***

Lucas en Ymke brachten hun dochter bij moeder in Velp, waar ze enkele dagen zou logeren. Zij zouden doorrijden naar Weesp, waar Vermeer voor intieme vrienden een feest gaf. Lucas en Ymke waren het hele weekend zijn speciale gasten. Ze waren trots op die bijzondere vriendschap, werden ook aangetrokken door de broeierigheid die er om deze man hing. De liefjes die hij bestelde moesten - extra prikkelend - uit de treurigste buurten komen, de Haagse Schildersbuurt, het Arnhemse Klarendal. Vermeer vond Ymke, volgens Lucas, de mooiste vrouw die hij ooit in zijn leven had ontmoet. Hij moest toegeven dat Vermeer dat van alle vrouwen zei die hij begroette. Je kon van hem zeggen wat je wilde, het was ongetwijfeld een buitengewone man en ze hadden tegenover moeder en Casper weer eens opgegeven over zijn grote rijkdom, zijn fameuze schilderijencollectie. In de hal van zijn villa in Weesp alleen al hingen een Hercules Seghers, een Bresdin, een Jan Luyken en een Fantin-Latour.

Daarna vertrokken Lucas en Ymke. Ze zouden de kleine meid zondag aan het eind van de middag weer komen ophalen. Gabrielle had geweigerd om haar vader een zoen te geven. Ymke probeerde haar over te halen. Het was helemaal niet leuk om zo weg te gaan.

Casper was die vrijdagmiddag toevallig in Velp. Hij wist niet dat zijn broer en schoonzus dat weekend bij hun vriend waren. Moeder vroeg direct of hij ook bleef slapen.

Ze deden spelletjes met z'n drieën, moeder maakte pannenkoeken en merkte op dat ze niet begreep wat Lucas en Ymke bij die Vermeer te zoeken hadden. Gabrielle mocht lang opblijven, speelde met haar poppenwieg. Het kind was gezeglijk, lief. Behalve tegen haar vader, kon ze ook krengig tegen Ymke doen en soms zo verschrikkelijk boos kijken met die grote donkere ogen dat Ymke het kind het liefst door elkaar zou willen schudden. Daar merkten ze hier in elk geval niets van. Het was waar dat kinderen zich bij anderen heel anders gedroegen. Hier was ze een schatje. Ze brachten haar naar bed en ze sliep in het ledikant waarin ook Lucas en Casper geslapen hadden. Casper las haar voor uit een van haar geliefde Gouden Boekjes: Poesje Pimpernel.

Vervolgens vertelde hij een zelfbedacht verhaal van een konijntje dat in een hevige onweersbui zijn moeder kwijtraakte. Het kind viel in slaap. Moeder liet het licht op de overloop aan. Beneden merkte moeder op dat ze niet goed begreep dat Lucas en Ymke een heel weekend naar zo'n rare man gingen en hun kind dan niet zagen. Wat werden ze daar wijzer van?

De volgende dag bezochten ze Burgers' Zoo, aten poffertjes in de kraam op het Velperplein, tegenover Musis Sacrum, en kochten een speelgoedkeukentje voor Gabrielle.

In de loop van de middag gingen ze naar Ede. Casper dacht: ik wens mijn broer en schoonzus geen ongeluk toe, maar als zij door een wonder, zonder pijn, zonder ongeluk, van de aardbodem zouden verdwijnen... Hij stak zijn arm uit naar de achterbank waar zijn moeder en Gabrielle zaten, het meisje pakte zijn hand en drukte er een kus op.

Ze reden de Bospoortstraat in. Harry Egberts zat op zijn vertrouwde plek van het café. Casper reed langzaam, zwaaide.

Verderop de straat in, aan de rechterkant, zagen ze Forsman bij het hek staan. Dat was geen goed teken. Dan was hij in een 'dwarse' bui, wilde met Wilma, noch met zijn zoon iets te maken hebben. Die anders zo zachtmoedige man deed dan stuurs en boos, reageerde nergens op, zweeg in alle talen. Hugo, vijf jaar, even oud als Gabrielle, vluchtte dan naar buurman Kappie. Vriendjes had de jongen niet in de buurt en op school evenmin. Het had waarschijnlijk met zijn uiterlijk te maken. Zijn lichaam was overdekt met sproeten. Zijn bleke huid was bijna lichtrood, vooral als hij het koud had. Rond zijn neus lagen de sproeten zo dicht bij elkaar dat ze grote vlekken vormden. Zijn bovenlip was net als bij zijn moeder een beetje omgekruld, zodat je altijd zijn grote voortanden zag. Uit drie kruinen op zijn hoofd stond rossig dun haar rechtovereind. Daarbij kwam dat zijn moeder niet de minste smaak had voor kleding. Zomer en winter liet ze hem in een vaalrode zelfgebreide trui rondlopen, die intussen te klein was geworden.

Casper stopte voor het hek van zijn buren, zag dat het daar helemaal mis was. Het pad naast het huis stond vol meubilair uit de leeggehaalde huiskamer. Wilma kon het onverwacht op haar heupen krijgen, vond het ineens nodig dat de benedenverdieping gewit of behangen moest worden en kon aan zo'n gedachte geen weerstand bieden. Ze begon haar man, haar zoontje te commanderen, was koortsachtig en gehaast, schreeuwde. Hij trok zich terug in zichzelf, Hugo smeerde hem. Vandaag had hij waarschijnlijk gehoopt op een rustige zaterdag; zij moest die weer eens verstoren. Maar nu hij Casper zag, klaarde zijn gezicht op; hij kwam direct naar de auto toe, gaf iedereen een hand, vroeg belangstellend naar Lucas en Ymke. Wilma had vanuit de huiskamer, waar ze aan het witten was, een hoofddoek om tegen de natte kalk, de auto natuurlijk ook gezien. Het leek wel of Forsman haar wilde laten voelen dat hij tegen anderen wel gewoon kon doen. Wilma zwaaide met de witkwast en beduidde dat ze straks even langs zou komen.

'Kappie, Kappie!' Uit het fietsenschuurtje achter het huis kwam de kleine jongen aangehold. Hij droeg weer dat zielige gekrompen truitje. Casper deed het achterportier open. Hugo ging aan de andere kant naast Caspers moeder zitten, die een eindje opschoof.

Casper reed langzaam door, passeerde zijn eigen huis... riep vrolijk: 'Maar Hugo, dat doen we zo niet goed!1 Hij stopte, opende het achterportier, en zette het jongetje voor zich op de bestuurdersplaats. Hugo mocht de auto naar het blinde ronde pleintje - niet meer dan een verbreding van de doodlopende straat - rijden. De jongen glom van trots, mocht op de claxon drukken.

Casper dronk thee met zijn moeder. De kinderen speelden op het pad langs het huis. Gabrielle in een schattig jurkje met daarop een bijpassend vestje met korte mouwen en Hugo in zijn vale trui en zwarte korte broek die zijn moeder had geknipt uit een oude broek van haar man. Geen wonder dat die jongen gepest werd. Hij verdroeg het geplaag, beschouwde het als normaal, hij leek al begrepen te hebben dat het een deel van zijn leven uitmaakte, waar je toch niets aan veranderde.

Caspers moeder zei: 'Hoe kunnen ze dat kind er zo bij laten lopen. Ze hebben er maar één.' De twee kleuters bewogen net langs het raam, met kleine sprongetjes, de voeten stijf naast elkaar. Caspers moeder kon er niet over uit. Je kon tegenwoordig zulke leuke kinderkleding kopen en het hoefde helemaal niet zo duur te zijn. Buiten schreeuwde Wilma iets tegen haar man. De jongen reageerde verschrikt, schudde met zijn hoofd, begon aan zijn trui te sjorren. De moeder van Hugo was de laatste tijd ook weer over haar eetcafé begonnen, het plan dat ze sinds de geboorte van haar zoon had laten rusten. Wilma zon op middelen om aan geld te komen. Zodra zij over dat eetcafé begon, liep Forsman naar buiten en ging hij bij het hek staan, keek de straat af.

Casper riep de kinderen binnen. Gabrielle had gisteren een speelgoedkeukentje gekregen. Voor Hugo had hij ook iets. Casper liep naar de bijkeuken, kwam terug met een luchtmachtjasje, een koppel met patroontas en een lichte binnenhelm, met camouflagenet, in de stad, in een Amerikaanse legerdumpwinkel gekocht. Hij dacht dat de jongen nog te klein was voor soldatenspelletjes, maar had in de buurt gezien dat kinderen van die leeftijd al soldaatje speelden. De jongen glimlachte tegen het jasje met epauletten en onderscheidingen. Het jasje zat veel te ruim. Casper kortte de koppel in. De helm vond Hugo het mooist. Hij ging in de spiegel kijken, bedankte Casper terwijl hij naar zichzelf keek. Casper sneed uit een stuk hout een sabel. Daarna liep hij met de jongen naar Forsman, die nog aan het hek stond.

'Nou, wat vind je van je krijgshaftige zoon?'

Henk Forsman wierp een korte, nietszeggende blik op de jongen.

'Wat vind je nou van je zoon?' herhaalde Casper. 'Is het geen stoere bink?'

'Ja, mooi.' Maar zijn zachte, onderworpen blik bleef op Casper gericht. Een volstrekt andere reactie dan je verwachtte. Hij verbaasde en ontroerde Casper. Daarom voelde hij zich verplicht waar mogelijk dit gezin bij te staan.

Casper stelde voor een kleine wandeling met de jongen te maken. Al liep het niet lekker met zo'n te groot jack. Caspers moeder en Gabrielle bleven liever thuis. Misschien kwamen ze een andere kleine soldaat tegen en konden die twee vriendschap sluiten. Ze liepen langs de hoge spoordijk vlak achter de oude straat. Rechts, een voormalig rangeerterrein en een depot van NS. Op een roestig zijspoor stonden wagons waarop een wit kruis was geschilderd. Afgedankt. Hugo verschool zich telkens in het lage struikgewas in de berm en probeerde Casper aan het schrikken te maken met 'pief paf poef, ik schiet je dood'. Bij de eerstvolgende onbewaakte overweg, tegenover een klein maïsveld, staken ze over en kwamen via een bospad weer in de Bospoortstraat.

Thuis troffen ze Wilma in tranen. Caspers moeder trachtte haar te kalmeren. Wilma snikte dat ze het met die man niet meer uithield. Hij deed niets, wilde niets, was ook als hij thuis was afwezig. Gewoon afwezig! Stond de godganse dag bij het hek. Hij was toch niet idioot? Hij was te lamlendig om zelfs maar een boodschap te doen. Wat moest ze met hem? Nooit bedacht hij iets voor zijn zoon. Waarom niet? Wilma had kringen van vermoeidheid onder haar ogen. Nu had Wilma een kind, en was teleurgesteld.

Moeder sprak met haar. Het kon allemaal wel waar zijn, maar zij joeg haar man in de gordijnen met haar schoonmaakmanie. Als haar man zo'n bui had, moest ze proberen zelf rustig te blijven. Ze moest haar man een beetje als patiënt zien.

Nu zat ze rustig van haar glaasje anisette te drinken dat Casper voor haar en moeder had ingeschonken. Ze vertelde over haar jeugd, had vroeger aan amateurtoneel gedaan, hield van uitgaan. Forsman was altijd stil geweest, maar zoals hij de laatste tijd... Er was geen land met hem te bezeilen.

Forsman kwam erbij zitten, zei dat het wel een verjaardag leek. Hij wilde wel een biertje. Casper schonk het voor hem in. Hugo rende in zijn soldatenkleren, schietend, langs het huis.

'Hij heeft toch zo'n lekker smoeltje,' zei moeder.

Engelen van het duister
titlepage.xhtml
content002.xhtml
content003.xhtml
content004.xhtml
content005.xhtml
content006.xhtml
content007.xhtml
content008.xhtml
content009.xhtml
content010.xhtml
content011.xhtml
content012.xhtml
content013.xhtml
content014.xhtml
content015.xhtml
content016.xhtml
content017.xhtml
content018.xhtml
content019.xhtml
content020.xhtml
content021.xhtml
content022.xhtml
content023.xhtml
content024.xhtml
content025.xhtml
content026.xhtml
content027.xhtml
content028.xhtml
content029.xhtml
content030.xhtml
content031.xhtml
content032.xhtml
content033.xhtml
content034.xhtml
content035.xhtml
content036.xhtml
content037.xhtml
content038.xhtml
content039.xhtml
content040.xhtml
content041.xhtml
content042.xhtml
content043.xhtml
content044.xhtml
content045.xhtml
content046.xhtml
content047.xhtml
content048.xhtml
content049.xhtml
content050.xhtml
content051.xhtml
content052.xhtml
content053.xhtml
content054.xhtml
content055.xhtml
content056.xhtml
content057.xhtml
content058.xhtml
content059.xhtml
content060.xhtml
content061.xhtml
content062.xhtml
content063.xhtml
content064.xhtml
content065.xhtml
content066.xhtml
content067.xhtml
content068.xhtml
content069.xhtml
content070.xhtml
content071.xhtml
content072.xhtml
content073.xhtml
content074.xhtml
content075.xhtml
content076.xhtml
content077.xhtml
content078.xhtml
content079.xhtml
content080.xhtml
content081.xhtml
content082.xhtml
content083.xhtml
content084.xhtml
content085.xhtml
content086.xhtml
content087.xhtml
content088.xhtml
content089.xhtml
content090.xhtml
content091.xhtml
content092.xhtml
content093.xhtml
content094.xhtml
content095.xhtml
content096.xhtml
content097.xhtml
content098.xhtml
content099.xhtml