***
'Cas, ik wil niet dat je aan een verkeerd beeld van vader vasthoudt, ik wil dat wij gelijk over hem denken. Hij had heus wel vertrouwen in jou, heeft jou nooit willen kwetsen. Dat smijten met die gieter bij jouw geboorte, ik weet niet of dat allemaal waar is. Vader was heel blij met jou. Kijk maar!'
Hij gaf Casper een uit het Engels vertaald boek met honderd predikatiën van een Schotse predikant uit de nadere reformatie. Vaders bibliotheek was in zijn geheel naar Lucas gegaan. Met die van hemzelf bezat hij zoveel boeken dat de planken vanuit zijn ruime studeervertrek met rondingen doorliepen naar de hal.
Lucas wilde dat Casper op pagina twee keek. Daar stond gedrukt 'God de Heer'. Vader had er een 'e' aan toegevoegd: 'God de Heere'. Dat had hij in totaal drieduizend keer in het boek gedaan. Steeds met dezelfde vulpen.
'Eigenlijk gek. Je zou zeggen, wat maakt het uit?' zei Lucas.
Cas had zijn oudere broer bevreemd aangekeken. Dat Lucas dat niet begreep! Die 'e' maakte nou juist alles uit. Voor vader kreeg de tekst met die 'e' pas zijn diepe, eerbiedige lading.
Lucas was daar even stil van geweest.
'Cas, jij bent in zoveel dingen anders gaan denken! Ja, natuurlijk begrijp ik vader wel. Ik speelde of ik het niet begreep, speelde onverschilligheid, omdat ik van jou onverschilligheid verwachtte ten aanzien van dit soort dingen. Maar ik denk exact als jij. Het zou vader veel plezier hebben gedaan, deze reactie van jou.'
Maar nu moest Casper ook op bladzijde tweehonderdveertig kijken. In de marge, Caspers naam en geboortedatum, door vader in zijn krachtige handschrift neergeschreven in hoofdletters en onderstreept: DANK, O HEERE, VOOR DIT KIND!
'Dus vader was blij met jou, Cas, dankte God. Hij hield van jou evenveel als van mij.'
Lucas had een hand om zijn schouder gelegd. Op diezelfde pagina had vader bij de zinsnede 'Juicht bij 's grafkuils duistere nacht!' genoteerd: Het duister is mij licht genoeg. Vader was een mysticus.
Een muur waar je langsliep, een egaal grijze muur, ontdaan van klimop en toen schoongespoten, die je even met je hand aanraakte om houvast te zoeken. Achter die muur vermoedde je sinistere, akelige dingen. Iets stiekems, iets wal ineengedoken loerde om aan te vallen. Casper liep door de Fannius Scholten- straat. Hier was sinds kort een politiepost gevestigd en de Servicio de los Extranjeros. Daar werd op schermen getuurd, werden lijsten met namen geprint, controles en arrestaties voorbereid. Maar niemand wilde zich branden aan pandjesbazen, pooiers en hun handlangers. Je las in de krant over politici, politieke partijen. Hun hooggestemde idealen. Ze hadden met iedereen het goede voor. Laatst hoorde Casper iemand op de televisie zeggen dat hij de hoge functie accepteerde omdat de partij het van hem vroeg. Vol afkeer had Casper weggezapt.
Hij stak de drukke Hoefkade over. Het massieve silhouet van het voormalige schoolgebouw had 's avonds de allure van een kathedraal. Boven 'De Poel' gloeiden de lampen als exotische vruchten. Een junk die hij al eerder op de avond geld had gegeven, passeerde hem haastig, stak de hand op naar Casper, verdween in de nacht.
De school was een bijenkorf. Er kwam een diep, ononderbroken gegons uit. De meisjes krachtig opgemaakt, met hun immense ogen. Het schemerlicht accentueerde de scherpe trekken. Theatraal, hun hoofd een beetje schuin, waren ze verleidelijk en koel, een beetje afwezig. Uit verveling staken ze de ene sigaret met de andere aan. Half opgerookt gooiden ze hem door de open deur, met een boog naar buiten, in de smalle goot die voor de kamers langsliep.
Julia was er. De belletjes rinkelden. Hij wilde dit keer slechts een praatje maken, ging naar binnen. Zij liet het gordijn open. Wie hem zag zitten op het bed naast de wastafel, hield hem voor haar pooier. Het waxinelichtje brandde en het zakbijbeltje lag open bij Psalm 91. 'Mi Dios mio, en quien te confio. Porque él te librara si oculto lazo tiendent los cazudores,' las hij hardop. 'Mijn God op wie ik betrouw, verlos mij van de strik des vogelvangers.'
'Jij, catolico?'
'Protestant.' Waarom zei hij geen ja? Hij was protestant noch katholiek. En wat zei dat zo'n meisje: protestant?
Op het schoteltje lagen munten. Tegen een potje crème stond een geborduurde kaart met een kinderfoto en de woorden 'te amo'.
'Warm, hè?' zei Casper.
'Ja, veel warm.'
Achter de spiegel van de wastafel was het briefje van de dokter gestoken. Ze was gezond. Samen keken ze naar de intreurige én fascinerende stoet die voorbijtrok, zich eeuwig verplaatste van het ene punt naar het andere. Die mannen daar, in hun tekort, hadden een klein, maar sterk geloof: geloofden dat het genot voor het grijpen lag.
'Pajaro de putas,' zei Julia. 'Lopen. Lopen. Altijd lopen. Slecht voor de meisjes.' Ze zuchtte. Liefde hier is geen liefde. Julia vertelde dat het meisje van hiernaast onverwacht was verdwenen. Naar Alemania misschien. Daar minder controle.
Niets was hier duurzaam. Je was hier een week, een maand. Op een dag waren ze verdwenen. Je zag ze nooit meer.
Aan die Julia hechtte hij zich. Om haar, maar om al deze meisjes, hing een natuurlijke weezoete geur. Die van babykamers. Ze droegen de hitte uit hun land, doordrenkt met geuren van weelderige bloemen en vruchten, bij zich.
Op Julia's blote bovenarm was een zwart kruisje gekrast. Een van haar familieleden was overleden. Als Casper macht zou hebben, liet hij haar met een speciale vlucht naar huis gaan. Had hij macht, hij zou extra vliegtuigen met meisjes laten komen, zou ze ruime vertrekken als een salon geven, stoelen met chintz bekleed. De pooiers en hun handlangers liet hij zware arbeid verrichten.
Zij vertelde over haar familie. Een jonger zusje van haar werkte in Frankfurt. Politie daar beter. Maar Holland beter land. Klanten bijna altijd simpaticos. In Alemania niet. Haar zusje werkte in club met mannen in uniformen van vroeger. Julia liep naar haar tafel met crèmes en een enkele snuisterij, zoals een roze schelp. Ze had een tube Revital gekocht, want ze maakte zich zorgen over haar gezwollen oogleden. Ze begreep de bijsluiter niet. Casper vertaalde die. Hij opende de tube en bracht met de top van zijn wijsvinger de zalf zacht kloppend op, van de binnenkant naar de buitenkant van het oog. Ze vertelde over een klant die smetvrees had en altijd plastic handschoenen bij zich had. Al die vrouwen hielden ervan te roddelen over hun klanten. Een ander wilde niet vrijen, alleen afgetrokken worden. Als het zo ver was, moest zij mompelen: 'O muchos ninos muertos!' Dan biggelden tranen over zijn wangen. Een sentimental.
De blikken van tientallen mannen, op hen gericht.
'Crazy, allemaal,' zei Julia. Ze werden verdrongen door anderen, zwegen als insecten. Een man met een groot rond hoofd, stond vlak voor het raam, keek, en plukte zonder het te beseffen, met de nagel van zijn wijsvinger een dood stukje huid van zijn bovenlip, gleed vervolgens met zijn tong over dat pijnlijke plekje-
Ze trok het gordijn dicht. Hij liet het dopje van de tube vallen.
'Daar beneden,' zei ze en bukte al. Hij was haar voor.
Daar beneden de wastafel. Het originele gebruik van het Nederlands ontroerde Casper. Maar hij had vandaag niet de bedoeling met haar te vrijen. Hij zei: 'Zal ik je wat geld geven? Allemaal kostbare tijd verpraat!'
Ze was teleurgesteld. Hij bleef. Hij trok een knoop in zijn veter. Zij haalde die eruit, moederde over hem, maakte haar haar los, nam alle tijd om met hem te vrijen, pakte onverwacht zijn hand.
'Niet ketrouwd?' Ze was hoopvol, want ze zag geen ring. Die meisjes wilden allemaal een Hollandse man. Dat leverde een roze kaart met B-status op - Toegelaten vluchteling.
'Nee, niet getrouwd. Nooit trouwen.'
'Oké.' Ze begreep, drong niet aan.' Ketrouwd, jij opschrijven.' Hij schreef het woord op. Ze keek er lang naar, herhaalde het woord. Casper verbeterde. Zij deed hem na.
'Muy bien.' Julia wilde meer woorden leren. Toen hij ten slotte wegging, betaalde hij drie, vier keer het normale bedrag. In de gang draaide hij zich na enkele passen om, keek haar aan. Zij, met een kalme glimlach, stak plechtig een hand omhoog. Casper hoopte dat ze er morgen, overmorgen zou zijn. Daar rekende hij op. Hij bleef nog een ogenblik nadenkend staan, liet zich toen opnemen in de menigte die warme lucht opgooide.