***
Harry attendeerde hem op een vrijgekomen woning aan de Bospoortstraat. Hij kon er met zijn moeder gaan wonen. Als hij hier weer weg wilde, zou hij het waarschijnlijk met winst weer van de hand kunnen doen. Voor die kleine huizen met zo'n typisch zadeldak was nu nog niet veel belangstelling, maar Harry verwachtte dat ze spoedig in trek zouden komen. Vroeger woonden er bosarbeiders, grindgravers, boterdragers. Er lag veel grond omheen. Die vroegere bewoners waren arm, hielden een geit of een varken en kweekten voor eigen gebruik groente en aardappels.
Casper zag zichzelf nog niet als huizenbezitter. Vertrok Harry naar Frankrijk, dan zou hij hier ook weggaan. Hij wilde het huis wel huren, maar dat wilde de eigenaar niet.
Moeder kwam het bekijken met Lucas en Ymke. Ze waren er allemaal weg van. Natuurlijk, er moest veel aan gebeuren. Maar het was vrijstaand. Je kon om je eigen huis heen lopen. En rustig gelegen, aan het eind van de straat. Slechts aan één kant buren. Lucas en Ymke zeiden dat ze zelf ook zoiets zochten.
Moeder wilde in haar eigen huis blijven wonen. Het was jammer dat haar jongste haar verliet, maar het werd tijd. Casper hoefde niet te lenen, had nog geld uit de verkoop van de kwekerij. Voor de top van het bedrag stond de gemeente garant.
De dag dat hij de sleutel kreeg maakte hij kennis met zijn nieuwe buurman die aan het hek stond. Toen hij Forsman zag, moest hij direct aan een jongere versie van zijn vader denken; dezelfde smalle gestalte, het lange gezicht, de lichtblauwe ogen met de wat onthutste blik en een bepaald gebaar met de hand dat niet werd afgemaakt. Zijn vrouw kwam er ook bij staan; klein, levendig, met felle ogen. Ze vroegen of hij niet even wilde binnenkomen. Casper dronk buiten koffie met hen. Hun tuinen grensden aan elkaar, waren gescheiden door een ligusterhaag. Forsman werkte bij de gemeentelijke Plantsoenendienst.
Het land rond Caspers huis lag er verwaarloosd bij. Er was in jaren niets aan gedaan. De met onkruid overwoekerde tuin zou diep omgespit en bemest moeten worden.
'Henk,' zei Wilma tegen haar man, 'je kunt onze nieuwe buurman toch wel helpen. Een frees van de gemeente heb je bij de hand.'
Henk wilde graag helpen. In zijn vrije tijd maakte hij de grond in Caspers tuin los. Hij ried aan er het eerste jaar lupine in te zaaien om de grondkwaliteit weer op peil te brengen. Casper zag zijn buren dagelijks. Wilma vertrouwde hem al gauw toe dat ze graag kinderen hadden gewild en heel wat afgedokterd hadden. Ze hadden de hoop inmiddels opgegeven en er was een andere droom voor in de plaats gekomen. Ze ging sparen om in het centrum een snackbar of eetcafé te openen. En als die eenmaal liep, wilde ze in Lunteren of Bennekom ook zo'n snackbar openen. Als alles meezat zou ze met een paar jaar een keten van hun snackbars in het hele land hebben. Ze was gek op Henk, maar hij was wat sloom en best tevreden met zijn eenvoudige werk. Ze had hem liever wat minder passief gezien en in een andere functie. Zij, actief, wilde vooruit. Hij had geen ambities.
Minstens een keer per week, toen Casper eenmaal in Ede woonde, haalde hij met zijn auto zijn moeder uit Velp op, maakte soms een tochtje in de omgeving, in de richting van Otterlo, en at met haar in 'De Bospoort'. Ze kon goed met Harry Egberts opschieten. Of ze aten bij Casper thuis en nodigden daarbij ook de familie Forsman uit. Moeder zag in Henk Forsman ook trekken van haar eigen man terug. Wat jammer dat die mensen geen kinderen hadden.
Kort voor de vervallen boerderij werd afgebroken waar vader de diensten had bijgewoond, was hij met zijn moeder de Paasberg op gelopen. Haar enige commentaar: 'Och, wat had hij hier toch te zoeken!'
Zondags was Casper bijna altijd in Velp. Lucas en Ymke waren er dan ook. Met mooi weer zaten ze achter het huis, onder de appelboom, met hun rug naar de voormalige kwekerij. Het paleisje, verwaarloosd, gedeeltelijk ontdaan van zijn rode dakpan- nen, stak boven het geboomte uit. De nokken van de kassen ook. Geen palmen. De nieuwe kassen hadden er nog geen dag gestaan of gemeenteambtenaren waren met notitieboek en meetlat gekomen. Ze maten de hoogte van de kassen, noteerden hun bevindingen. Het bleek dat een oude gemeentewet die dateerde van ver voor de oorlog de bouw van broeikassen hoger dan vier meter verbood. Deze waren vier meter zestig. Ze moesten worden afgebroken. Volkomen overstuur belde de jonge kweker bij moeder aan. Die schakelde Lucas in. De ambtenaren op de afdeling Bouwzaken waren onverbiddelijk geweest. Lucas had aangevoerd dat de overheid juist jonge ondernemers aanmoedigde een eigen zaak te beginnen. Ook een gerechtelijke procedure had niets opgeleverd. De palmenkweker had een stuk grond in Huissen gevonden en daar kassen laten neerzetten. De kassen in Velp werden leeggehaald, de grond doorverkocht. Niemand wist wie nu de eigenaar was.
Ymke maakte een teder gebaar naar Lucas. Moeder, plagerig: 'O, o, wat is er toch in het hoofd van mijn meisje omgegaan...?'
Niemand reageerde op zulke grappig bedoelde opmerkingen. Casper zag wel dat zijn oudere broer geïrriteerd raakte als zij aan het 'incident' met de vertegenwoordiger in schoolmcubilair refereerde. Ymke wierp een zijdelingse blik op Casper, herinnerde zich misschien hun samenzijn in de kas. Moeder durfde te plagen, omdat ze wel zag dat hel goed was tussen die twee. Lucas' nonchalance jegens Ymke, waaraan vooral vader zich vaak gestoord had, was verdwenen.
Het waren plezierige tijden. Moeder haalde herinneringen op aan vader. Casper had eens een toespeling gemaakt op het moeizame leven en huwelijk dat zij toch met hem gekend had en zij had haar jongste zoon verbaasd aangekeken. Waar had hij het eigenlijk over? Al die dingen waren niet meer van belang. Ze hield de tuin om het huis bij, genoot van het mooie weer, was blij als ze haar kinderen en Ymke zag. En, in Ede, was ze verontwaardigd mét Harry Egberts. Zijn Afghaan, de hond met de meest menselijke trekken, als je dat zo kon zeggen - kon in het café soms onverwacht overeind komen, en verlangend naar de muurbank met kussens staren. Hij wilde op gelijke hoogte met zijn baas zitten... De hond sprong op de bank. Bervoets kwam dan onmiddellijk op Harry af. Geen sprake van. Een hond hoorde op de grond. Bervoets was niet wat je noemt een soepele cafébaas. Ook al maakte die hond niets kapot, Bervoets wilde het gewoon niet. Harry kon het café niet missen, wilde geen ruzie, accepteerde de starre houding van de cafébaas.
En moeder was blij voor de familie Forsman toen ze van Casper hoorde dat Wilma toch zwanger geworden was.