Hoofdstuk 24
Newburgh Heights, VA
‘Ik had je nooit voor een stalker gehouden, Morelli.’ Tully was niet blij de hulpofficier van justitie uit Boston te zien.
‘Ik had wat bloemen voor Maggie gekocht. Ze was niet thuis, dus heb ik ze voor haar deur gelegd. Daar is niets vreemds aan.’
‘Verwachtte ze je?’
‘Nee. Niet dat het je wat aangaat, trouwens.’
‘Je zit in een auto voor haar huis. Ik let op haar huis. Dus gaat het me wel aan.’
Het was een lange dag geweest. Tully vroeg zich af of hij anders gereageerd zou hebben als Emma niet vlakbij op hem had gewacht. Het feit dat hij zijn Glock tevoorschijn had moeten halen met zijn dochter in de buurt maakte hem gespannen. Het beviel hem niet, en omdat Morelli hem in deze positie had gebracht, zou hij het hem niet gemakkelijk maken. Bovendien zou Maggie Morelli gebeld hebben als hij belangrijk voor haar was, toch? Boston was acht uur rijden, anderhalf uur vliegen. Niet echt een afstand die je in een opwelling aflegde om iemand een bos bloemen te brengen.
‘Dus je hebt bloemen afgeleverd,’ zei Tully, met zijn arm op de huurauto leunend, alsof hij er klaar voor was een lange uitleg aan te horen. ‘Maggie is er niet. Waarom ben jij er dan nog wel?’
‘Ik zag iemand haar huis in gaan. Het leek me een goed idee om even rond te blijven hangen om te zien of alles in orde was.’
Tully schudde zijn hoofd. Morelli was goed. Overtuigend. Een klassiek knap uiterlijk en vlotte charme. Geen wonder dat hij hulpofficier van justitie was. Tully kende hem niet heel goed. De eerste keer dat hij hem had ontmoet, had hij Morelli een beetje te glad gevonden. Te knap. Te verwaand. Te slecht in zijn vak. Gwen en Tully waren naar Boston afgereisd, naar Suffolk County’s rechtbank. Morelli’s terrein. Gwen had alleen een jongen moeten ondervragen die door de federale autoriteiten was gearresteerd en was bijna in de verhoorkamer neergestoken. Morelli had de leiding gehad over het onderzoek. Dat was genoeg reden voor Tully om wrok jegens de kerel te koesteren.
‘Dus jij denkt dat inbrekers de gewoonte hebben tieners met zich mee te nemen?’
‘Tiener? Voor mij was het een mooie jongedame.’
Hij glimlachte naar Tully, zich er kennelijk niet van bewust dat Emma diens dochter was. Met moeite weerhield Tully zich ervan zijn handen tot vuisten te ballen. Dat had Morelli niet moeten zeggen. ‘Ik ben al niet erg blij met je, Morelli. Je mag je gelukkig prijzen dat je niet voorover op het asfalt ligt.’
‘Is er iets met Maggie aan de hand?’ De blik in Morelli’s ogen werd plotseling serieus. Misschien had hij eindelijk door dat Tully’s boosheid echt was.
‘Nee, het gaat prima met haar. Ze is gewoon een weekendje weg.’
Morelli keek over Tully’s schouder.
Tully volgde zijn blik en draaide zich toen snel om. Emma, die door Harvey aan zijn riem werd voortgetrokken, kwam over de stoep naar hen toe.
‘Is alles in orde, pappa?’