat er een boom op hun erf was omgevallen tijdens de laatste herfststorm, die een paar dagen daarvoor met enorme kracht over het eiland was geraasd. Ze hadden besloten om er dit weekend naartoe te gaan en de boom te rooien. Nadat hun huwelijk al langere tijd min of meer uitgeblust was deden ze nu hun best om elkaar weer terug te vinden. En dat voelde erg goed.
Tijdens het afgelopen jaar had hij af en toe gedacht dat een echtscheiding onvermijdelijk was. Line had zich teruggetrokken, leek hem niet meer nodig te hebben, niet op dezelfde manier als vroeger. Ze deed vaker dingen in haar eentje, maakte weekendtripjes naar Stockholm en ging veel om met haar vriendinnen. Samen met Maria, die fotograaf was, had ze de hele maand oktober op de West-Afrikaanse eilandengroep Kaapverdië doorgebracht om de zwangerschapssterfte daar te documenteren. Maria schreef en maakte foto’s en Line was mee in de hoedanigheid van verloskundige en researcher. Toen hij het lef had gehad om te protesteren had ze kwaad verklaard dat er in ontwikkelingslanden jaarlijks nog heel veel vrouwen in het kraambed sterven en dat dat een enorm probleem was dat aandacht verdiende en dat hij het eens moest wagen om te proberen haar van de reis te weerhouden.
Knutas had zich nooit een voorstelling kunnen maken van hoe eenzaam het zou worden zonder Line. Hun tweeling, Petra en Nils, was zeventien jaar oud en steeds minder vaak thuis. Petra was altijd erg geïnteresseerd geweest in sport en was dol op het buitenleven. Ze speelde al jaren unihockey, maar haar grote passie was oriëntatielopen, waar ze het overgrote deel van haar vrije tijd aan besteedde. Een aantal avonden in de week had ze looptraining en toen ze geen unihockeywedstrijden meer had in de weekenden bracht ze haar tijd door met haar vrienden bij de Svaidestugan buiten Visby, het clubhuis van de oriëntatielopers, waar verschillende trainingsparcoursen waren uitgezet. Gezonde hobby’s, weliswaar, maar tegenwoordig zag hij haar nauwelijks.
Nils was precies het tegenovergestelde van zijn zus. Volstrekt ongeïnteresseerd in alles wat met sport of beweging te maken had. Hij was lid van een theatergroep en drumde in een band die om de haverklap repeteerde. Natuurlijk was Knutas blij dat ze hobby’s hadden. Beiden deden het goed op school, dus eigenlijk viel er niets te klagen. Ze waren bezig zich los te maken van hem en Line, wat betekende dat zij als ouders dat ook moesten doen. Line leek het geen enkel probleem te vinden. Ze paste zich aan de situatie aan en zorgde ervoor dat ze daarvoor in de plaats nieuwe vrijetijdsbestedingen kreeg.
Zoals die reis naar de Kaapverdische eilanden, die voor hem alleen maar een regelrechte kwelling was geweest. Al op de eerste avond dat hij thuis was gekomen van het werk had hij het gevoel dat de muren hol naar hem echoden. Buiten was het al aardedonker door de herfstduisternis, hoewel het pas halfvijf was. Hij had alle lampen in huis aangedaan en de televisie aangezet, maar het was hem niet gelukt het gevoel van in de steek gelaten zijn te verjagen. En het werd elke dag erger. Als de kinderen ergens anders bleven slapen of niet thuis aten, had hij geen zin om voor zichzelf eten klaar te maken, of zelfs maar koffie te zetten.
Die maand had hij in stilte doorstaan, zonder dat het hem duidelijk was of het gevoel van leegte berustte op het gemis van Line in het bijzonder of van het dingen samen doen, van gezelschap in het algemeen.
De dag voordat ze thuis zou komen bruiste hij opeens van energie. Hij gaf het huis een grote beurt, vulde de koelkast en de voorraadkast met eten en kocht bloemen, die hij in een vaas op de keukentafel neerzette. Hij deed zijn uiterste best om liefdevol en attent te zijn.
Met succes. De laatste tijd praatten ze meer met elkaar, deden meer dingen samen en waren dichter tot elkaar gekomen.
Op vrijdagmiddag hadden ze de boom opgeruimd, bladeren geharkt en verbrand. Ze hadden de dag afgesloten met een lekkere maaltijd die ze samen hadden bereid en daarna hadden ze voor het haardvuur gezeten, wijn gedronken en gepraat. Voor ze in slaap vielen hadden ze gevrijd en het voelde bijna als in het begin van hun relatie.
Hij ademde de frisse zeelucht in tot diep in zijn longen en liep verder. Passeerde een van de permanent bewoonde huizen, waar rook uit de schoorsteen kringelde. Verderop zag hij licht branden achter een raam. In de boomtoppen balanceerde een troep zwarte kauwtjes, die onder luid geschreeuw wegvlogen toen hij dichterbij kwam. De zeevogels die in groepjes op de stenen in het water zaten reageerden op dezelfde manier. Op het moment dat ze opstegen zag hij pas hoeveel het er waren.
De boothuizen bij de haven waren leeg. Het merendeel van de wat grotere boothuizen was ingericht als zomerhuisje, met een kitchenette en slaapplaatsen.
Hij ging op een bankje zitten en keek uit over zee. Op een avond in september, de laatste keer dat ze in het huisje waren geweest, hadden ze hier gezwommen. Lines volle lichaam, haar zachte witte huid. Haar lange rode lokken, haar lach en warme ogen. Waar hij zo ontzettend van hield.
Toen hij weer bij het huisje terugkeerde, zat ze gekleed in een lang grijs vest en geitenwollen sokken op de veranda met een mok koffie in haar sproeterige, witte handen. Ze kreeg hem in het vizier en begon blij naar hem te zwaaien en te lachen. Hij zwaaide terug.