***
Casper en Rachel liepen de steile Paasberg op naar het hoogste punt van de zandrug. Een bord van de Archeologische Dienst gaf aan dat hier een voorname dode begraven lag. Het graf was zichtbaar vanuit alle windrichtingen. Van de dode waren geen resten meer gevonden. Maar diep in het graf, in het gele zand, was een gave lijkschaduw zichtbaar geweest. Foto's daarvan hingen in de hal van het gemeentehuis.
Ze keken over de golvende vlakte. Boven hen het eentonige gekras van eksters. Aan de horizon, een schaapskooi. Het lawaai van de vogels werd ten slotte een andere, een tweede stilte.
De lucht trok dicht. Ze begonnen de hei over te steken. Vandaag droeg ze een korenbloemblauwe zomerjurk, met grote witte, gestileerde bloemen. De eerste druppels. Ze renden in de dichte regen naar de verlaten schaapskooi. Het haar van Rachel, drijfnat, donkerder. Een lichtflits. Direct gevolgd door een harde slag. Een onweersbui vlak boven hun hoofd. Ze bereikten de schaapskooi.
Bliksemflitsen gevolgd door harde slagen. Alsof vlak boven hen een kist met harde appelen werd leeggekieperd. Zij was koud geworden in haar natte jurk. Rillend stonden ze bij elkaar, zijn gezicht tegen het hare.
In een hoek balen hooi, gereedschap. Om hen heen hing de zoete geur van de schapen. De kudde was sinds enkele maanden afgeschaft. De hei was aangewezen als militair oefenterrein voor de Luchtmobiele Brigade. Buiten de toppen van de hier en daar opgeschoten berken en vliegdennen, die heftig bewogen. Zij glimlachte, verlegen, stoutmoedig. Het onweer nam in hevigheid toe. Hij wreef haar droog met een handdoek die aan een spijker achter de deur hing. De bomen bogen onder de windstoten, de hei dronk het water in; de bliksem in de hemel; het geklaag van een tak tegen de nok van de schuur. Droog, was haar haar blond. De wind nam in kracht toe. Nog even en de bomen zouden door de lucht vliegen. Indrukwekkend. Zij schopte haar gymschoenen uit. Het onweer ging niet liggen. Gelukkig. Beiden waren bang dat ze deze precieze heldere gelegenheid, deze kans, zouden laten lopen.
Toen ze weer buiten kwamen, schetterden de vogels. Zon aan hun voeten. Van het onweer was alleen nog de hoge wind over die de kruinen bewoog. Waar de hei in de verte werd afgesloten door een scherm dennen viel het licht uiteen in nevels. De grond dampte. Zij had die eerste keer geen reserve gekend. De liefde overdag stemt bovenmatig triest. Niet bij onweer.
Ze vertelde dat ze geen vader meer had. Tijdens de zomervakantie twee jaar geleden was hij overleden. Elke zondag legde ze bloemen op zijn graf.
'Nu jij? Jij vertelt niets over jezelf.'
Hij zei dat zijn vader ook niet meer leefde. Maar hij had nog nooit bloemen op het graf gelegd. Waarom zou hij dat laatste aan haar vertellen? Zij vroeg: 'Waarom ben je niet getrouwd? Jij hebt natuurlijk al eerder een vrouw gehad. Al heel veel vrouwen? Ben je zo kieskeurig?' Zonder een antwoord af te wachten: 'Nee... niets zeggen...' Ze legde haar hand tegen zijn mond. Even later: Hij moest vooral niet denken dat ze een vader in hem zag.
Harry bracht hij niet op de hoogte. Zijn vriend zou smadelijk lachen. Zou zeggen: 'Die raak je altijd kwijt. Meisjes op die leeftijd komen snel tot inkeer.' Maar goed, je kon er wel aan beginnen en dan zien...