Hoofdstuk 82
Woensdag 10 oktober 2007
Newburgh Heights, Virginia
De dag was te mooi voor een begrafenis.
Maggie zat op haar terras te kijken naar Benjamin Platt die in haar achtertuin de frisbee naar Harvey gooide. Hij had zijn pet afgezet, zijn blauwe uniformjasje uitgedaan en zijn witte hemdsmouwen opgerold. Nog steeds zag hij er echter heel officieel uit met zijn glanzend gepoetste zwarte schoenen en de stropdas die nog steeds op zijn plaats zat.
Ze schopte haar leren pumps uit en leunde achterover in de rieten stoel, waarna ze haar ogen sloot, wensend dat ze de emoties die nog steeds in haar woelden kon verdoven. Terwijl ze de kist van de kerk naar de begraafplaats in Arlington had zien dragen, had ze de hele tijd een stem in haar achterhoofd gehoord, die zei: ‘Ik kan niet geloven dat hij er niet meer is.’
Toen ze haar ogen weer opende, waren Platt en Harvey naar haar toe gekomen. Platt liet zich in de stoel naast haar zakken, en Harvey op de grond bij haar voeten.
‘Gaat het?’ vroeg hij. ‘Geen bloedneuzen meer? Hoofdpijn?’
‘Nee.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Stress heeft een vreemde uitwerking.’
‘Je hebt veel meegemaakt. Maar je bloed blijft negatief testen, en…’ Platt raakte haar wang aan, heel licht met een vinger over het litteken strijkend dat bijna was genezen. ‘…je hebt ontzettend geboft dat die aap niet besmet was.’
Ze bukte zich om Harvey te aaien, zich op die manier aan zijn aanraking onttrekkend, hoewel ze eigenlijk zijn gebaar wilde beantwoorden.
Te snel. Wat was er mis met haar? Te snel kon heel gauw te laat worden.
‘Chicago’s Saint Francis is weer open,’ vertelde Platt haar. ‘Ik heb vanochtend met dokter Claire Antonelli gesproken. Ze was Markus Schroders arts. Het is wonderbaarlijk dat zij het niet heeft opgelopen.’
‘Maar er waren daar uiteindelijk wel drie gevallen van Ebola.’
Hij knikte. ‘De hoofdchirurg die Schroder geopereerd had. Een gat in zijn handschoen. Twee verpleegsters die Schroder verpleegd hebben. Ze reageren alle drie goed op het vaccin. Het had veel erger kunnen zijn. Het zouden er honderden geweest kunnen zijn.’
Glimlachend keek ze hem even aan.
‘Wat?’ vroeg hij.
‘Zegt de nieuwe commandant van USAMRIID.’
‘Het is niet officieel.’
Ze ging er niet op door. Hij had haar al verteld dat hij de functie misschien niet aan zou nemen. Hij hield van zijn werk. En ook al leek hij blij dat commandant Janklow ontslag had genomen, hij had gezegd dat hij geen zin had om hem te vervangen. ‘Ik ben arts en militair, geen politicus.’
Dat begreep ze volkomen. Zij hield ook van haar baan. Blootstelling aan Ebola en opgesloten zitten in een kamer vol apen hadden haar niet van gedachten doen veranderen over het werken als FBI-agent. Risico’s hoorden bij het vak. Dat is wat ze R.J. Tully had proberen uit te leggen. Hij was in die donkere gang elke seconde in gevaar geweest. Hij had uit zelfverdediging gehandeld, en tot die conclusie zou de beoordelingscommissie ook komen. Zaken zoals deze, persoonlijke zaken, lieten littekens achter. Helaas voor Tully zou hij daar nu achter komen.
Risico’s hoorden bij het vak, hield Maggie ook zichzelf voor, en diep vanbinnen wist ze dat Cunningham precies hetzelfde gezegd zou hebben. Mijn God, ze kon niet geloven dat hij er niet meer was. En dat alleen maar vanwege de kleinzielige wraakacties van één man.
George Sloane had al zijn ervaring en deskundigheid gebruikt om wraak te nemen op drie mannen van wie hij dacht dat ze hem de liefde van zijn leven ontnomen hadden: R.J. Tully, Conrad Kovak en Victor Ragazzi. Terwijl hij daarmee bezig was, wilde hij zich tegelijkertijd ontdoen van de vrouw zelf, plus zijn zus die vijfentwintig jaar geleden zijn eerste poging om zijn gehele familie uit de weg te ruimen, had overleefd.
Vanwege wat Sloane in zijn vak had geleerd – dat het slachtoffer van een misdaad vaak in de richting van de moordenaar wijst – had hij soms slachtoffers uitgekozen die een indirect verband met zijn doelwitten hadden. Het resultaat van al zijn planning was onder meer dat Mary Louise Kellerman nu geen moeder meer had, en dat Rick Ragazzi en Patsy Kowak nog steeds voor hun levens vochten.
Een verspilling van genialiteit, dat was George Sloane.
‘Moet je terug naar USAMRIID?’ vroeg Maggie, die de vraag niet wilde laten klinken alsof het belangrijk was, maar dat tegelijkertijd raar vond. Ze wilde dat hij bleef. Ze genoot van zijn gezelschap. Eerlijk gezegd keek ze er de laatste tijd naar uit, betrapte ze zichzelf er zelfs op dat ze bepaalde dingen in haar hoofd opzijzette om aan hem te vertellen, met hem te delen.
‘Ik vind dat ik er de laatste tijd genoeg uren in heb gestoken om een hele dag vrij te rechtvaardigen. Waar dacht je aan?’
‘Ben je net zo goed in het klaarmaken van avondeten als van ontbijt?’
‘Ik denk dat ik wel iets in elkaar kan flansen.’
‘En wat denk je van een biertje voordat je aan het werk gaat?’
‘Klinkt goed.’
Maggie liet hem bij Harvey achter en liep op blote voeten het huis in. Ze had twee flesjes bier in haar handen toen de deurbel ging. Omdat ze Tully, Emma en Gwen had uitgenodigd om langs te komen, nam ze niet eens de moeite door het kijkgaatje te gluren.
Ze trok de deur open en vond een jonge man op haar stoep die een pizzadoos naar haar uitstak.
‘Die is waarschijnlijk voor de buren,’ vertelde ze hem. ‘Ik heb geen pizza besteld.’
Hij verschoof de doos, zodat hij de naam en het adres kon lezen op de bon die op het deksel van de doos zat vastgeplakt.
‘Maggie O’Dell?’
‘Ja, dat klopt.’
‘Italiaanse worst en Romano kaas? Hij is al betaald, mevrouw.’ Hij overhandigde haar de doos en vertrok.
Maggie sloot de deur. Ze hield de pizzadoos in één hand en staarde naar de bon. Achter ‘besteld door’ stond N. Morelli.
Italiaanse worst en Romano kaas. Ze glimlachte. Misschien kende Nick haar inderdaad. En hij gaf in ieder geval niet gemakkelijk op.