‘Red je het nu, schat?’ Haar vader buigt zich over de bank en geeft haar een voorzichtige kus op haar wang. Hij schikt de deken waarin ze gewikkeld zit nog wat beter.
‘Je weet zeker dat je het niet koud hebt? Ik ben ruim op tijd voor de kerstfilm weer thuis. Weet je zeker dat je niets wilt hebben?’
‘Nee, dank je. Het is goed.’
Het is kerstavond en hij gaat naar haar grootouders om kerstcadeaus uit te wisselen. Ze hadden natuurlijk ook gewild dat zij meekwam, maar ze kan het niet opbrengen. Haar grootouders wonen toch nog achter Klintehamn en haar vader heeft hun uitgelegd dat Agnes te zwak is. Ze heeft door de telefoon met haar grootmoeder afgesproken dat ze elkaar in elk geval op eerste kerstdag zien. Ze heeft hen in maanden niet gezien.
De deur valt achter haar vader dicht en het enige geluid dat er nu te horen is komt van de tv. Haar vader heeft een aantal films voor haar gehuurd, veel meer kan ze ook niet hebben. Ze kijkt naar een vrij stomme Amerikaanse comedy. Het interesseert haar niet zo. Haar vader heeft haar omringd met kussens en plaids. Toch voelt ze het kriebelen in haar lichaam. Haar blik glijdt over de wanden in de kamer. Haar vader heeft de oude vertrouwde kerstster tevoorschijn gehaald die ze altijd met kerst in de woonkamer hebben hangen. Hij is ietsje mooier dan de andere. Haar vader heeft zelfs een kerstboom gekocht. Een schattige, maar beetje ongelijkmatige boom, die ze samen de avond daarvoor hebben opgetuigd, waarbij ze ook een beetje moesten huilen. Kerst roept herinneringen op aan haar moeder en aan Martin. Dit is de derde kerst zonder hen. Het voelt ongewoon, vreemd om hier in haar eentje thuis op de bank te liggen. Alsof ze teruggaat in de tijd. De bank, het behang en de salontafel zijn nog hetzelfde. Het kerstkleed dat op de tafel ligt heeft haar moeder geborduurd. Agnes leunt naar voren, snuift eraan. Alsof ze de geur van haar moeder nog zou kunnen ruiken. In de boekenkast staat het portret van haar moeder en Martin. Haar vader heeft er een familiefoto naast gezet die de zomer voor het ongeluk in Griekenland is gemaakt. Het hele gezin, glimlachend en bruin, met de haven van Naxos op de achtergrond. Ze hadden samen met een ander gezin twee weken een huisje gehuurd op het Griekse eiland. Die vakantie was de beste vakantie die ze ooit hebben gehad, ze weet nog goed hoe ze altijd na een lange dag op het strand in de late namiddag in de schaduw op het terras zaten te kaarten. Ze hadden het erover gehad dat ze daar weer naartoe zouden gaan, maar het leven had anders beslist.
Ze voelt de tranen opkomen, maar heeft niet de energie om weer te huilen. Gaat wat rechter op de bank zitten, neemt een slok uit het glas dat op tafel staat en probeert zich te concentreren op de film. Het gaat niet meer. Het koude zweet breekt haar uit en de tintelingen in haar handen en voeten nemen toe. Ze heeft net gegeten, maar toen het mobieltje van haar vader ging en hij naar de hal liep om die uit zijn jaszak te halen, heeft ze de helft van het eten in de vuilnisemmer gekieperd. En kreeg meteen daarna een slecht geweten. Ze wil toch beter worden, dat wil ze. Diep vanbinnen. Misschien was het dom om het eten weg te gooien, waarschijnlijk voelt ze zich daarom nu zo zwak. Ze zou iets moeten eten, een heel klein beetje maar. Zodat ze zich beter voelt.
Ze loopt naar de keuken, trekt de koelkast open. Ze sterft van de honger. Ze zal alleen maar even kijken naar het eten dat in de koelkast staat. Alleen maar kijken. En misschien iets kleins uitkiezen zodat ze zich niet meer zo slecht voelt. Het licht dat uit de koelkast komt is gedempt in het donker en bromt zachtjes en bekend. Het is lang geleden dat ze naar dat geluid geluisterd heeft. Ze houdt de deur vast als een soort steun terwijl ze de inhoud bekijkt. Het ziet er allemaal ontzettend lekker uit. Haar blik glijdt over de kaas, de ham, de rodebietensalade, de worst. En blijft uiteindelijk hangen bij de schaal met zelfgemaakte gehaktballetjes, grote, donkere en een beetje onregelmatig van vorm. Precies zoals ze horen te zijn. Zoals die van haar moeder, waar ze zo dol op was. Papa vertelde dat hij ze exact volgens mama’s recept gemaakt heeft. En ze zien er net zo lekker uit. Maar die kan ze niet eten, dan is ze totaal verloren. Als ze er een neemt, dan zal ze niet meer kunnen stoppen voor ze de hele schaal leeggegeten heeft. Ze zou willen dat hier iemand was die haar ertoe dwong om ze allemaal op te eten. Zodat ze niet zelf hoeft te beslissen. Op het rooster eronder staat een bakje cherrytomaatjes, dat lijkt het minst gevaarlijk. Ze kan er een paar nemen.
Dan ontdekt ze een schaal rode kerstappeltjes op het aanrecht naast de koelkast. Van die harde, glanzende met wit vruchtvlees dat zo lekker zoet smaakt. Ze zoekt de kleinste uit, pakt een kunststof snijplankje en een mes en gaat aan de keukentafel zitten. Snijdt hem in tweeën. Een halve appel moet ze kunnen eten, want daar zitten immers niet zoveel calorieën in, en ze voelt zich echt niet lekker. Ze eet de ene helft op, het smaakt nog beter dan ze verwacht had. Op het moment dat ze het laatste stukje doorslikt realiseert ze zich dat deze dag nu toch mislukt is. Ze kan net zo goed doorgaan. Ze eet de andere helft ook op. Het smaakt verrukkelijk. Ze moet nog iets hebben. Ze staat op, pakt de schaal van het aanrecht en zet die op tafel voor haar neer. Neemt nog een appel, neemt niet de moeite om hem doormidden te snijden en zet direct haar tanden erin. Het zoete sap stroomt langs haar mondhoeken. Ze smakt gulzig de hele appel naar binnen. Het smaakt zo heerlijk, en tegelijkertijd wordt ze vervuld door gevoelens van schaamte en afschuw tegenover zichzelf. Ze begint te huilen. Nu is ze de controle volledig kwijt. Ze eet veel te snel en propt nog twee appels naar binnen terwijl de tranen over haar wangen stromen.
Ineens heeft ze een misselijk vol gevoel. Ze zit stampvol. Een heel zwaar gevoel in haar maag. Wat heeft ze in hemelsnaam gedaan? Vlug ruimt ze alle sporen op, zet de fruitschaal terug met de paar appels die er nog over zijn, spoelt het snijplankje af en wast het mes af. Ze moet proberen te braken. Dat heeft ze nog nooit gedaan, maar dat lijkt haar nu de snelste oplossing. Ze loopt naar de wc, zet het deksel en de bril omhoog, gaat op haar knieën voor de pot zitten en steekt haar vingers in haar keel. Probeert het een paar keer, maar het lukt haar niet. Steekt al haar vingers er zo ver mogelijk in, maar ze moet nog steeds niet overgeven. Dat het zo verdomde moeilijk is. Ze huilt wanhopig, ze moet deze appels zien kwijt te raken, dat móét! Allemachtig, ze heeft er vier opgegeten. Ze loopt snel weer de keuken in, trekt een van de keukenladen uit. Zoekt gereedschap. Ze besluit de theelepel te nemen en steekt die in haar keel. Dit zou toch de braakreflex moeten oproepen. Maar het enige wat er gebeurt na de vele pogingen is dat ze moet kokhalzen en dat er een piepklein stukje appel naar boven komt. Meer niet.
Wanhopig en overstuur komt ze uiteindelijk overeind en kijkt naar haar gezicht in de spiegel. Het beeld is angstaanjagend. Haar gezicht is vuurrood van inspanning, haar ogen zijn gezwollen en bloeddoorlopen. Ze beseft dat er niets anders op zit. Denkt koortsachtig na. Hoeveel calorieën zitten er in een appel? Ze heeft de helft van haar lunch wel weggegooid. Het hoeft niet zo’n groot probleem te zijn. Kijkt naar de klok. Kwart voor een. Op z’n vroegst is haar vader over twee uur thuis. Dan heeft ze twee uur om die rotappels eraf te sporten. Snel berekent ze hoeveel sprongen en sit-ups ze moet doen om al het fruit te verbranden. Daarna staat ze weer op nul.
Ze beseft dat het gaat lukken.
Gaat vervolgens op de zachte bank voor de tv staan en begint te springen.