Hoofdstuk 57

 

 

 

Platt leunde tegen de muur dicht bij Mary Louise, zodat ze hem door het glas kon zien. Ze zat met gekruiste benen te kleuren, potloden aan alle kanten om haar heen op het kleed verspreid. Haar ogen waren gaan stralen toen hij haar de doos met zesennegentig kleurpotloden had gegeven, en ze had gezegd dat ze er nog nooit zoveel had gezien.

‘Ik zal er geen eentje breken,’ had ze beloofd.

Nu keek ze af en toe over haar schouder naar hem en hield het kleurboek omhoog om te laten zien wat ze had gedaan. Dan glimlachte hij en knikte goedkeurend. Waarna ze weer aan het werk ging. Onwillekeurig stak ze haar onderlip naar buiten, terwijl ze binnen de lijnen probeerde te kleuren en haar potloden met veel te veel aandacht uitkoos.

Hij wilde haar vertellen dat ze niet binnen de lijnen hoefde te blijven. Maar iemand had haar al het tegenovergestelde verteld. Eerder had hij haar met een van de bordspellen zien spelen, die hij haar had gegeven. Ze had twee pionnen gebruikt en ze om de beurt verzet, alsof ze met een denkbeeldige vriendin speelde. Dit was een klein meisje dat al lang voordat ze in de Bak terecht was gekomen, had geleerd hoe ze in haar eentje moest spelen. Platt had blij moeten zijn dat ze zo tevreden was. In plaats daarvan zat het hem dwars, raakte het een snaar in hem waarvan hij niet eens had geweten dat hij die had.

Janklow had bevolen dat er voor maandag geen familieleden ingelicht mochten worden. Platt keek op zijn horloge. Wat hem betrof, begon maandag op één minuut na middernacht. Het telefoonnummer van Mary Louises grootmoeder zat in zijn zak.

In het kleine meisje hadden zich nog steeds slechts lichte symptomen geopenbaard. Haar bloed vertoonde iets wat bouwstenen van het virus konden zijn. Geen wormen. Geen ontwikkeling van iets wat op wormen leek. En anders dan bij haar moeder lichtte haar bloed niet op wanneer het op het werkelijke Ebola werd getest.

Nog niet.

Hij kende de statistieken uit zijn hoofd. Tien tot vijftien procent van degenen die besmet waren met Ebola Zaïre genazen. Niemand begreep waarom of hoe. Het was een klein percentage, maar hij hoopte dat Mary Louise bij dat kleine percentage behoorde. Het vaccin zou die kans vergroten.

Omdat haar moeder doodziek was en haar grootmoeder nog van niets wist, was er niemand om toestemming te geven en de papieren daarvoor te ondertekenen. Dus had hij haar zelf de eerste injectie gegeven. Het zou toch allemaal op zijn schouders terechtkomen. Hij wilde best ook hiervoor de verantwoordelijkheid op zich nemen.

Tegen Mary Louise had hij gezegd dat de naald een beetje zou steken, maar slechts voor een seconde of twee, als een grote vervelende mug. Ze had haar neus opgehaald en gelachen, en daarna gevraagd: ‘Gaat het jeuken?’

In zijn hoofd bleef hij de uren en minuten berekenen. Al zou hij het willen, dan kon hij daar nu niet meer mee stoppen. De tijd tikte weg, en toch kon hij zich niet herinneren welke dag van de week het was.

Zondag. Het was zondag.

Mary Louise zocht naar een ander potlood. Ze leek geheel tevreden en zich totaal niet bewust van de bosbrand die om haar heen woekerde.

Zondag. Het betekende niets voor Mary Louise. Gezinnen die naar de kerk gingen en de zondagkrant lazen, frisbeeën in de achtertuin, een film in de bioscoop. Dat was wat gezinnen op zondag deden. Ze brachten de dag samen door. Toch? Hoe moest hij dat weten? Het was te lang geleden.

Zijn zondagse routine – wanneer hij een zondag vrij nam – was rustig met Digger op de overdekte veranda zitten, die aan de achterkant van het huis op het bos uitkeek. Zijn ouders zorgden voor Digger wanneer hij werkte. Niet één keer hadden ze voorgesteld dat hij een ander tehuis voor de hond zocht omdat ze wisten dat de twee onafscheidelijk waren, hond en man verbonden door de afwezigheid van een klein meisje op wie ze dol waren geweest.

Dr. Drummond kwam Mary Louises kamer binnen, en het meisje stond op om haar te begroeten. Platt wuifde gedag, en ze zwaaide terug. Hij vond het vreselijk om weg te gaan. Het was stom, maar hij hoopte dat als hij maar naar haar bleef kijken, er misschien niets meer zou gebeuren.

Hij verliet de Bak en nam de trap.

Beneden kleedde hij zich weer om in steriele kleding en bereidde zich voor om voor de derde keer in even zo vele dagen een ruimtepak aan te trekken. Hij had besloten zijn team klein te houden. Degenen die hij erbij haalde, hadden aan enkele van zijn zwaarste opdrachten gewerkt. Eerder had hij sergeant Hernandez de envelop overhandigd die agent O’Dell uit het huis van de Kellermans had meegenomen. Hij was zich ervan bewust dat het een moeilijke opdracht was voor de aankomend wetenschapster, zelfs nog voordat hij de verbazing in haar ogen had gezien. Ze had hem talloze malen in het lab geassisteerd, dus wist hij dat ze meer dan bekwaam was. Hij wist ook dat ze alles zou testen en hertesten voordat ze haar resultaten aan hem presenteerde, en dat zou een extra bonus zijn.

Toen hij binnenkwam, was ze nog aan het werk. Haar in handschoenen gestoken handen hadden het te druk om naar hem te wuiven. Hij ging rustig naast haar staan, maar niet te dichtbij en zonder haar onder druk te zetten, er alleen voor zorgend dat ze zijn aanwezigheid ondanks het gesis van haar ruimtepak opmerkte.

Hernandez moest haar weerbarstige krullen hebben opgestoken of naar achteren getrokken, maar hij kon ze nog steeds in haar helm rond haar hoofd zien rondzwieren. Nu plakten er een paar op haar vochtige voorhoofd. Ze keek op, en Platt ving een glimp van haar groene ogen achter het vizier op. Haar ogen waren intens, een beetje wild. Ze had iets gevonden.

‘Wat is het?’ vroeg hij, niet langer in staat om te wachten.

‘De plastic zak in de envelop!’ Ze klonk ademloos. ‘Ik heb iets gevonden. Weefsel, bloedcellen!’

‘Genoeg om te testen?’

‘Ja!’

‘Ebola?’

‘Ja, beslist! De cellen barsten uit elkaar van de wormen!’ Ze hield haar handen stil. ‘Er is nog iets anders, sir.’ Nu keek ze hem aan. ‘Het zijn geen menselijke cellen.’

‘Van apen?’

‘Voor zover ik weet van makaken. Ik test ze nu tegen onze eigen makakenmonsters. Ze lijken erg op elkaar!’

Plotseling werd Platt misselijk. Hij had McCathy gevraagd of het mogelijk was dat er een besmetting van Ms. Kellermans weefselmonster had plaatsgevonden. Konden ze het in hun eigen laboratoria hebben besmet? McCathy had het idee afgewimpeld. De beveiliging was te sterk. Met geen mogelijkheid kon een van hun eigen opgeslagen weefselmonsters met dat van Ms. Kellerman of een van de drie andere patiënten in contact zijn gekomen. De regels waren streng, daar hoefde niemand aan te twijfelen.

Hoe was iemand echter überhaupt in staat om Ebola naar Ms. Kellerman te sturen? Waar was het microscopisch kleine stukje weefsel van een makaak, weefsel vol met Ebola, vandaan gekomen? Was het mogelijk dat het uit hun eigen vrieskisten was verdwenen? In hun onderzoeksexperimenten gebruikten ze makaken. Andere onderzoeksinstituten ook, maar er waren er maar een paar die Ebola hadden. Zou iemand binnen USAMRIID het hebben kunnen stelen? Zou iemand van hun eigen mensen het hebben kunnen doen?

‘Goed werk!,’ riep hij naar Hernandez. ‘Ga door en maak af waar je mee bezig bent.’ Hij gebaarde dat hij vertrok.

Hij moest inventaris gaan opmaken. Al hun Ebolamonsters moest hij checken. Maar zou hij het merken als er eentje miste? Je had maar een klein beetje nodig. Een microscopisch klein beetje. Jaren geleden was een wetenschapper, een ex-werknemer van USAMRIID, ervan beschuldigd dat hij antrax naar buiten had gesmokkeld, het antrax dat vijf doden had veroorzaakt. Het was erop uitgelopen dat er te weinig bewijsmateriaal was om de beschuldiging te ondersteunen, maar alleen het vermoeden al had vragen opgeroepen over hun procedures en veiligheidsmaatregelen.

Nu besefte Platt dat Janklow hetzelfde moest denken. Hij móést zich wel afvragen of het virus uit hun eigen laboratoria had kunnen komen. Was hij bang voor nieuwe beschuldigingen? Wilde hij dat dit stilletjes, zonder dat iemand het merkte, zou overwaaien, omdat hij zich zorgen maakte over USAMRIID’s reputatie? Of was het zijn eigen reputatie waar hij zich zorgen over maakte? En hoe ver wilde de commandant precies gaan om dit geheim te houden?

Quarantaine
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html