Hoofdstuk 4

 

 

 

Elk Grove, Virginia

 

Wat Maggie zag, beviel haar niet. Het adres dat in het briefje stond, bevond zich in het midden van een rustige buurt met goed onderhouden bungalows, die werden omringd door enorme eiken en keurig bijgehouden tuinen. Het zou elke voorstad kunnen zijn. Waarom had hij deze plek uitgekozen?

Een rode fiets met kwastjes aan het stuur was op de oprit achtergelaten. Twee huizen verderop was een grijsharige man bladeren aan het harken. Aan het eind van de straat stond een verhuiswagen, en een vrouw op de stoep gaf twee mannen die met een bank aan het sjouwen waren, aanwijzingen.

Nee, het beviel Maggie helemaal niet.

Waarom zou iemand een bom willen laten afgaan in een slaperige buitenwijk? Zo halverwege de ochtend waren er alleen peuters, hun verzorgers en een paar gepensioneerden thuis.

Bedoelde hij dat met zijn bewering dat kinderen nergens meer veilig waren?

Misschien wilde de afzender van het dreigement een statement maken door onschuldigen en kwetsbaren te raken. Wilde hij hun laten weten dat hij geen grenzen, geen gewetensbezwaren kende? Dat hij overal kon en zou toeslaan? Tenslotte waren ze wel in staat om de veiligheid op vliegvelden en trein- en metrostations op te voeren, maar ze konden onmogelijk elke woonwijk in en rond DC in de gaten houden.

‘Dit bevalt me niet,’ zei Cunningham.

Ze stonden langs de stoep geparkeerd in een witte bestelbus met een oranje en blauw loodgieterslogo dat er authentiek uitzag, maar binnenin zaten drie FBI-technici op toetsenborden te tikken en naar monitoren te kijken die het betreffende huis vanuit vier verschillende hoeken lieten zien. De camera’s waar die beelden vandaan kwamen, zaten vast aan de helmen van SWAT-leden die hun plaatsen innamen. Eenzelfde busje stond achter hen geparkeerd. Een straat verderop stond een wagen van een elektriciteitsbedrijf met een explosievenopruimingsteam erin te wachten.

Maggie frunnikte aan het jasje met paarse bloemen dat ze zelf nooit zou kopen, maar dat perfect over haar kogelvrije vest paste. Ze had het gevonden in een kast op haar werk, die een verzameling vermommingen herbergde. In tegenstelling tot haar koperkleurige colbert dat ‘Pas op, FBI-agent voor je deur’ uitstraalde, zouden de paarse bloemen hopelijk een warm welkom krijgen. Althans, als niemand de bobbel van haar wapen opmerkte.

Ze trok het schouderharnas en de holster met de Smith & Wesson recht. De andere agenten waren al jaren geleden overgestapt op Glocks, maar zij had haar oorspronkelijke dienstwapen behouden. In situaties als deze kon ze niet nalaten te denken dat het er niet toe deed wat voor soort wapen ze gebruikte. Het kogelvrije vest zou ook niet veel verschil uitmaken, zeker niet als ze een bom tot ontploffing brachten. Kerels die uitnodigingen naar gezagsdienaren stuurden, deden dat vaak omdat ze het leuk vonden er een paar naar de andere wereld te helpen.

Cunningham had zo veel mogelijk voorzorgsmaatregelen genomen. Helaas was het onmogelijk om iedereen uit de buurt te evacueren. En ze hadden bijna geen tijd meer.

Maggie keek op haar horloge: 09.46. Haar ogen scanden de buurt nogmaals – tenminste, wat ze er door het getinte glas van de achterruit van kon zien.

Hij was waarschijnlijk hier. Toekijkend. Wachtend.

Misschien met een detonator in zijn hand.

‘Wat denk je van de verhuiswagen?’ vroeg Maggie.

‘Te doorzichtig,’ verwierp Cunningham haar suggestie, zonder van de monitoren op te kijken.

‘Soms wordt het normale onzichtbaar.’

Hij keek haar even aan, en het schoot door haar heen dat het misschien een vergissing was om zijn eigen woorden tegenover hem aan te halen. Zijn blik vloog weer terug naar de monitoren, maar hij tikte op het minimicrofoontje dat aan zijn revers vastzat en zei: ‘Controleer de verhuiswagen.’

Na een paar seconden zagen ze een agent in een bruine overall uit de wagen achter hen stappen. Hij liep op de verhuiswagen af, ondertussen de nummers van elk huis op een klembord in zijn linkerhand checkend. Hij stond met de chauffeur van de verhuiswagen te praten toen Cunningham, als een ongeduldige schaker die op de volgende zet wacht, naar een van de andere monitoren wees.

‘Kunnen we al iets in het huis zien?’ vroeg hij aan de technicus, die aan een stuk door op het toetsenbord zat te tikken.

Maggie hield de verhuiswagen in de gaten maar wierp even een blik op de monitor waarop Cunningham zo gebrand was. Ergens achter het huis in kwestie droeg een van de SWAT-teamleden een thermische camera op zijn helm. De infrarode sensortechnologie kon lichaamswarmte ontdekken, en dus bijvoorbeeld een bank en de persoon erop van elkaar onderscheiden. Warme objecten verschenen als witte en koude objecten als zwarte vlekken. Alles boven de tweehonderd graden werd rood. Brandweerlieden gebruikten de camera’s om slachtoffers in met rook gevulde gebouwen te vinden. Hier hoopten ze erachter te komen hoeveel mensen – of dat nu slachtoffers, gegijzelden of daders waren – er binnen op hen wachtten.

‘Kleine warmtebron in de eerste kamer,’ zei de technicus, naar het scherm wijzend toen de eerste witte vlek oplichtte. Een paar seconden later was hij de coördinaten van de tweede warmtebron aan het intoetsen. ‘Misschien een slaapkamer. De persoon ligt.’

Ze wachtten. Zijn bril omhoogschuivend boog Cunningham zich over de schouder van de technicus. Maggie leunde achterover zodat ze een oogje op de andere monitoren en de verhuiswagen kon houden. De agent wuifde een bedankje naar de chauffeur, waarna hij rond de open achterdeur van de wagen liep en doorging met doen alsof hij adressen checkte.

‘Is dat alles?’ vroeg Cunningham ten slotte aan de technicus. ‘Maar twee warmtebronnen?’

‘Daar lijkt het op.’

Cunningham keek uit het raam en daarna naar Maggie terwijl hij zijn jasje dichtknoopte – een versleten tweed colbert, geleend uit dezelfde kast waar Maggie haar jasje met paarse bloemen had gevonden.

‘Klaar?’ Hij greep een handvol verkiezingsfolders en herschikte de Glock in zijn holster.

Ze knikte, waarna ze nog een laatste keer de buurt rondkeek.

‘Klaar,’ zei ze, en ze volgde hem de achterkant van de wagen uit.

Quarantaine
CoverPage.html
section-0001.html
section-0002.html
section-0003.html
section-0004.html
section-0005.html
section-0006.html
section-0007.html
section-0008.html
section-0009.html
section-0010.html
section-0011.html
section-0012.html
section-0013.html
section-0014.html
section-0015.html
section-0016.html
section-0017.html
section-0018.html
section-0019.html
section-0020.html
section-0021.html
section-0022.html
section-0023.html
section-0024.html
section-0025.html
section-0026.html
section-0027.html
section-0028.html
section-0029.html
section-0030.html
section-0031.html
section-0032.html
section-0033.html
section-0034.html
section-0035.html
section-0036.html
section-0037.html
section-0038.html
section-0039.html
section-0040.html
section-0041.html
section-0042.html
section-0043.html
section-0044.html
section-0045.html
section-0046.html
section-0047.html
section-0048.html
section-0049.html
section-0050.html
section-0051.html
section-0052.html
section-0053.html
section-0054.html
section-0055.html
section-0056.html
section-0057.html
section-0058.html
section-0059.html
section-0060.html
section-0061.html
section-0062.html
section-0063.html
section-0064.html
section-0065.html
section-0066.html
section-0067.html
section-0068.html
section-0069.html
section-0070.html
section-0071.html
section-0072.html
section-0073.html
section-0074.html
section-0075.html
section-0076.html
section-0077.html
section-0078.html
section-0079.html
section-0080.html
section-0081.html
section-0082.html
section-0083.html
section-0084.html
section-0085.html
section-0086.html
section-0087.html
section-0088.html
section-0089.html