***
Twee geboorten op één dag. Wilma Forsman beviel 's morgens om vijf uur van een zoon, die Hugo als roepnaam meekreeg. Hij werd thuis geboren en Henk Forsman kwam Casper zelf de geboorte meedelen. Nog voor hij naar zijn werk vertrok, bezocht hij de kraamvrouw en nam ontroerd de geheel rossige baby in zijn armen. Op die zo kleine beentjes en armpjes zaten grote sproeten en zijn gezicht deed bijna aan de rossige schors van de sequoia denken.
En nog geen uur later belde moeder hem op zijn werk. Ymke was van een gezonde dochter bevallen. De bevalling was moeilijk geweest. Het kind, erg onrustig enkele dagen ervoor, bleek zich 's nachts te hebben gedraaid. De huisarts had de stuitbevalling niet aangedurfd. Ze was in het ziekenhuis geboren. Zijn moeder begon te huilen. 'Casper, het was op het randje. De navelstreng zat om de hals van het kind. Gabrielle was helemaal paars.'
Met zijn moeder reed hij naar het Arnhemse ziekenhuis.
'Jammer dat papa dit niet heeft mogen meemaken. Hij wilde altijd zo graag een meisje...' Hij legde een arm om zijn kleine moeder heen.
Op de achterbank stond moeders boodschappentas. Daarin zat een fles met kandeel die ze al van tevoren gemaakt had: kraamvrouwendrank op basis van melk, eieren en cognac. Het zou Ymke er weer gauw bovenop brengen.
Casper reed met een rustig gangetje de Cattepoelseweg op.
Moeder, zonder overgang, zei: 'Cas, ik kan nog steeds niet verkroppen dat we de kwekerij kwijt zijn. Is het wel nodig geweest? De broeikassen staan vol oude auto's. Het land blijkt in bezit te zijn van een handelaar in tweedehands autobanden. De hele dag ligt er rubber te smeulen. Als er oostenwind staat, kun je door de stank niet buiten zitten. We waren zo gek met die tuin, maar Lucas wilde ervanaf. Ik begrijp hem wel een beetje. Hij kon het niet verdragen dat vader daar niet meer rondliep. Maar met al die vreemde kerels daar...' Ze zweeg onverwacht, zocht een zakdoek en snoot haar neus. Casper parkeerde de auto op het terrein van het ziekenhuis.
De grote, donkere ogen waren van de moeder, de vorm van het gezicht was eerder dat van Caspers vader. Ymke zat rechtop in bed, licht opgemaakt, stralend. Deed verslag van de bevalling. Het was niet meegevallen, maar nu voelde ze zich een stuk beter. De zuster bracht het kindje, dat in een wieg van het ziekenhuis lag; een bijzondere wieg, want hij was nog door de koningin geschonken toen zij het nieuwe, moderne ziekenhuis had geopend. Moeder mocht haar even vasthouden; ze had tranen in haar ogen. Daarna gaf ze het voorzichtig over aan Ymke. De eerste dag, wist moeder, mag een kindje nog niet drinken. De voeding bij de moeder moest nog op gang komen. Hij keek naar zijn broer, die moeders boeketje blauwe violen uit de tuin in een klein vaasje zette.
Er werd op de deur geklopt. Een verpleger bracht een bijna niet te torsen boeket van witte en rode amaryllissen. Een cadeau van Ymkes uitgever, Eduard Vermeer. Het was de vraag of het ziekenhuis een vaas had voor deze uitbundige bos. De broeder zou in het spoelhok aan het eind van de gang kijken. Casper zag hoe verguld zijn broer en Ymke met dit boeket waren. Lucas gaf details over hun chique vriend. Hij bewoonde in Weesp een groot huis aan het water, bezat in Amsterdam verschillende grachtenpanden en had een vermaarde kunstverzameling. Hij zei van zichzelf dat hij homofiel, lelijk en heel rijk was. En een jood. Hij deed laatdunkend over zichzelf en je wist niet goed of hij speelde. Hij was misschien erg lelijk, maar je vergat dat als hij sprak. Hij was een goed causeur-
Het kind was in slaap gevallen. Lucas legde het terug in de wieg. Casper dacht: als mijn broer me nu vraagt of ik jaloers op hem ben, kan ik oprecht ontkennend antwoorden. Hij was niet jaloers. Zijn broer bezat een mooie vrouw, een prachtig kind, een opmerkelijke huisvriend. Lucas zou op den duur hoogleraar worden. Verdiende alles wat hij bezat.
De broeder kwam met twee vazen terug. Het boeket moest over beide verdeeld worden. Een amaryllis had zulke dikke stelen.
'Niet zo somber kijken, Lucas. Het is nu toch allemaal voorbij?' Ymke pakte de hand van haar man, drukte die even tegen haar wang. Waarom keek zijn broer zo somber? Was hij teleurgesteld dat er geen grotere vaas in het ziekenhuis te vinden bleek en het zo grootse boeket uit elkaar gerukt moest worden? Of was zojuist een diepe voor van pijn door zijn hersenen getrokken? Zijn broer kon zichzelf misschien heel vaak wijsmaken dat die nacht niet had plaatsgevonden, een moment later...