***
Hij was op weg naar de vrouw die hem al eerder deze nacht zo gul bedeeld had. De chauffeur van de taxi zweeg gelukkig. Zijn broer was in hem teleurgesteld. Zijn ouders waren teleurgesteld in hun jongste zoon. De familie, op verjaarsbezoek, had te doen gehad met zijn ouders. Wat kon het ene kind toch anders zijn dan het andere. Ze hadden natuurlijk gevraagd waar Casper was, of hij opschoot met zijn studie.
Zijn moeder, of zijn broer, zou wei een uitvlucht bedacht hebben. Hun jongste was naar een verjaardag van een vriend. Vader, bleek weggetrokken, zou gezwegen hebben. Maar hij had geen vrienden, buiten de kennissen in het café. De familie! Ze wisten toch dat hij niets om de familie gaf. Lucas wist dat ook. Maar het ging niet om die ooms en tantes, het ging erom dat hij niet op vaders verjaardag was geweest.
Daar was het goudgepunte hek. Hij gaf de taxichauffeur een ruime fooi en belde aan. Ze deed met een glimlach open. Ze wist dat hij terug zou komen. Die opmerking verbaasde hem. Hij had absoluut niet de bedoeling gehad hier dezelfde nacht nog terug te keren. Ze wilde natuurlijk dat hij van haar afhankelijk was.
Hij lag in de zijden kussens en het verwrongen glaswerk op de marmeren sokkels grijnsde hem aan. Hoe kon iemand zulke wansmakelijke kunst waarderen? Hij had zin in een sigaret. Zijn sigaretten had hij in de taxi laten liggen. Zij was in de badkamer. In de spiegel zag hij haar lange, bleke rug en billen. Op afstand zag ze er nog solide uit.
'Ik wil met je trouwen,' riep ze.
Opnieuw voelde hij alleen maar verbazing. Geen grapje. Deze vrouw wilde een huwelijk. Zij moest toch voelen dat hij niets om haar gaf, dat het hem onverdraaglijk zou zijn, als hij 's morgens wakker naast haar zou worden? Maar ze kon hem wel, een leven lang, financieel uit de brand helpen. Dat was al jong een droom van hem geweest. Zo'n vrouw tot zijn beschikking hebben. Een elegante, oudere vrouw, én geheel disponibel. Hij zag haar bleke, anonieme billen en haar rug, met op de linkerschouder een bruine vlek. Die vlek had hij nog niet eerder gezien; ze zou hem straks, op de terugweg naar huis, beletten mooie gedachten over die vrouw te koesteren. Die vlek zou alle andere beelden uitpoetsen.
Dus dat schaatsen zat zijn broer nog steeds dwars. Casper glimlachte. Casper had in de eerste van het Thorbecke-lyceum gezeten, zijn broer in de examenklas. De school had schaatswed- strijden georganiseerd op de uiterwaarden, aan de overkant van de Rijn. Casper was niet sportief, had gewone doorlopers. Vader had ze zelf die ochtend geslepen. Zijn broer had originele Noorse Ballungruds, echte wedstrijdschaatsen. Lucas had ze tweedehands gekocht, van geld dat hij had verdiend met een krantenwijk. Samen waren ze naar de uiterwaarden gefietst. Lucas had in een handomdraai zijn schaatsen aangetrokken en reed al oefenrondjes. Casper zittend op de rand van een vastgevroren roeiboot, was nog bezig geweest zijn doorlopers onder te binden.
Lucas kwam met grote snelheid op hem af, remde plots, ijs- schilfers vlogen alle kanten op. Applaus voor Lucas van zijn medeleerlingen. Casper zou nooit zo goed leren schaatsen als zijn broer. Lucas was goed in alle takken van sport en daarom populair. Hij maakte grote kans om kampioen van de school te worden. Casper kreeg zijn schaatsen niet goed ondergebonden. Hij had ijskoude handen. Lucas kwam zijn kant uit. Over enkele minuten zouden de wedstrijden voor de lagere klassen beginnen.
'Zou ik jouw schaatsen mogen lenen?' vroeg Casper. Dat had hij nooit moeten vragen. Het gezicht van zijn broer betrok. Met die vraag had hij zijn oudere broer in verlegenheid gebracht en in grote gewetensnood. Lucas had alles voor zijn broertje over, maar de schaatsen kon hij niet uitlenen. Lucas, in grote verwarring, begon te stotteren: 'Kap, Kappie... nee, nee, joh...' Die schaatsen had hij ingereden, die waren naar zijn voeten gaan staan. Casper wist dat hij alles voor hem overhad, altijd voor hem opkwam, maar in dit geval... 'Maar je maakt veel meer kans op je eigen schaatsen...' Lucas gebaarde, verweerde zich luidruchtig, zijn woorden klonken zo schel over de enorme ijsvlakte.
Hij raakte Casper aan: 'Kap, we zijn zo blij allemaal, vader, moeder, ik, dat het zo goed met je gaat. Je bent helemaal over je astma heen gegroeid.'
Lucas was zo in de war dat hij de astma die er niets mee te maken had, erbij haalde. Caspers naam klonk. Zijn wedstrijd begon. Lucas moedigde aan, maar Casper raakte al snel achterop, kon door gebrek aan adem de wedstrijd niet afmaken, verliet wankelend de baan, zocht houvast bij de roeiboot. Lucas had van ver toegekeken. Hij werd dat jaar schaatskampioen. Casper vroeg zich af of zijn broer nog het vaantje met datum bezat. Andere behaalde trofeeën bij sportwedstrijden stonden bij elkaar op de boekenkast in zijn studeerkamer. Misschien had hij het vaantje wel diep weggestopt, of vernietigd. Dat laatste was nog het meest waarschijnlijk. Op de meest onverwachte momenten kon hij op die scène uit hun jeugd terugkomen.
Casper was zwak en broos in die tijd, terwijl zijn broer toen juist in de kracht van zijn leven was.
'Die schaatsen...' mompelde hij en werd wakker. Hij was even in slaap gesukkeld. Zij, met één voet op bed, vertoonde zonder een greintje schroom, haar intimiteit. Ze glimlachte vertederd.
'Schaatsen, lieverd, denk eens na... Het is augustus, vierentwintig augustus. En de temperatuur deze nacht is niet onder de twintig graden gekomen.'
Zijn vader was de drieëntwintigste jarig. Hij vroeg om een sigaret. Zij stak opnieuw twee sigaretten tegelijk aan. Over het roken had zijn broer niets gezegd, deze keer. Lucas zelf was met roken gestopt. Na de steeds alarmerender berichten smaakten de sigaretten hem niet meer. Hij begreep niet dat Casper, met zijn aangeboren astma, nog rookte.
De vrouw plaatste haar been iets verder op bed.
'Hoe vaak hebben wij het al gedaan, Cas? Deze nacht? Vijf keer? Tien keer? Lekker was het, sappig, zo sappig. Ik wil jou niet meer kwijt. Ik verdraag niet dat je naar een ander gaat.' En zonder overgang, terwijl een eerste vogel begon te zingen: 'Fuck me. Fuck me.' Hoe heette deze vrouw? Willemiek of Dora? Wat maakte het uit. Kreunend hing ze boven hem. Nog iets verder omlaag en dan vasthouden. Ze had vast en zeker vroeger eerstegraads geturnd. Ook al een favoriete sport van zijn broer. Als hij nu in haar kwam... dieper zou hij niet kunnen komen. 'Fuck me.' Was dat toch een laatste schroom? Waarom dat Engels?