Het rechercheteam was in vergadering toen het volgende belangrijke telefoontje uit Kyllaj kwam. De vondst van de bebloede kleren was zo spectaculair dat Knutas mee wilde om met eigen ogen de plek te bekijken. Het Spaanse echtpaar en de buurman die had gebeld, werden verzocht op de vindplaats de komst van de politie af te wachten. De ontdekking versterkte de theorie dat de schrijver die vanuit het vissersplaatsje gebeld had inderdaad de dader had gezien.
‘De vraag is waar de boot is gebleven,’ zei Knutas tegen Karin in de auto.
Karin reed, zoals altijd.
‘De laatste maand heeft niemand hier op Gotland de diefstal van een boot gemeld. Aan de andere kant heb je ’s winters waarschijnlijk ook niet echt zicht op je boot. De diefstal kan heel goed nog niet ontdekt zijn.’
‘Kyllaj,’ zei Knutas, en hij proefde de naam op zijn tong. ‘Dat is een tijd geleden dat we hier zijn geweest. Weet je het nog?’
‘Jazeker,’ zei Karin, en ze verschoot van kleur. Ze wist maar al te goed waar hij op doelde.
‘Ze zijn weer door de mazen van het net geglipt, Vera Petrov en Stefan Norrström. Ik zou er veel voor geven om te weten waar ze zich schuilhouden.’
‘Ja.’
Om verklaarbare redenen vermeed Karin het over de zaak te praten. Dankzij haar was het internationaal gezochte echtpaar ontkomen – een omstandigheid waarvan alleen zij en Knutas op de hoogte waren. Vera Petrov werd ervan verdacht een aantal jaren geleden twee moorden te hebben gepleegd op Gotland. Haar man Stefan Norrström was er ook bij betrokken. Na het gepleegde misdrijf waren ze naar het buitenland gevlucht en ze waren voor het laatst gezien in de Dominicaanse Republiek. Knutas had gedacht dat de politie dicht bij een arrestatie was, maar op miraculeuze wijze hadden ze beiden opnieuw weten te ontkomen. Nu was het alweer maanden geleden dat ze iets gehoord hadden en langzamerhand had hij de hoop opgegeven dat ze ooit nog gepakt zouden worden. Hun huis in Kyllaj had sinds hun verdwijning leeggestaan.
Toen ze bij de kleine jachthaven arriveerden was de technische recherche er al. Het afzettingslint was gespannen en er hadden zich enkele omwonenden verzameld bij de aanlegsteiger.
‘Het zal niet lang meer duren voor de eerste journalisten hier zijn,’ zei Knutas verbeten terwijl hij onder het blauwe plastic lint door kroop.
Karin bekeek de inhoud van de koffer zonder iets aan te raken. Ze fronste haar voorhoofd.
‘Waarom heeft hij die kleren niet beter verstopt? Ze in zee gedumpt of verbrand? Hij had toch kunnen weten dat ze vroeg of laat ontdekt zouden worden. En natuurlijk zitten ze barstensvol met zijn dna. Maar wat stinkt er zo?’
Sohlman dook achter hen op, liep naar voren en met behulp van een tang pakte hij een T-shirt op en hield vervolgens het kledingstuk omhoog voor zijn collega’s.
‘Zien jullie het? Dat is braaksel, op het T-shirt, de sweater en het jack.’
‘Kots?’
‘Zo kun je het ook zeggen, ja,’ zei Sohlman droogjes. ‘De dader kan heel goed misselijk zijn geworden tijdens de overtocht vanaf Furillen; die maandag stond er overdag een wind van vijftien meter per seconde, dus moet de zee ook ’s avonds nog onrustig geweest zijn. Logischerwijs moeten er nog behoorlijk hoge golven hebben gestaan.’
‘Of hij is misselijk geworden door wat hij gedaan had,’ zei Knutas nadenkend. ‘Ik kan me slechts een voorstelling maken van hoe het er daar binnen in dat krappe huisje uit moet hebben gezien, met al dat bloed dat alle kanten op gespetterd was. Daar zou iedereen onpasselijk van worden.’
‘Hou op, in godsnaam,’ smeekte Karin, die zo wit als een laken was geworden.
‘Sorry.’ Knutas ging voorzichtig zitten op een bierkratje. ‘Maar wat betekent dit? De dader had zijn vlucht dus voorbereid, had vermoedelijk een boot gestolen. Zijn auto hier ergens in Kyllaj geparkeerd, waarschijnlijk niet al te ver van de haven vandaan, aangezien hij natuurlijk zo snel mogelijk hier weg wilde. Hoe lang doe je erover om de zeestraat over te steken?’
‘Volgens de schrijver was het een kleine boot,’ zei Sohlman, en hij krabde zich op zijn hoofd. ‘Een halfuur, misschien?’
‘Eerlijk gezegd heb ik geen flauw idee,’ zei Karin. ‘Ik ben geen bootmens.’
‘Daar moeten we in elk geval achter zien te komen,’ zei Knutas, en hij stond op. ‘Nu wil ik met dat Spaanse echtpaar praten. Dan kunnen jullie in alle rust hier aan de slag.’
Hij knikte naar Sohlman en liep naar buiten.
Het echtpaar Morales was zolang ondergebracht in een huisje aan de haven waar de man uit Lergrav toegang toe had. Ze zaten ieder in een deken gewikkeld met een kop chocolademelk voor een brandend haardvuur. Zagen wit en blauw van de kou. Arme stakkers, dacht Knutas. Absoluut geen Zweedse winter gewend. En dan is die nog niet eens echt begonnen.
Het was voornamelijk Karin die het gesprek mocht voeren, Knutas’ Engels was lang niet toereikend voor een gesprek, laat staan een ondervraging.
Ze vertelden met verbeeldingskracht en grote gebaren wat ze hadden meegemaakt. Vaak praatten ze door elkaar. De man sprak geen Engels, maar wilde zich de hele tijd in het gesprek mengen om details toe te voegen, die de vrouw mocht vertalen.
Het verhoor duurde daardoor twee keer zo lang als normaal gesproken te verwachten was geweest.
Toen ze terugkeerden op het politiebureau werden ze opgewacht door een gestreste perswoordvoerder.
‘We worden volkomen platgebeld door journalisten,’ klaagde Norrby, en hij maakte daarbij een wanhopig gebaar met zijn armen. ‘Blijkbaar is er in de lunchuitzending van Rapport gezegd dat Markus Sandberg een verhouding heeft met Jenny Levin. Bovendien is verschillende mensen ter ore gekomen dat de politie een macabere vondst heeft gedaan in Kyllaj. Nu wil iedereen weten of de informatie over de romance klopt en wat er in Kyllaj gevonden is.’
‘Oké,’ zei Knutas grimmig. Hij verging van de honger. Hij keek op zijn horloge. ‘Beleg een persconferentie over een uur. Grote zaal.’