Hoofdstuk 9
Quantico, Virginia
R.J. Tully keek toe hoe Keith Ganza de afdruk op de envelop met behulp van een Elektrostatisch Detectie-apparaat onderzocht. Hij herinnerde zich dat hij als kind met een zacht potlood over de indrukken op een vel van een blocnote had gewreven om erachter te komen wat er op het vorige vel had gestaan. Waarschijnlijk had hij in jeugddetectives gelezen hoe dat moest.
Toen hij zo’n negen of tien jaar oud was, lang voordat hij wist wat een FBI-agent was of deed, was hij dol op de serie Encyclopedia Brown geweest. Die boeken hadden hem beinvloed, hadden hem laten inzien hoe leuk hij het vond om raadsels op te lossen. Las Emma naast Bride and Glamour nou ook maar iets anders! Hij had geen idee waar ze op het moment belangstelling voor had. Het enige wat ze deed, voor Tully’s gevoel, was sms’en en chatten, dus als dat nog eens een belangrijk punt op je curriculum vitae werd, zat ze gebeiteld.
Het verbijsterde hem dat deze generatie zó van computers afhankelijk was. Kinderen wisten hoe ze moesten e-mailen en profielen op MySpace moesten aanmaken, maar logica en vindingrijkheid, zelfs om alleen puzzels op te lossen, waren hun totaal vreemd. Terwijl Ganza aan het werk was, schoot het door Tully’s hoofd dat een potlood net zo handig zou zijn en sneller resultaat zou opleveren. In ieder geval zouden ze dan nu al hebben geweten of het iets was wat ze konden gebruiken. Aan de andere kant werd het bewijsmateriaal door de dure apparatuur niet aangetast. En dat was belangrijk.
Ganza stelde het licht van de ESDA in. Hij klemde de envelop tussen de metalen onderlaag en een polyester bovenplaat. Daarna goot hij een mengsel van toner en minuscule glazen kraaltjes over de bovenplaat. De machine produceerde een elektrostatische lading, waardoor de glazen kraaltjes de toner verspreidden en die zich aan de inkepingen op het papier hechtten, vergelijkbaar met het inkten van gegraveerde groeven. Tenminste, dat was wat Tully ervan begreep. Van hetgeen dat zichtbaar werd, konden ze een foto nemen en die vergroten.
Soms leverde het niet meer op dan een beeld van wat gekrabbel. Maar deze keer leken ze meer te hebben. De envelop had duidelijk onder een vel papier gelegen waar iemand op had geschreven en hard genoeg had gedrukt om indrukken achter te laten. Het leek bijna te eenvoudig. Maar zelfs misdadigers, vooral degenen die zichzelf erg bewonderden, werden slordig. Zouden ze zoveel geluk kunnen hebben?
‘Denk je dat het zijn handschrift is?’ vroeg Tully, waarbij hij de man van de bomdreiging bedoelde. ‘Of van iemand van de donutzaak?’
‘Hij zou het briefje nooit uit het oog verliezen of het in de doos stoppen totdat hij daar klaar voor was.’ Ganza pakte de transparante afdruk met in handschoenen gestoken vingertoppen op en plaatste hem uiterst voorzichtig onder een lichtbak.
Hij draaide aan een paar knoppen, en plotseling werd het beeld groter en donkerder. Er zouden geen verdere testen nodig zijn. De letters zagen eruit alsof ze haastig waren neergekrabbeld, maar ze waren gemakkelijk te ontcijferen. Er stond:
Bel Nathan R.
19.00 uur
Vooral de punten waren heel goed te zien vanwege de extra druk die daarbij was uitgeoefend.
Tully hield het plastic zakje omhoog met het oorspronkelijke briefje, in de hoop een amateuristische vergelijking tussen de handschriften te kunnen maken.
‘Blokletters, maar niet allemaal hoofdletters zoals in het briefje,’ zei hij.
‘Bijna alsof hij dacht dat hij hierbij zijn handschrift niet onherkenbaar hoefde te maken.’
‘Omdat we dit nooit onder ogen zouden krijgen.’
Op dat moment ging Ganza’s mobiel. Hij trok zijn rubberen handschoenen uit en klapte de telefoon open, terwijl hij naar de andere kant van het lab liep. Nauwelijks had Ganza zijn beller gegroet of er klonk het geluid van een Chinese gong: Tully’s mobiel. Gisteren had hij per ongeluk zijn beltoon veranderd. Hij werd gek van dat ding. Op de een of andere manier slaagde hij er voortdurend in zijn instellingen te veranderen wanneer hij op zoek was naar gemiste oproepen of berichten. En nu zou hij zich met Emma moeten verzoenen, want zij moest dit oplossen.
‘R.J. Tully,’ zei hij, nadat er drie keer op de gong was geslagen.
‘We hebben een probleem.’ Hij herkende Maggie O’Dells stem meteen.
Voordat ze het probleem kon uitleggen, kwam Ganza door het lab naar Tully toe snellen. In zijn mobiel zei hij: ‘Zodra ik mijn spullen bij elkaar heb gezocht, komen we eraan.’ Tegen Tully merkte hij op: ‘We moeten nu gaan, anders neemt het leger het bewijsmateriaal in beslag.’
‘O, mooi,’ zei Maggie in Tully’s oor. ‘Je bent bij Ganza.’
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij, maar Ganza liep al weer de andere kant uit en begon – met de mobiel nog steeds tegen zijn oor gedrukt – apparatuur te verzamelen. Door de lange wankele passen waarmee hij zich door het lab haastte, leek het alsof hij op stelten liep.
Het was Maggie van wie hij uiteindelijk antwoord kreeg: ‘We zitten diep in de shit.’