***
Lucas is bij Forsman geweest in de hoop mij aan te treffen, dacht Casper. Het leek of Lucas' liefde voor zijn broer alleen maar toenam.
Casper passeerde de islamitische slagerij, vervolgens een café waar hij nooit binnen was geweest. Het was gesloten en leeggehaald. Op het raam, een aanplakbiljet - een gemeentelijke kennisgeving. In priegellettertjes: De burgemeester van Den Haag maakt de sluiting van dit pand bekend. Casper keek naar binnen. De grond lag bezaaid met gebroken glaswerk. De gemeente sloot een café. Niets was duurzaam hier. Maar je moest je niet verbazen als over een week dezelfde eigenaar weer achter de tap stond.
Hij kwam op het Oranjeplein, een enclave met speelweide, oude scheefstaande bomen en knoestige rododendrons. Op zijn beurt weer een omsloten geheel, stadsdelen zoals die Japanse schuifdoosjes van ivoor. Een man was bezig met een mes in de bast van een boom te kerven.
Overal vrouwen...'Een park vol vrouwen,' mompelde hij. 'Oranjepark. Vrouwenpark.' Uit Costa Rica, Santo Domingo, Caracas. Lieflijke, welluidende namen. Hij proefde ze op zijn tong. De vrouwen drentelden in het zachtgele licht van de betraliede bollantaarns. Hij verlangde naar Julia, haastte zich naar de school en liep de passage binnen. Julia was geagiteerd, schudde haar hoofd. Veel controles. Politie. Niet goed. Misschien vannacht al weg. Net als de anderen had ze alle spullen klaarstaan. Hij zag een rood, afgebladderd koffertje onder de tafel. Een bos theerozen in een kan op de grond.
Maar van nature was ze vrolijk, begon algauw weer over haar klanten te roddelen, terwijl hij behoedzaam met zijn vingers wat Revital-crème op haar knipperende oogleden aanbracht. De sentimentele man met smetvrees had de laatste keer een soort openhaardpookje meegebracht. Daarmee viste hij uit de vuilnisemmer op haar kamer gebruikte condooms, besnuffelde het zaad van zijn voorgangers. Hij was vriendelijk, voorkomend, vroeg naar haar gezondheid. Een andere geregelde klant was een 'autor'. Die had haar al eens een boek laten zien dat hij geschreven had. Soms bracht hij een fijn boeketje bloemen mee. Heel simpatico, deze klant; hij ging op bed zitten, en praten, veel praten en vroeg maar steeds: 'Toch niet "mucho tiempo"? Bang te veel van haar tijd te gebruiken. Veel beleefd. Zij zei dan: "Tranquilo. Waarom jij nervoso"? Dan haalde hij zijn schouders op. Hij wilde weten hoeveel "ninos" zij had, hoe oud ze waren, hun namen. Wilde ook foto's zien. Hijzelf had een dochter. Soms vergat ze hem daarnaar te vragen. Hij wilde dat ze vroeg: "En jij, heb jij ook kinderen?" Dan zei hij: "Ja, een dochter.'"
Had hij toen aan zijn broer gedacht? Het kon Lucas zijn. Hij was een man die zich zo zou kunnen voordoen, en hij was natuurlijk in staat bij deze vrouwen sympathieke gevoelens los te maken. Hij zou zich tegenover hen zeker niet als machtswellusteling gedragen. Maar 'autor'? Hij was professor. Liet hij haar zijn wetenschappelijke studies zien? Lucas? Een klant die niet belangrijk deed. Gewoon een aardige vent, en toch 'capitalista'. Of had hij die mogelijkheid verdrongen? Maar de dingen niet willen zien betekent niet dat ze er niet zijn.
'Hagelslag.'
'Muy bien.' Een vlugge leerlinge. Of had hij doceertalent, zoals Harry al vermoedde? Ze glimlachte trots.
'O ja, de rozen had die klant ook meegebracht.' Maar Lucas had toch smaak. Je kon iemand met goed fatsoen toch geen rozen geven. Die waren al langer dan een eeuw van hun voetstuk gevallen. Of waren ze in Lucas' ogen voor een hoer - burgerlijk in aanleg - mooi genoeg? Nu deed hij net of zijn broer hier geweest was.
Zij lag op bed en strekte haar armen. Casper, in dat armoedige paleisje, was gaan staan, keek op haar neer. Haar borsten herinnerden hem aan die van Ymke. Julia, met grote ogen, teleurgesteld: 'Jij boos?'
'Nee, mi amor.' Hij was er met zijn gedachten niet bij.
'Jij nadenken?'
'Ja, mi amor.'
Maar hij wilde niet teleurstellen en kwam bij haar. Casper was dit keer gehaast, abrupt, deed het zoals de zwerfkatten het in de buurt deden. Maar niet zonder tederheid. Daarna kleedde hij zich snel aan, zag toe hoe zij haar lippen opmaakte, en afwachtend naast hem bleef staan. Julia wilde hem alleen maar warm en tevreden. Ze maakte haar middelvinger nat, wreef wat lippenstift bij hem weg.
Enkele dagen later was hij bij haar terug.
'Nog meer praten dan anders, die klant. Hij in vieze jas met rafels. Steeds maar zeggen: "Mi amor, mi amor". Zeg dat: "Mi amor". Hij dit keer nog veel praten en veel geld. Biljetten, vijftig, honderd. Op de grond en ik oprapen. En houden.'
Dat was dus Lucas geweest. Lucas, die geen buitensporige seks zocht, misschien helemaal geen seks zocht, maar met bankbiljetten strooide. Die gedweeë vrouwen uit het Caribische gebied zagen tegen hem op. Voor zijn eigen Ymke was hij bang geworden, was hij altijd bang geweest. Lucas in een vieze jas. Wilde een mislukkeling zijn. Was het ook. Voor Lucas was alle kans verkeken.
Casper, jij zou Lucas hier niet graag tegenkomen. Zijn ongeluk zou te zichtbaar zijn. Je zou in Lucas' verval slechts je eigen echec zien. Maar je was ook hoogst verbaasd. Beide broers, zo verschillend, bij dezelfde vrouw. Hoe was het mogelijk? En hoe vreemd was het dat ze elkaar nooit tegen het lijf waren gelopen! Hier, in de school of in 'De Zon'.
Lucas leed, wilde nog meer lijden, gedroeg zich laag en verachtelijk.
Wat vertelde Julia nou?
'En veel praten over familie, over dochter. Dan lang stil. Weer praten. Dochter die niet dochter is. Mij vragen of ik begrijp. Dat hij veel houden van zijn broertje. Zijn hoofd in zijn handen. Een warm hoofd. Steeds vragen ik wel goed begrijp?
'Entiendo!' kon Casper alleen maar zeggen. Hij nam afscheid, bereikte de straat, begon zomaar te lopen.