De persconferentie was een kwelling, elke keer weer even inspannend, en na afloop vluchtte Knutas zijn kamer in en deed demonstratief de deur achter zich dicht. De verslaggevers gedroegen zich als uitgehongerde wolven, wellustig stortten ze zich op elk snippertje informatie dat de politie gaf. Hun honger was niet te stillen. Dat stoorde hem eigenlijk het meest. Dat ze nooit ophielden, nooit tevreden waren. De sensatiedrift was grenzeloos. Hun gulzigheid nam alleen maar toe naarmate ze meer nieuwe feiten gepresenteerd kregen. Nieuwe omstandigheden leidden tot nieuwe vragen, die tot nog meer vragen leidden. En altijd dat balanceren waarmee hij worstelde, geef hun wat ze willen hebben zodat ze denken dat dat alles is, maar houd het wezenlijke voor jezelf. Onthul niets wat het onderzoek schade kan berokkenen, wees op je hoede voor elke val, elke poging, elke manipulatie om je meer te ontfutselen dan je van plan was te zeggen.
Hij was bekaf. Plofte neer in zijn oude bureaustoel en sloot zijn ogen. Verlangde naar Line. In alle rust thuis zijn, lekker eten en daarna gezellig op de bank voor de open haard. Een arm om haar heen en alleen maar kijken naar de vlammen.
Maar het zou nog uren duren voordat hij naar huis kon. Hij wiegde zachtjes in de stoel heen en weer. Probeerde zijn hoofd leeg te maken. Alle onbeduidende dingen die daar in zijn hoofd over elkaar heen buitelden eruit te krijgen zodat hij helder kon denken. De kleren die in het strandhuisje in Kyllaj waren gevonden moesten de politie verder brengen. Hij had het skl, het forensisch laboratorium van de overheid, gevraagd om haast te maken met de analyse. De aanblik van het strandhuisje en de koffer met de bebloede kledingstukken had bij hem voor flashbacks gezorgd van een seriemoordenaarszaak van een aantal jaren geleden. Toen had een jong echtpaar bebloede kledingstukken in een keukenbank in een boothuis in Nisseviken gevonden. De kleding was van de vrouwelijke slachtoffers geweest en werd bewaard als een soort fetisj. Deze keer leek het te gaan om de kleren van de dader, die hij vermoedelijk hier verstopt had zodra hij aan land kwam.
Eén ding had hij niet verteld aan de journalisten, namelijk dat de mobiele telefoon van Markus Sandberg getraceerd was in de regio Stockholm.
Preciezer gezegd, in een van de zuidelijke voorsteden. De politie had hulp gekregen van de Rikskommunikationscentralen, de instelling waar telecomgegevens opgevraagd kunnen worden en die het signaal opgepikt had vanaf een mast in Flemingsberg. Specifiekere informatie wisten ze niet te geven. Als de dader een Stockholmer was, waarom zou hij dan die aanval op Furillen uitvoeren, op die zeer ontoegankelijke plaats, bovendien ook niet een van de gemakkelijkste plaatsen om onopgemerkt te bereiken of te verlaten? Als iemand Markus Sandberg wilde ombrengen, waarom deed hij dat dan niet in Stockholm, waar Markus woonde en werkte? Misschien was er een link tussen de dader en Gotland, misschien kwam hij hier vandaan. Blijkbaar had hij voldoende lokale kennis om ongezien naar en van Furillen te komen.
Knutas trok zijn bovenste bureaula open, pakte zijn pijp en een pakje tabak. Klopte hem uit en begon hem vervolgens met zorg te stoppen terwijl hij zijn gedachten over de zaak liet gaan. Ze hadden niet alleen het mobieltje opgespoord, maar ook het telefoontje gelokaliseerd van de nieuwsgierige onbekende man naar Hotell Fabriken dat de schoonmaakster had aangenomen, en dat had geleid naar het Grand Hôtel in Stockholm. Als de man aan de telefoon dezelfde persoon was als de dader, dan bood dit nieuwe mogelijkheden. Het gesprek was gevoerd vanuit de lobby van het hotel, wat betekende dat het helemaal niet zeker was dat de man als gast in het hotel verbleef. Aan de andere kant maakte deze omstandigheid duidelijk dat de dader afkomstig was uit Stockholm. Kon Sandbergs verhouding met Jenny Levin het motief zijn? Zijn achtergrond en naaste relaties werden op dit moment in kaart gebracht, dus hopelijk zou het beeld binnenkort duidelijk worden. Ongeduld bekroop hem; gelukkig ging op dat moment de telefoon.
‘Ja?’ antwoordde hij.
‘Hoi, met Pelle Broström, de helikopterpiloot. We hebben een boot gevonden bij Sankt Olofsholm. Het zou weleens de boot kunnen zijn die jullie zoeken.’
Knutas’ hart ging sneller kloppen.
‘Wat is het voor boot?’
‘Een kleine motorboot met een buitenboordmotor van het merk Uttern. Hij ligt in een verdomd lastig te bereiken gebied, een beetje verstopt in het riet, zodat we hem bijna gemist hadden. Bij de zoektocht van vanmorgen hebben we hem niet opgemerkt, maar na de lunch zijn we nog een keer gaan zoeken en we hebben hem nu net gevonden.’
‘Kunnen jullie iets meer zien?’
‘Nee, van hieruit is het moeilijk te zien. Hij lijkt leeg te zijn, maar dobbert vrij rond, hij is dus nergens aan vastgemaakt.’
‘Oké,’ zei Knutas enthousiast. ‘Knap werk. Schakel de kustwacht maar in, en wil je ervoor zorgen dat ze er onmiddellijk naartoe gaan en de boot naar de haven in Kyllaj slepen? Dan stuur ik de technische recherche erheen.’
‘Prima, begrepen. Wij waarschuwen de kustwacht.’
Een paar uur later had de politie bevestigd gekregen dat deze boot waarschijnlijk gebruikt was bij de aanslag op Furillen. Op de bodem zaten allemaal bloedvlekken en sporen van braaksel. Zeer waarschijnlijk konden ze daarmee de boot koppelen aan de vondst van de kleding die eerder op diezelfde dag in Kyllaj was gedaan.
In de loop van de avond kreeg de politie een telefoontje van een particulier uit Lergrav die meldde dat zijn boot van het merk Uttern niet meer in zijn boothuis lag.