Hoofdstuk 56
USAMRIID
Tully vond dat Maggie magerder was geworden, maar zij hield vol dat het zijn verbeelding was.
‘Ik ben hier pas twee dagen,’ vertelde ze hem.
Hij hield een vierkante witte doos omhoog voor het glas. ‘Cadeautje van Ganza.’ De telefoon tussen zijn oor en nek klemmend, zodat hij beide handen kon gebruiken, tilde hij het deksel op. ‘Hij verzekerde me dat je de grap op prijs zou stellen.’
‘Donuts.’ Het leverde in ieder geval een glimlach op. ‘Die met chocolade zijn jouw favoriet.’
‘Deze zijn allemaal voor jou.’
‘Ik kan niet geloven dat ze je daarmee binnen hebben gelaten.’
‘Waarschijnlijk vertrouwen ze erop dat een FBI-man geen besmette donuts bij zich heeft. Dokter Drummond zei zelfs dat ze ze aan jou zou geven. Ze moest er wel eentje testen.’
‘Echt waar? Onder een microscoop?’
‘In haar mond. Dus je mist er eentje.’
Ondanks de onhandige omstandigheden begonnen ze aan een van hun gebruikelijke besprekingen. Tully wist dat Maggie zich het liefst op haar werk stortte en alle persoonlijke zaken wilde vermijden. Iets wat ze vanaf de eerste dag hadden gedeeld.
Maggie vertelde hem over de envelop in het huis van de Kellermans en dat ze een link had kunnen leggen tussen de naam Kellerman en het retouradres met een oude zaak: de meervoudige Tylenolmoorden in Chicago in 1982. Daarna legde ze uit hoe ze had ontdekt dat de zinnen uit het briefje in de donutdoos overeenkwamen met zinnen die gebruikt waren in de zaak van de Beltway Snipers.
‘Grappig, George Sloane had het nog over de Beltway Snipers en dat wij, FBI’ers, die zaak helemaal verknoeid hebben.’
‘Sloane werkt hieraan mee?’
‘Cunningham had gevraagd of hij naar het briefje wilde kijken.’
‘Hij zou de zinnen herkend moeten hebben als hij zich met de Beltway Snipers heeft beziggehouden.’
‘Het klonk niet alsof hij daaraan gewerkt had. Hij wilde gewoon even vervelend zijn. Hij heeft wel aan de antraxzaak gewerkt en herkende de apothekersvouw. Dat zijn dan al drie zaken die deze kerel heeft gebruikt: de Tylenolvergiftigingen, de antraxmoorden en de Beltway Snipers. Wil hij laten zien hoe slim hij is? Is hij aan het opscheppen? Of vertelt hij ons wie hij is en waar hij de volgende keer zal toeslaan?’
‘Ik denk allebei een beetje. Het doet hem in ieder geval klinken als het schoolvoorbeeld van de ziekelijke narcist.’
‘Hij wil erkenning, heeft bevestiging van zijn genialiteit nodig.’
‘Het is duidelijk dat hij al een tijd met de planning hiervan bezig is geweest,’ voegde Maggie eraan toe. ‘Waarschijnlijk heeft hij alles talloze malen in zijn hoofd gerepeteerd. Elke zet overwegend, berekenend als een schaker. Nu deelt hij stukjes van de puzzel uit, en wij worden geacht die in elkaar te schuiven.’
‘Net zolang zoeken totdat hij de Kellermans in Elk Grove had gevonden, alleen maar om een van de namen van de slachtoffers in de Tylenolmoorden te kunnen dupliceren.’ Tully schudde zijn hoofd. ‘Die vent heeft te veel tijd om handen. Zou hij werkloos kunnen zijn?’
Nu schudde Maggie haar hoofd.
‘Misschien heeft hij de beschikking over vertrouwelijke informatie?’ Mogelijk zelfs een database, maar dat hield Tully voor zich. Hij was er nog niet klaar voor om zijn theorie dat de Ebola uit USAMRIID afkomstig was met Maggie te delen. Hij had geen enkel bewijs en vond het wreed om het te suggereren, aangezien ze hier opgesloten zat. Ze zag er doodop uit en had zwarte kringen onder haar opgezwollen ogen. Het operatiehemd en de witte sokken die ze aanhad, deden haar kleiner lijken, zelfs nog kwetsbaarder.
Hij zou wachten.
Maar stel dat hij gelijk had? Stel dat het iemand was die hier werkte? Stiekem in zijn vuistje lachend, terwijl zijn slachtoffers langzaam voor zijn neus doodbloedden. Dat zou ook bij het profiel kunnen passen. Hij hoopte dat hij het mis had.
‘Heeft hij nog andere enveloppen gestuurd?’ vroeg Maggie, zijn aandacht met een schok weer bij haar terugbrengend.
‘Andere? Zoals degene die jij hebt gevonden? Denk je dat hij het virus op die manier heeft verspreid? Geen donutdoos? Geen pizzadoos? Gewoon per post?’
‘Kolonel Platt zal het ons met zekerheid kunnen vertellen, maar er zat een hersluitbare plastic zak in.’
‘Is dat mogelijk? Ebola per post versturen? Antrax begrijp ik, dat is een poeder. Maar Ebola? Wat zou je daar voor nodig hebben? Heb je enig idee hoe je dat zou kunnen doen?’
Ze aarzelde, maar Tully zag dat ze het wist. De laptop was hem niet ontgaan. De opgezwollen oogleden kwamen niet doordat ze niet kón slapen, ze wílde niet slapen. Om niet gek te worden had ze zich al op werk en onderzoek gestort.
‘Het zouden werkelijke cellen moeten zijn, besmette cellen uit bloed of weefsel. Maar het hoeft maar een kleine hoeveelheid te zijn, zelfs microscopisch klein. Er is niet veel voor nodig. Het virus kan niet meer dan een aantal dagen zonder gastheer overleven. Maar wel als het ingevroren is of geconserveerd wordt in een luchtdichte plastic zak.’
‘Dus iedereen die de zak opent, hoeft maar één keer te snuiven en –’
‘Nee, dat denk ik niet. Voor zover ik begrijp, wordt het niet door de lucht verspreid. Niet zoals antrax. Het Ebolavirus heeft een entree nodig.’
‘Het moet in de bloedstroom terechtkomen?’
‘Ja, of het lichaam binnenkomen via andere lichaamsvloeistoffen zoals speeksel of zaad.’
‘Of braaksel dat in je gezicht, je ogen en je neus wordt gespuugd.’
Maggie knipperde met haar ogen, en Tully wenste dat hij zijn woorden kon terugnemen. Voordat hij iets kon zeggen, voegde ze er snel aan toe: ‘Of via een wondje. Gewoon een sneetje in de huid, bijvoorbeeld door scheren of een gescheurde nagelriem.’
‘Meer is er niet voor nodig?’
Ze knikte.
‘Cunningham denkt dat dit persoonlijk is,’ zei Tully, hoewel hijzelf er niet van overtuigd was dat het een of andere persoonlijke vendetta was. ‘Kan hij aan de Tylenolzaak gewerkt hebben?’
Maggie haalde haar schouders op. ‘Ik mag hem niet zien. Hij heeft me een telefoonnummer gegeven, maar er wordt niet opgenomen.’
Stilte. Ze staarden elkaar aan. Geen van beiden wilde vermoedens onder woorden brengen.
‘Misschien zou ik eens naar kerels moeten gaan kijken die door Cunninghams toedoen in de gevangenis zijn beland.’
‘Of naar degenen die ze nooit te pakken hebben kunnen krijgen.’
Tully herinnerde zich de afdruk die op de envelop zat. ‘Hij kan één fout hebben gemaakt. Zeggen de woorden “bel Nathan R. om 19.00 uur” jou iets?’
‘Wat is de context?’
‘Hij heeft een notitie voor zichzelf op een blaadje boven op de envelop geschreven, die een afdruk heeft achtergelaten. Geen blokletters. Een normaal handschrift. Volgens Sloane wist de dader niet eens dat de notitie was doorgedrukt.’
Even dacht Tully dat Maggie de woorden herkende. Er was iets, maar toen schudde ze haar hoofd.
‘Moet ik op zoek gaan naar iemand die Nathan heet?’
‘Ik weet het niet,’ zei ze. ‘Ik weet het echt niet.’
Hij vond dat haar stem moe klonk. Maar plotseling ging ze op het puntje van haar stoel zitten, alsof ze een nieuwe adrenalinestoot wilde oproepen.
‘Ik weet dat deze kerel waarschijnlijk naar aandacht hunkert, maar hij wil niet gepakt worden,’ begon ze. ‘Hij is niet zoals de BTK-moordenaar, die jaren later weer opdook omdat hij de schijnwerpers miste. Deze vent heeft jaren zitten broeden, waarschijnlijk omdat hem, in zijn verbeelding of in werkelijkheid, allerlei dingen zijn aangedaan. Hij heeft zitten plannen, elke stap uitgedacht. Hij heeft het gevoel dat hem op een bepaald moment in zijn leven onrecht is aangedaan, of dat hij geen waardering heeft gekregen terwijl hij die wel had verdiend.’
‘Misschien heeft hij een wrok tegen rechtshandhavers en wil hij ons daarom de macht ontnemen. Hij is gedisciplineerd. Hij is slim. Hij neemt risico’s maar is niet roekeloos. Ik denk dat hij een voltijdbaan heeft, maar hij is er erg goed in zich als iemand anders voor te doen dan hij in werkelijkheid is. Hij lijkt en gedraagt zich rustig en kalm, is in staat om heel normaal te functioneren, maar ondertussen kookt hij voortdurend vanbinnen. Je moet echter niet vergeten dat hij geen seriemoordenaar is die houdt van het doden op zich. Het gaat deze kerel om vergelding. Hij wil een oude rekening vereffenen. Hij wil dat zijn slachtoffers ziek worden, pijn hebben, weten dat ze doodgaan. In zijn hoofd is het zijn eigen perverse gevoel van rechtvaardigheid. Zijn eigen manier om de doodstraf uit te delen.’
Tully leunde achterover en blies zijn adem uit. Nog steeds verbaasde ze hem wanneer ze dit deed, plotseling een profiel eruit gooien dat negen van de tien keer helemaal klopte. Dit was anders dan George Sloane, hoewel Tully niet precies wist wat het verschil was. Sloane leek door statistieken en ego geregeerd te worden. Maggie volgde haar intuïtie. En als het aan Tully lag, volgde hij liever Maggies intuïtie dan Sloanes ego.
Met een spottend ‘nou, nou’ deed hij net alsof hij het zweet van zijn voorhoofd veegde, wat hem een glimlach van Maggie opleverde.
‘Ik heb George Sloane gevraagd of we blokhutten in het bos moesten gaan doorzoeken,’ vertelde hij haar.
‘Deze kerel verbergt zich in het volle zicht, Tully. En ik weet zeker dat hij nog andere enveloppen heeft verstuurd.’