***
'Leuk partijtje, hè Gas. Ymke en ik hadden er behoefte aan een feestje te geven. Ik zag dat je nog met Peter van Hoogstraten gesproken hebt. Geweldige kok, hè? En een fameus dichter. Jullie konden wel goed met elkaar overweg, leek me. En aan tafel had ik jou naast Gabrielle gezet. Jullie waren op een bepaald moment in zo'n diepgaand gesprek gewikkeld... vergaten vrijwel jullie omgeving... Ymke en ik zagen het wel... Gabrielle kan heel goed met jou praten... Jammer dat vader en moeder dit niet meer meemaken. Op een bepaald moment kwam Ymke ook bij jullie zitten... Jullie drieën... Ik heb daar foto's van gemaakt...'
Die kwam hij nu brengen. Casper en zijn broer zaten op het terras van 'De Bospoort'. Casper bekeek de foto's waarop hij met Ymke en Gabrielle stond.
'Mooie foto's. Heel scherp.' Lucas tiet ook een foto van de dichter zien op het moment dat hij een kleine toespraak hield en enkele toepasselijke verzen voorlas uit zijn eigen werk.
'Een sterke persoonlijkheid.'
'Het lijkt me heerlijk om zo'n vriend te hebben,' gaf Casper toe. Er was ook een foto van een weelderig boeket. Gestuurd door Vermeer, die vanwege een peesontsteking in zijn voet niet had kunnen komen. Lucas had hem er ook graag bij gehad. Peter had bedacht om voor het diner verse spullen uit Parijs te halen. Die oesters kwamen van de markt in de rue Mouffetard. Toen zijn vriend aanbood om alle bijzondere, verse ingrediënten in Parijs te kopen, had Lucas hem voorgesteld samen met Ymke te gaan. Hij, Lucas, was al zo vaak van huis. Die twee vonden dat een goed idee. Peter wilde speciaal naar de markt in de rue Mouffetard. Hij had daar een tijdje gewoond, kende de kooplui en kon voordelig de heerlijkste zaken aanschaffen. Lucas had kamers gereserveerd in een hotel in de rue de la Huchette. Een dag tevoren waren ze samen weggereden. De nacht zouden ze in Parijs doorbrengen. De markt begon 's morgens om vijf uur. In de loop van de ochtend waren ze weer in de richting van Nederland gereden, een auto vol verse schaaldieren, vis uit de Middellandse zee, zeewier en zeekraal uit Normandië.
Zijn vriend had dat graag voor hem over.
'Dat is heel bijzonder.'
'In de loop van de middag hebben hij en Ymke samen het eten bereid. Ik mocht me er niet mee bemoeien.'
Hugo fietste langs het terras.
'Wat is die jongen gegroeid,' merkte Lucas op. 'Gaat het goed met hem op school?'
'Het gaat heel goed. Het is alleen jammer dat hij geen vriendjes heeft. Dat is iets wat ik niet voor hem kan regelen. Maar hij zegt er geen behoefte aan te hebben.'
'Cas, die twee in Parijs... Ik had die kamers gereserveerd, ik legde de telefoon neer en ineens dacht ik: dit kan wel eens helemaal misgaan. Wat zo transparant en veilig leek, werd ineens vals, bedrieglijk. Misschien was het mijn vriend wel om Ymke te doen en had hij daar graag die reis voor over. Ik wist het ineens zeker. Dit was doorgestoken kaart. Hij ging haar verleiden.' Lucas had het schemerige hoekje van het restaurant waar ze naartoe zouden gaan al voor zich gezien, waar ze met verstrengelde vingers elkaar aankeken. Ymke had er heel bijzonder uitgezien toen ze in haar rode mantelpakje in de auto stapte. Had Ymke zelf ook die mogelijkheid overwogen? Wat wist hij van haar? Had hij toegang tot alle raadselachtige zones van haar leven? Eén gedachte had hem toen nog maar beziggehouden.
Naar Parijs gaan, hen achterna. Hen opwachten bij het hotel, het hele idee van dit diner laten varen, verantwoording vragen. Een dwingende gedachte. Naar Parijs gaan. Het vliegtuig nemen. Hij was zo blij met dit etentje geweest! Maar waarom moest het eten eigenlijk helemaal in Parijs gehaald worden? Waarom zo pretentieus? Waren er geen markten in Nederland? In die hele buurt rond de rue Mouffetard wemelde het van de intieme bars, restaurants. En als hij gegaan was? Dan had hij daar gestaan, bij de receptie van een hotel in de rue de la Huchette, heel belachelijk. De panische, onbedwingbare angst was weggeëbd. Even later was hij zelfs heel vrolijk geworden. Die gedachten waren niet in het hoofd van zijn vriend en Ymke opgekomen. Hij had zich dat in zijn hoofd gehaald en had zich even laten meeslepen. Zijn vriend was een echte vriend, die hem iets bijzonders wilde bereiden. Een lichte onzekerheid was gebleven, die echter meer genot dan pijn gaf. Ze waren uit Parijs teruggekomen en direct hard aan het werk gegaan. Hij had niets gemerkt van stiekeme knipoogjes, niet gezien dat ze anders naar elkaar keken. En Ymke liet zich niet verleiden, zeker niet door de vriend van haar man.
Hugo Forsman kwam het terras van 'De Bospoort' op.
'Jullie waren zo druk aan het praten...' zei Hugo. 'Jullie hoorden me niet eens. Mamma vraagt of jullie bij ons komen.'
'Zeg maar tegen Wilma dat we eraan komen.'
De jongen liep de straat op. Lucas zei dat Hugo een lief gezicht had. Herinnerde Casper zich nog dat moeder over die twee, over Gabrielle en Hugo, eens had gezegd dat ze later zo'n leuk stel zouden vormen?
'Die twee zijn te verschillend,' lachte Casper terwijl hij opstond.
'Cas, wacht even, voor we naar jouw buren gaan... Ik heb Ymke de dag na het etentje, ik kon het niet laten, onverwacht gevraagd: "Is er in Parijs iets gebeurd?" Ze deed of ze me niet begreep, zei toen dat de gedachte nogal belachelijk was en trok daarbij even haar lippen van elkaar, toonde haar mooie tanden.' Hij had de vraag herhaald en ze had, ineens veranderend van toon - wat verdacht was - geantwoord: 'Nee hoor!' Ze had geheimzinnig gelachen. 'Cas, op dat moment was ze mooier dan ooit.'
'Natuurlijk. Jij verdenkt haar van overspel. Dan wordt een vrouw extra aantrekkelijk, op een louche manier.'Lucas hoefde daar niet over na te denken, gaf zijn broer onmiddellijk gelijk. Lucas had Ymke niet meer losgelaten.' Geef het maar toe! Jij wilt die onzekerheid.' En zij had toen gezegd: 'Jij wilt die onzekerheid. Zo pervers ben je wel.' Maar er was niets gebeurd. Hij mocht best weten dat ze heerlijk gegeten hadden en op de terugweg naar het hotel had hij haar hand vastgepakt. Ze hadden hand in hand gelopen, de rue Mouffetard op en etalages van boekwinkels bekeken en vitrines van galeries. Bij de balie van het hotel hadden ze de sleutels gekregen van hun respectievelijke kamers, die naast elkaar hadden gelegen in een nauwe bocht van de gang. En als Lucas dan alles wilde weten, het licht was uitgegaan, ze hadden de verlichte tijdschakelaar niet zo gauw kunnen vinden. Hij had haar willen kussen, maar ze had niet gewild. Peter had haar daarna nog gezegd dat het voordeliger was als ze die nacht van één kamer gebruikmaakten. Zij had dat geen goed idee gevonden en hij had berust. Nou, dat was alles. Hij geloofde haar. Maar 's avonds was hij erop teruggekomen. Had zij, alleen op haar kamer, geen spijt gehad en met de gedachte gespeeld de dichter te verrassen? Nou, als hij dan helemaal alles wilde weten: ze had hem aan de klink van de deur horen morrelen, de deur toen opengedaan. Ze hadden nog wat gepraat. Was hij nu tevreden? Nee, hij was niet tevreden. Ymke had toen gezegd: 'Ik weet niet wat ik aan jou heb, Lucas, jij bent zo'n vreemde. Je wilt dat ik met hem geslapen heb. Je bent pas tevreden als je hoort dat ik het met hem gedaan heb. En als ik dat toegeef kun je mij verachten. Het lijkt wel of je alleen van mij kunt houden als ik van een ander ben. Volgens mij geef je niets om me. Je eist dat ik helemaal van jou ben en tegelijk wil je de mogelijkheid openhouden dat je me aan een ander kwijtraakt.' 'Zeg het, Ymke.' Hij wenste het ergste, wenste verschrikke- seerd. Voor de een meer, de ander minder. Een diploma-uitreiking op een middelbare school was een graadmeter van je populariteit. Hugo's naam werd omgeroepen. Hij begaf zich over het middenpad naar het podium, voor deze gelegenheid met gehuurde palmen versierd. Bewoog licht onsamenhangend - hij was zo lang, alles was lang aan hem. Hij was extra kwetsbaar. Maar het applaus zwol aan. Geroerd, vol trots, luisterde Casper. Men waardeerde Hugo; hij had zich in de gemeenschap, door zichzelf te blijven, een eigen plaats verworven.
Zo ver was het nog niet. De gymleraren op school hadden de gewoonte twee leiders uit de klas aan te wijzen die de partijen voor volleybal moesten kiezen. Hugo werd altijd als laatste gekozen. Casper had de gymleraar van Hugo's klas op die vernederende handelwijze gewezen. De leraar had naar hem geluisterd. Hugo had toen zijn partij mogen kiezen, maar koos als eerste de leider van de klas. Die nam direct het heft in handen: Hugo, die moet je nemen, en die! De zon brandde. Het sproetengezicht van de jongen zag inbleek in het schelle licht. Ze vonden een plaats in de schaduw. Casper beloofde hem over twee jaar, als hij slaagde, een tochtje naar Parijs. En later naar Rome, New York. De jongen lachte verlegen, in het rustige vertrouwen dat kinderen hebben.
Met de tram keerden ze terug naar Den Haag. Casper liet hem de Passage zien en het Binnenhof. Ze aten Franse frietjes bij McDonald's op het Buitenhof. Morgen zouden ze naar het Omniversum gaan. Er was nog een verrassing. Ze namen eerst een aardbeienmilkshake op het terras van het Goude Hooft, slenterden langs de Hofvijver, liepen het Lange Voorhout op. De gazons onder de bomen blonken bleekgroen. De jongen naast hem liep gebogen, als droeg hij een zware last, maar hij voelde zich heerlijk en licht, wilde alleen niet zo lang zijn. Aan hun linkerhand waren al de trillende zonneschermen van Hotel des Indes te zien. Vanuit de verte waren het oranje opgemaakte lippen die vooruitstaken, of sjerpen. De hemel boven de bomen was zacht- wit. Je zou zeggen dat het ging sneeuwen, maar het was hartje zomer. Op het terras voor Des Indes stonden ranke witgelakte tafels en stoelen. De avondwind blies het kleedje op dat met spanners was vastgezet. Des Indes, hoewel midden in de stad, had alles van een exquis strandhotel. Zoals de portier in rood uniform die hen ontving.
Waarom Des Indes? Er waren toch hotels die beter pasten bij een jongen van zestien? Misschien zocht hij het allerduurste voor Hugo omdat hij thuis veel te kort kwam. Misschien paste het in Caspers plan hem sterker te maken, beter gewapend tegen de wereld. Hugo leerde zich te gedragen bij zo'n gelegenheid. En Casper zelf sprak van nature de belle époque-ambïance, de elegantie aan. Hij kon zich ook op zeker moment tegenover zijn broer laten ontvallen dat hij onlangs nog in Des Indes geslapen had. En dan het gezicht van Lucas.
Een lange gang met een rode loper. Op lage tafels vazen met echte bloemen. Een brede trap voerde naar boven. Ze bereikten hun kamer. Je werd maar één keer in je leven zestien. Een drie- persoonskamer. Een lits-jumeaux en een eenpersoonsbed, en kamerschermen. Hij wilde niet dat de jongen zich ongemakkelijk zou voelen.
'Waar wil je slapen?'
'Daar! Bij jou!'
De kamer keek uit op het Lange Voorhout. Ze keken naar de oranje stralen van de ondergaande zon. Aan hun linkerhand blonk het gouden balkon van een paleis. Ten slotte werd het donker. Het Lange Voorhout, met zijn driedubbele rijen bomen en hier en daar een open plek voor een standbeeld op een sokkel, werd een diep bos.
Ze zaten met z'n tweeën op een sprei van dik satijn met zijden kwasten en keken naar een film, maar konden het verhaal niet volgen, overweldigd door het comfort, de stilte, de slaperig makende tinten.
In de badkamer waren de kranen van rood koper. Hugo had nog nooit in een bad gezeten. Geur van schuim. In zijn verschoten pyjama kwam hij rozig de kamer in, zijn broek te kort, zijn jasje te klein, zijn navel was zichtbaar. Morgen zouden ze een nieuwe kopen. Ze lieten de gordijnen open. Het Lange Voorhout was net zo stil en verlaten als een plein dat je in een droom oversteekt.
Morgen gingen ze naar het Omniversum en naar de jachthaven met gepavoiseerde schepen, en weer naar het strand. De blik van de jongen werd vaag. Nog voor hij 'dank je wel, Cas, voor alles' kon zeggen, zag Casper hem, moe van alle indrukken, in een roezige verdoving, onverbiddelijk wegglijden in een diepe slaap. Hij kon zich al aan niets meer vastklampen. Casper bekeek dat van nature bleke gezicht, waarover nu toch een gezond bruin waas hing. Deze dagen zouden hem goeddoen. Lucas had een keer als jongen, met zijn vader in een groot bed geslapen. Het was in de tijd dat moeder vanwege een miskraam in het ziekenhuis lag. Lucas had hem later verteld dat hij zich toen heel veilig had gevoeld. Casper omgaf de jongen met een liefdevolle blik. Eén sproetige arm met lichtrood haar lag over het kussen - bijna van dezelfde beige tint - de andere ontspannen op het laken, de hand open. Hij sliep op zijn linkerwang. Hij lag roerloos, Casper luisterde naar zijn rustige nauwelijks hoorbare ademhaling - zijn mond stond een beetje open. Zou hij zich staande houden in het leven of zou hij bij de geringste tegenslag zich in zichzelf terugtrekken, zonder verweer, als zijn vader? Een moment van aarzeling bij Casper. Hij boog zich naar hem toe, streek met zijn wijsvinger over het gladde voorhoofd. Wat zou in zijn jongensherinnering van deze nacht overblijven?
De nachtbries blies golfjes in de vitrage. Casper liep naar het raam toe, zag zijn moeder voor zich, voelde haar afwezigheid met zo'n kracht dat hij even duizelig werd en zich aan de vensterbank vasthield. Onder de bomen onderscheidde hij onduidelijke schaduwen, bewegende vlekken, stemmen, gedempt door de opkomende mist. Een stem achter hem. Hij draaide zich om. Hugo, in zijn droom, sprak onverstaanbare woorden. Casper naderde. Hugo's lippen bewogen heftig, hij maakte gebaren, zijn oogleden trilden.
Hugo werd weer rustig. Niets dat zijn slaap die nacht vertroebelde.