***
Weer bij het pontveer.
'Nu weet je het dus!' De as van haar sigaret woei op haar blote voeten. Ze stond met de rug naar hem toe. Ze nam een paar trekken achter elkaar. De laatste tijd stak Gabrielle de ene sigaret met de andere aan. Ze moest ergens overmatig in zijn. 'Ik krijg er waarschijnlijk spijt van, maar nu wil ik toch dat je het weet. En misschien vermoedde je het al.' Aan de licht arrogante, wat afgemeten toon wist hij hoe ze keek. Ze leek in bijna alles op haar moeder. Het meisje zette een stap naar het water.
Je hief je arm om je zogenaamd tegen het verblindende zonlicht te beschermen. Jij stond nu in het water, jij was bang dat ze zich onverwacht om zou draaien. Ze mocht je gezicht niet zien. Vanmorgen had Casper het verslag van de behandelende therapeute mogen lezen. Gabrielle had toestemming gegeven. Uit het verslag bleek dat ze haar leven lang al diepe gevoelens voor haar oom koesterde. Later waren daar seksuele gevoelens bij gekomen. Omdat ze daar niet mee uit de weg kon, zou ze zich in de armen van wie maar wilde geworpen hebben. Al die snelle liefdes, al dat seksueel promiscue gedrag (in het verslag werd ze meerdere keren een seksueel addict genoemd), het overmatige drankgebruik, waren allemaal pogingen om die gevoelens te verdringen. Gabrielle had geslapen met mannen die ze van de straat plukte, oud en jong, ze kon een lange lijst maken van al die gezichten, van alle hotelkamers. Maar ze beleefde er geen plezier aan. Geen ontroering. In alles zag ze het einde. Voor haar was het een perfecte manier om niet te genieten, en ook minder verdriet te hebben. Alle tranen die ze niet gehuild had zouden in haar een scheiding veroorzaakt hebben. Dat zou dus de ultieme verklaring zijn.
Casper zag haar om zich heen kijken. Ze leek een vertrekkende hotelgast die er zeker van wil zijn niets te zijn vergeten. Ze staarde naar het water, verzadigd van zon. 'Cas, verdwaasd van verliefdheid... Met zoiets kan ik niet bij mijn ouders aankomen.' De rook die ze uitblies, loste direct op. Ze keek hem gelukkig nog steeds niet aan, toen ze vervolgde. 'Lief oompje, wees gerust. Nu is niets meer hetzelfde. Ik ben een ander geworden.' Weer keek ze om zich heen. Naar de boot die terugvoer, de basalten krib, de golven.
Ogenschijnlijk was alles hetzelfde gebleven. Maar tegelijk was er een minieme verschuiving geweest. Misschien was zij niet veranderd, maar haar plaats in de wereld. Een eindeloos kleine verandering in de samenhang van de dingen om haar heen, in de waarneming van de tinten, de nuances, in het timbre van haar stem... Hij besefte het nu pas, en met pijn in zijn hart. Ze was onbereikbaar geworden. Daarom zweeg hij. Het was een tragedie. Waarom dat anders noemen?
Ze ging vooruit. Ze had tegen haar ouders, maar ook tegen Casper gezegd: 'Ik ben een patiënte, maar in mij is nog iemand anders, iemand die dit meisje als patiënte ziet en tegen haar zeg ik dat ze op een dag beter zal worden. Wat mij ontbreekt is evenwicht tussen gevoel en verstand. Dat moet ik opnieuw leren.'
Ze wilde zo snel mogelijk haar vwo-diploma halen en dan in Amsterdam gaan wonen.