***
Nadat Jacqueline afscheid had genomen, kon hij niet meer tot werken komen. Hij knipte nog wat artikelen uit de plaatselijke krant en begaf zich weer naar 'De Bospoort'.
Harry zag hij niet, die had een plenaire vergadering op school. De haas was bezig in de feestzaal slingers op te hangen.
Casper bekeek de oude, ingelijste foto's aan de wand. In oude tijden was Ede een laatste pleisterplaats geweest voordat reizigers de woeste Veluwe overstaken in de richting van Arnhem. Vooral in de negentiende eeuw moet het café enige allure hebben gehad. In het rijzige gebouw van drie verdiepingen, met de vele ramen, het donkere houtwerk, voelde je de poging tot elegantie.
Casper ging op zijn oude plaats onder het zonnescherm zitten. Een auto stopte. Het was Lucas.
'Blij je te zien! Ik was op je werk. Toen bij je huis. Gelukkig tref ik je hier.' Lucas was nerveus, opgewonden.
Lucas vertelde dat hij vanuit Utrecht had gebeld, waar hij een congres had bezocht. Casper had niet opgenomen, hij had het er toch maar op gewaagd en nu zaten ze tegenover elkaar.
Wat was er aan de hand? Wilde hij over zijn huwelijk praten? Casper kon niet naar hem kijken zonder aan de Rijnbar te denken. De echo van die nacht moest in dat huwelijk nagalmen, in kleine details - een afwerend gebaar op het moment dat zij toenadering zocht... een onverwachte stilte, een uitval. Of wilde Lucas met hem praten over Gabrielle? Steeds vaker maakten mensen een opmerking over de sterke gelijkenis tussen Casper en het meisje: de vorm van het gezicht, de neus, de kin. Natuurlijk, die grote donkere ogen waren van de moeder. Als Ymke zoiets hoorde, bleef ze kalm: haar dochter had juist het gezicht van de vader en als bewijs liet ze foto's van Lucas zien toen hij zo oud was als zijn dochter nu. Het was voor iedereen duidelijk dat het meisje stapel was op haar oom. De manier waarop ze naar hem lachte en op hem toevloog. Lucas speelde ook wel met haar, maar hij had weinig geduld, deed overdreven, onnatuurlijk, alsof hij de anderen moest laten zien hoe dol hij op haar was. Zo'n kind voelt dat onechte intuïtief aan. Onlangs nog bij Ymkes verjaardag was er een vervelende scène geweest. Gabrielle had op Caspers schoot gezeten. Lucas was de kamer binnengekomen, had haar een kus willen geven. Ze had haar gezicht tegen Caspers schouder geduwd, was toen Lucas aandrong gaan krijsen; ze had zich aan Casper vastgeklampt. Iedereen was gegeneerd geweest. Moeder had het maar weer op de kuren-die- bij-de-leeftijd-horen gegooid. Lucas had het kind losgelaten, was een ogenblik roerloos midden in de huiskamer blijven staan - alsof hij afgesneden was van de familie - en naar zijn kamer gevlucht. Casper had toen medelijden. Vermoedde zijn broer op zo'n moment de verschrikkelijke waarheid? Was het wel eens voorgekomen dat zijn naam, 's nachts, in een oprechte kreet aan Ymkes mond was ontsnapt en dat zijn broer dat had gehoord?
Maar Lucas zag er nu niet bepaald bedrukt, verslagen uit. Eerder vrolijk. En nerveus. Maar dat was hij altijd. Op dit moment leek het zelfs of hij met moeite een lachje binnenhield. Hij had iets aardigs meegemaakt en dat moest hij even aan Casper kwijt. Weer dat geheimzinnige lachje, toen onverwacht: 'Alleen aan jou kan ik het vertellen. Jij begrijpt zoiets. Het is gemeen, het deugt van geen kanten, maar...' Casper had geen idee waar zijn broer heen wilde. 'Het is niet in de haak wat ik doe, maar ik geniet ervan,' vulde hij aan. 'Je bent nieuwsgierig, he? En je hebt geen idee!' Hij voegde er, na een slok wijn, nog aan toe zich niet eens te schamen.
Casper had zijn broer nieuwsgierig aangekeken. Lucas las tot voor kort nog uit de bijbel aan tafel en bad. Dat had hij dan wel min of meer losgelaten, maar hij probeerde toch nog steeds in vaders geest te leven. Zondagsmorgens werd er tijdig ontbeten. Hij bracht zijn dochter naar de zondagsschool en volgde zelf een oecumenische dienst in die kerk waar volgens vader de waarheid niet te vinden was. Lucas was nog steeds op zoek naar God en had zich onlangs nog laten ontvallen dat hij een dienst had bijgewoond in een romaans kerkje en toen even de sensatie had gekend, kijkend naar de oude muren die gebeden van eeuwen uitzweetten, dat God daar was. Intellectueel had hij zich wel van het geloof losgemaakt, maar gevoelsmatig niet, hij bleef geobsedeerd. God keek toe, God kon straffen. Tegelijk geloofde hij dat ook niet echt. Deed hij iets wat niet in de haak was, dan was hij ook bezig het lot te tarten, moest zijn handelen ook met angst gepaard gaan. Toen was hij met zijn verhaal voor den dag gekomen.
Kwam Casper nog in de Rijnbar? Waarom hij dat vroeg? Herinnerde Casper zich de rijnaak aan de kade die 'The Boat' heette? Iedereen wist dat het een bordeel was. Lang voordat hij Ymke leerde kennen was hij er uit school vaak langsgefietst, had zich voorgesteld wat er daarbinnen gebeurde, hoe het interieur eruitzag. Hij had wel eens de aanvechting gekend om naar binnen te gaan, er niet aan toegegeven. Vooral uit angst om er ter plekke door God gestraft te worden. Dit was eigenlijk een inleiding op wat hij Casper wilde vertellen. Over deze dingen hadden ze al eens met elkaar gesproken. Eerst wilde hij ook nog kwijt dat hij Karin niet meer zag. Meisjes op die leeftijd waren moeilijk vast te houden. Het afgelopen jaar had hij in Leiden een postdoctorale opleiding gegeven voor afgestudeerde docenten bij het middelbaar onderwijs en had kennisgemaakt met een wat verlegen, vriendelijke, ongeveer dertigjarige vrouw, Ilona Kraats. Op een dag, na college, hadden ze wat nagepraat. Hun gesprek was via Manon Lescaut op het onderwerp prostitutie gekomen en hij had toen openhartig bekend dat hij wel eens gedroomd had van een vrouw die voor hem werkte, van wie hij geld opstreek (dat hij dan direct zou overmaken naar het Wereld Natuur Fonds of een ander goed doel), een vrouw die hij protegeerde, over wie hij macht uitoefende. Ze had naar hem geluisterd en niet veel commentaar gegeven. Hij had al spijt gehad van zijn openhartigheid. Ze zou hem wel verafschuwen. Deze Ilona was overigens weinig aantrekkelijk. Integendeel, bij de eerste aanblik nam ze hem door de onregelmatige trekken, een slechte huid, die werd veroorzaakt door acne, niet voor zich in, maar ze had grote blauwe ogen en zwart overdadig haar. Enkele dagen later had hij in zijn postvak een brief gevonden. Ze schreef dat ze met een vriend samenwoonde en gelukkig met hem was. Met haar vriend durfde ze echter niet over haar diepste verlangens te spreken... Als jong meisje had ze er al van gedroomd om de hoer te spelen. Waarom ze zoiets wilde, wist ze niet. Waarom ze zo was, daar wilde ze graag achter komen. Ze had zelf ook geen initiatief durven nemen, maar nu hij in haar aanwezigheid dat onderwerp had aangesneden... Zij geloofde dat zoiets geen toeval kon zijn. Ja, haar vraag: zou hij een mogelijkheid zien...? Lucas had direct zijn colleges afgezegd en was naar de Rijnkade gereden, had de auto geparkeerd en was het smalle aluminium laddertje afgedaald dat van de kade naar het schip liep en had aangebeld. Een luikje was opengegaan, direct daarna de deur. Een keurig uitziende man had hem ontvangen.
Nieuwe meisjes kon hij altijd gebruiken. Die kennis van hem kon vandaag al beginnen. De bordeelhouder had Lucas een drankje aangeboden. In de voormalige kajuit, rood gecapitonneerd, hadden meisjes tv zitten kijken. Als een schip voorbijkwam, deinde de boot zachtjes heen en weer. Vanaf de bar had hij in de verte de Rijnbar zien liggen. Hij had zich heel bizar gevoeld. Niemand op dat moment had geweten waar hij zich bevond en hij zou het ook aan weinigen later kunnen vertellen. Er waren op dat moment geen klanten geweest. Daarna had de baas de kamers laten zien. Ze waren een smalle trap afgedaald naar het ruim. Daar waren zeven kamers ingericht, heel schoon en met een zekere luxe. De eigenaar zei dat het schip vroeger graan, en later ook cokes had vervoerd. Lucas had aan de stortgaten op de kwekerij moeten denken. Andere beelden van de kwekerij waren in hem opgekomen: het waterbassin, de pomp, de gieters, vaders visioen, en toen had hij beseft dat hij al die tijd op dit schip van boven was bekeken. God wist wat hij nu deed en het was God niet welgevallig. Tegelijk vond hij dat onzin en liet hij zich niet van zijn plan afbrengen. Hij had ook aan vader en moeder moeten denken... Zijn schaamte en zijn angst waren groot geweest, maar hij was nu eenmaal zo, hij had de liefde, de lichamelijke liefde dan, ook nooit als iets vanzelfsprekends beschouwd. Seksualiteit was iets heel bijzonders en hij had er zich altijd een beetje ongemakkelijk bij gevoeld. Hij wist ook wel dat Casper daar heel anders tegenaan keek. De eerste keer dat een vrouw zich aan hem gaf... Hij had daar eigenlijk geen raad mee geweten. Die vrouw was Ymke geweest; zij bleek ervaring te hebben. Zij leidde, zij bepaalde. De eerste keren had hij schromelijk gefaald en vaak had hij maar gedaan alsof. Ze had het wel begrepen. Hij dacht er te veel bij na, voelde zich een stuntel, was bang de controle over zichzelf te verliezen, vreemde geluiden te gaan maken...
'Casper, gisteravond heb ik Ilona naar de boot gebracht. Ze was nerveus, dacht dat ze vanwege haar slechte huid geen klanten zou krijgen. Tegen middernacht ben ik gaan kijken. De baas zei dat hij tevreden was. Ze trekt weer een ander type klanten. Ze was beneden. Ik kreeg van hem een glas bier en onder mij, in het ruim, was Ilona aan het werk. Vanochtend een brief van Ilona. Er zat zeshonderdzestig gulden in, en wat kleingeld, dat op de grond viel. Om mij heen stonden collega's hun postvakken te legen. Stencils over de nieuwe studieaanpak...' Lucas haalde de brief tevoorschijn en liet hem zijn broer lezen.
Lieve Lucas,
Jammer dat ik je die avond niet meer gezien heb. Volgens de baas heb ik goed gedraaid voor een eerste keer. Na aftrek van de belasting en het deel voor de baas (fiftyfifty basis) hield ik zeshonderdzestig gulden en zestig cent over. Ben je tevreden over me? Maar over mezelf ben ik niets wijzer geworden. Over een week wil ik weer. Ik kan dat thuis regelen. Wil jij weer een afspraak maken? De gedachte die avond mijn lichaam te verkopen windt me alweer op. Maar lieve Lucas, geloof me, mijn ziel is een beetje voor jou.
Lucas observeerde het gezicht van zijn broer, was benieuwd naar zijn reactie. Wachtte rustig af. Lucas' nervositeit was verdwenen. Casper vroeg zich alleen af hoe hij moest reageren. Deze geschiedenis verbaasde hem nauwelijks, hij nam Lucas die ook niet kwalijk, al had hij steeds aan Ymke moeten denken. Tegenover Casper, maar ook in het bijzijn van een willekeurige ander, gaf Lucas altijd hoog op van haar, prees haar stijl, haar taalgevoel en muzikaliteit; zonder Ymke was hij niets.
Er was dus een lange stilte gevallen. Casper had nog steeds niet goed geweten wat hij moest zeggen. Van Ymke zei Lucas ook dat ze ongrijpbaar en mysterieus was, én verleidster én een bezorgde moeder.
'Dat jij zulke dingen voor elkaar krijgt...' Casper keek hem bewonderend aan. Die woorden klonken niet ironisch. Hij meende wat hij zei.
'Je vindt het niet beneden peil?'
'Die vrouw wil het toch zelf? Zij gebruikt jou. En jij haar. Fiftyfifty.'
Toen weer Lucas' bekende vraag: 'Je bent toch niet jaloers, hè?'
Lucas, hoogleraar nog wel, bezig met een verboden spelletje, is zo naïef. Dat is ook het innemende aan hem.
'Ik gun het je van harte.'
'Ik heb jou altijd bewonderd, Casper. Jij, altijd omringd door vrouwen. Nu slaag ik er een beetje in je naar de kroon te steken.'
Ja, zo voelen we dat alletwee, dacht Casper.
Lucas speelde een beetje voor pooier. Ymke thuis, met een lastige vertaalopdracht. Ze had een paar maanden geleden toch maar weer iets aangenomen. Niet zo lang geleden had hij met zijn broer nog een discussie gehad over het geloof in de lichamelijke opstanding van Christus.
Casper had daar nooit in geloofd en zelfs moderne theologen gaven hem daarin gelijk. Lucas wilde daar nog steeds aan vasthouden, want zonder die opstanding was het christelijk geloof zonder inhoud. Natuurlijk ging het in het geloof om dingen die geen oog had gezien en geen oor had gehoord en wat in geen mensenhart was opgekomen. Lucas geloofde in wat Casper slechts als zinsbegoocheling zag; tegelijk geloofde zijn broer in die andere zinsbegoocheling. Kwam dat dan allemaal voort uit de vernedering? Was hij zo diep gekrenkt? Of zou Lucas ook zonder die kwetsuur...? En gaf die Ilona zich ook voor geld aan Lucas? Hij had geen zin het te vragen. Maar zijn broer kwam er zelf al mee. Ja, hij betaalde haar. Dat behoorde bij het ritueel. Dan had hij toch eens een prostituee bezocht, niet een geheel echte... Maar zij gaf het geld aan hem terug. Hij kon altijd bij haar terecht. Lucas wilde dat ze het geld hield, drong aan. Nee, ze wilde geen geld. Ze wenste te werken voor hem; zij moest toch geld binnenbrengen! Poen van anderen, daar ging het om.