***
Vanuit café 'De Zon' staarde Casper, een glas bier in zijn hand, naar de roodverlichte entree aan de overzijde. Op de luifel daarboven zaten, in een dichte rij, meeuwen ineengedoken, alsof ze verpletterd waren door hun eigen hersenspinsels.
Een donkere vrouw die een voortand miste kwam bij hem staan. Ze streek met haar vingertoppen langs zijn gezicht.
'Mooie man. Guapo. Hé papi, I like you.' Ze frunnikte aan de kraag van zijn leren jack.
'Ga je mee?'
'Nee liefje.'
Boven de luifel van de school, waarop schijnwerpers gericht waren, zaten de betraliede ramen van de etages. Daarboven, de zolderverdieping met de dakkapellen, de torens. Roodachtig verlicht was in de hal de brede trap te zien die naar de etages voerde. Daar een opeengepakte schuifelende menigte, met Harry. Op die trap, zwartglanzend op stille momenten, in de loop van de jaren uitgesleten door de voetstappen van leerlingen en nonnen, die op weg waren naar hun lokaal, nu die van eenzame, hunkerende mannen. Eens heerste hier de oude tucht van traditioneel katholiek onderwijs. Nu een heel andere. Onder aan de trap in de hal en op de etages daarboven jonge mannen, kaal- geschoren en met brede harde koppen, in donkere uniformen met rode epauletten: 'Sanitaire Dienst'. Zij zorgden voor orde - aangesteld door de pandjesbazen - maanden door te lopen, verjoegen junks, en dronken lui. De meisjes moesten hun werk kunnen doen. De wereld was er niet op vooruitgegaan, 's Nachts leek het geperverteerde gebouw solide. Overdag bleken de oorspronkelijk roodstenen muren zwart, poreus, gespleten, gezwollen. In het licht van de schijnwerpers en het traliegaas voor de ramen van de eerste twee etages leek de school eerder op een belegerd bouwwerk. Binnen werd met behulp van plantenbakken, vijvers met fonteinen, imitatie-stallantaarns een idee van huiselijke veiligheid geschapen.
'Hier huisvuil deponeren. Depositan aqui la basura.' Maar de containers naast de urinoirs waren altijd overvol. Tussen urinoirs en containers waren betonmolens geplaatst. De oude rooms-katholieke school werd verbouwd. In de oude stook- en cokeskelders, die tot ver onder de straat door liepen, werden nieuwe kamers gebouwd. De vraag was altijd groter dan het aanbod.
Harry was daar binnen, op zoek naar genot. Hij liet zich aan zijn oren sabbelen, luisterde naar het gerochel en gehoest van zijn geliefde, en dat alles moest hem als het De profundis in de oren klinken. Hij hield nou eenmaal van dit soort muziek. Zijn vriend zou ontroerd zijn, tranen in zijn ogen krijgen, zou de smart van dit meisje en die van hemzelf ineenvlechten, zou van wanhoop in elkaar krimpen en na dit kunstig samenzijn zou hij zijn voeten in haar schoot leggen en zijn sokken laten aantrekken. Hij was weer een klein ventje. Daarna zou ze hem zijn schoenen aantrekken en zijn schoenveters voor hem dichtknopen en hij zou misschien heel zacht tegen zichzelf zeggen: Ik zou nog een heel klein jongetje willen zijn.
Hij zou Harry missen als hij naar Zuid-Frankrijk vertrok. Maar Casper kon zich niet voorstellen dat deze vriend uit zijn leven zou verdwijnen.
In dit café hadden ze eerst een paar glazen gedronken. Daarna was Harry naar de overkant verdwenen. Zijn vriend voelde zich alleen bij vrouwen thuis die van Jan en alleman waren, en daarom niet van hem. Harry was natuurlijk bang voor vrouwen. Zijn broer ook. Zo had het lot Casper een bizarre vriend, een bizarre broer gegeven. Harry had vandaag een plastic tas bij zich gehad en Casper laten zien wat daarin zat: een goedkoop Hemaschortje en plastic teenslippers. Zijn voorkeur ging uit naar de vroegere Oost-Duitse mouwschorten, maar die waren niet meer te krijgen. De hoer uit Santo Domingo of Colombia - een West- Europese vrouw durfde hij niet te benaderen - die hij ten slotte na lang dubben uitkoos, liet hij het gebloemde schort aantrekken. Hand in hand paradeerden ze door haar kleine kamer. Harry met zijn moeder aan de wandel, in het park. Gaf hij extra geld, dan mocht hij de eendjes voeren... minollen - met gestrekte duim en middenvinger tegelijk vagina en anus vingeren. Ze mocht het schort houden.
Hoe verliep die uitverkiezing? Harry ziet een vrouw, laat zijn blik, zijn verbeelding over haar glijden, neemt een overdaad aan details waar. Ze bevalt hem. Maar binnen ontdekt hij op haar rug een verdacht blaasje, een niet te duiden uitstulping. Zijn ogen kunnen zich niet losmaken van dat kleine foutje van de Schepper en zijn enthousiasme wijkt. Hij geeft haar het onverdiende loon en verdwijnt. Soms gaat hij expres bij een vrouw naar binnen in de wetenschap dat ze hem niet zal bevallen.
Alleen om tijd te rekken, om de nacht door te komen, zichzelf prikkelend. AI gaf Harry daarbij toe dat een kamer in een bordeel binnengaan zonder de liefde te bedrijven hetzelfde was als een kerk binnengaan zonder te bidden.
Achter in de zaak ontstond tumult. Iemand sloeg met zijn vuisten op de flipperkast achterin. Casper keek om. De man bleef slaan. Hij had een volle baard, over zijn kale schedel lagen opzijgestreken een paar slierten haar. Hoe oud zou hij zijn? Van iemand met veel haar op zijn gezicht kon je moeilijk de leeftijd schatten.
Een stroom mannen ging de school binnen. Die school, met zijn honderden kamers, met de straten eromheen. Een spectaculaire wereld. Eén immens vrouwenlichaam, in een eindeloze variatie, op een even immense matras, in een universele copulatie... Harry zocht een bepaald type. Iemand met 'de blik van verrast kind'. Die waren zeldzaam. Zag hij zo'n begeerlijk meisje en ging hij naar binnen, dan gaf hij haar extra geld. Ze moest hem uit de kamer jagen, de deur achter hem dichtgooien, boos doen, alsof ze hem niet binnen wilde hebben. Zoals deze vrouwen doorgaans ook Turken en Marokkanen weigerden. Ten slotte liet ze hem toch weer binnen. Ze mocht nog meer geld uit zijn jack halen en moest hem in het gezicht spugen. Harry wilde 'gestraft' worden. Waarom? Gestraft worden door de chica, de mujer, mujer.
'U was toch bij de windhonden...?' Casper voelde een hand op zijn schouder. Hij draaide zich om. Het was de flipperaar. Hij herinnerde zich vaag dat hij die man op de renbaan had gezien. Hij had niet ver van de ventilator, aan de bar gezeten. Casper herkende hem aan zijn jas.
'Ja, inderdaad...'
De man kon van opwinding eerst geen woord uitbrengen. Hoe was hij trouwens hier verzeild geraakt?
'Het echtpaar met de witte hond,' bracht hij uit,'de man en de vrouw, beiden...' Hij raakte in nog grotere opwinding. In zijn bloeddoorlopen ogen verschenen tranen. Hij maakte een gebaar naar zijn keel. Casper begreep hem eerst niet. Weer dat gebaar naar zijn keel...! Voorbij de starthokken had je een schuurtje met golfplaten... de regen die daar zo hard op kletterde. Die twee hadden zich van het leven beroofd. Een baancommissaris had hen gevonden.Casper moest het Harry vertellen, maar hij liep in verwarring verder de zaak in, duwde de deur van het toilet open; een zo smerige stank kwam zijn neus binnen dat hij terugdeinsde, snel afrekende en het café uitliep, de straat overstak. Hero en Teuna hadden er vannacht zo opgeblazen uitgezien, zo doodop. Hero's verjaardag. Ze hadden nog een glas gedronken, met een paar hekenden, hadden het middernacht laten worden, en zo de verjaardag van Hero voorbij laten gaan... Die twee hadden samen dat plan opgevat... Harry moest het weten. Hij baande zich een weg op de brede trap, haastte zich over de etages, stond stil als een gordijn werd opengeschoven. Zijn vriend kon naar buiten komen.
'Hé, mooie man. Kom, praten. Hé, papi! Jij! Ik goeie vrouw voor jou...'
Hij geloofde haar graag, maar hij zocht Harry. Die arme Teuna had hij nog tegen zich aangedrukt... Ze moesten beiden wel heel wanhopig zijn geweest.
De zijstraten met hun goedkope eethuizen en bars. Achter ramen, op barkrukken met gebarsten, gescheurd kunstleer, meisjes. Opgetuigd, opgemaakt. Harry wilde ze liefdevol en zorgzaam en tegelijk onverschillig als een steen. Waar was Harry Egberts nu? Harry moest weten wat er gebeurd was. Waar was Harry naar binnen gegaan en speelde hij de bruut? Wie betaalde hij extra om een goedkoop kledingstuk of een halsketting van glazen parels stuk te trekken?
Overal politie. Surveillanceauto's half op de stoep geparkeerd. Politie te paard. Casper kwam, via de Fannius Scholtenstraat, op het Oranjeplein uit. Hier, onder de platanen, waren ook meisjes. Op de banken in het park sliepen zwervers. Casper ging terug, sloeg een nog smallere straat in. Het licht van de lantaarns leek hier zwakker. De hoge huizen waren in het donker gehuld. Donkere ramen. Een vliegtuig kwam laag over. Een kolossaal beest met flikkerende ogen. Het beest uit de apocalyps. Casper keek de straat af. Het was een cocon. Een gezicht passeerde dat hem strak aankeek. Een troep honden kwam hem tegemoet. Ze hadden allemaal de kop naar voren gericht, hielden een rustige draf aan, leken altijd een helder vastomlijnd doel te hebben. Hij sloeg een steeg in. De wijk was een sinistere doolhof.Hij ging een café binnen dat bezig was te sluiten. Je zag het onmiddellijk als een café dichtging: een bepaald soort opwin- ding. Hij kreeg nog een glas bier aangereikt, betaalde direct. En nu? Waarheen? Hij keek om zich heen, naar die clandestiene levens. Welke gedachten woelden er in de kop van die mensen? De eerste tijd had Casper geprobeerd die gesloten gezichten hier te ontcijferen, het leidde tot niets. Ze hadden misschien helemaal geen gedachten, en als ze die al hadden, draaiden ze om drank, een beetje poen, om de vraag waar ze de nacht zouden voortzetten.
Het stationsgebouw, in de dichte regen die tegen de ochtend was gaan vallen, en dan bijna altijd een dag met een harde ijsblauwe hemel brengt, glansde. Vanuit Topkapi keek Casper toe. De eigenaar schepte uit een emaillen kom een bord linzensoep voor hem op. Linzensoep. Bijbels. Kwamen verhangingen in de bijbel voor? Had Judas zich niet verhangen? Hij herinnerde zich de stem van zijn vader: 'De Filistijnen werden door de Israëlieten bij duizenden geslagen.' Sloeg in de bijbel iemand de hand aan zichzelf? Wanhoop was er in de bijbel genoeg.
Hij at van de linzensoep. Harry zou vanzelf eens komen opdagen. Ze zagen elkaar in l De Zon' of hier. Harry was zichzelf aan het straffen... 'Tavuk Gorbasi' stond sinds kort met wit krijt op de ruit van Topkapi geschreven.
Casper dacht aan de verongelukte hond. Hollands Spoor leek in mist gehuld, zo zwaar viel de regen. Hij herinnerde zich hoe de zwerfhond had overwogen de trambaan in een paar sprongen over te steken en er vanaf had gezien. Zijn instinct had hem gewaarschuwd voor het noodlot dat zich al ergens anders aan het voltrekken was.
In de hoogte, ergens op het Rijswijkseplein, floot de zwerver. Op de inhammen van de rots, midden in de zaak, zaten kleine witte vogeltjes van steen. Casper keek naar het water dat over de rots vloeide, de natte vogels, de munten in het water. De eigenaar haalde zijn lege bord op, bood een koffie en een raki met ijswater aan.
'Direct,' zei Casper, 'ik ben zo terug.' Hij liep terug de wijk in.
Het was vijf uur. De meisjes wierpen volle vuilniszakken vanuit hun kamer naar het midden van de straat, op de roosters rond de iele boompjes. De 'madre' keek door een bovenraam toe. In de school lag de hal ook vol vuilniszakken. De vrouwen werden tussen vijf en zes uur afgelost. Een schoonmaakploeg van de gemeente spoot plaveisel en urinoirs schoon. De Sanitaire Dienst deed dat in het schoolgebouw.
Hij liep de straat uit, sloeg een smalle parallelweg in met lage huizen. Halverwege waren de huizen afgebroken. Een straatlantaarn verlichtte een nauwe passage zonder naam. Het was niet meer dan een donkere gang. Casper volgde een donkere muur. De gang kwam uit op een binnenplaats die goed verlicht was. Aan de overkant van de binnenplaats lag een langwerpig gebouw, opgetrokken uit betonplaten. Een opslagplaats. Maar binnen brandde licht en hij hoorde stemmen. Een deur stond open. Op een tafel in de gang lagen folders van 'De Schuilplaats'. Hij herinnerde zich dat zijn vader hier diensten bijwoonde. Soms nam hij Lucas mee als alibi. In een zaaltje achteraf dronken een paar meisjes warme chocolademelk. Hij liep naar buiten. Over de oude, ongelijke bestrating van de binnenplaats kwam hij in de Hofwijckstraat, tussen Oranjeplein en station.
Op het Oranjeplein stond nog steeds Harry's auto geparkeerd. Hij had toch nauwelijks gespeeld bij de races, en weinig gewonnen. Met een meisje naar haar appartement meegaan kostte je algauw vier-, vijfhonderd gulden.
Doornat kwam hij in Topkapi terug. Binnen kreeg hij koffie en een raki. Een tram richting Duindorp reed de tunnel in. Vogels vanuit de vlier vlogen met halfrijpe bessen in de snavel vlak langs het raam. Casper dacht aan de overreden hond, bloedend op de rails, nat van de ochtendnevel, de donkere angststreep over de rug...
Nog steeds geen Harry Egberts. Hij wachtte. Deze nacht had wel erg lang geduurd. Hij probeerde zijn geduld te oefenen. Nog een paar keer liep hij de wijk in.
'Papi, kom. Mooie man, jij. Kom! Praten!' Ze bewogen hun vingers vlak voor hun mond, deden als een pop in een poppenkast. Een van hen opende haar deur, wilde hem naar binnen trekken, hem niet loslaten. 'Ik zal alles voor jou doen, mooie man.' Casper zei dat hij zijn vriend zocht.
'Niet begrijpen.'
Tegen elven nam hij de intercity naar Nijmegen, die ook in Ede stopte. Alle treinen stopten in Ede.
In de trein bekeek hij de folder. Op de voorkant stond een striptekening: God op een wolk, de zondige mens op aarde. Het kruis met Jezus verbond die twee. De essentie van het christendom. Vaders gemeente zou er wel niet meer samenkomen. Die zouden God nooit in een strip afbeelden.