***
De dag begon, toen Casper voor de ingang van de kwekerij stond. De hemel slokte steeds grotere stukken duisternis op. Zijn rechterhand deed hem nu zo'n pijn dat hij die niet kon sluiten. Casper voelde zich ongewoon licht. Zo licht (had hij zich van een last bevrijd? Maar welke dan?) dat hij dacht het bewustzijn te verliezen. Had hij vannacht - zojuist - een begin gemaakt met een ander leven? De aanzet tot die beroemde metamorfose? Catharsis?
Het hek, waarvan de planken verveloos waren, stond open. Maar het pad was door Lucas keurig geschoffeld en geharkt, precies zoals vader het wilde. Je zou kunnen denken dat de tuinderij nog in vol bedrijf was.
Aan zijn rechterhand, waar de hoge bomen uit het aangrenzende park veel schaduw gaven en waar weinig groeide, lagen de grondhopen. Ze leverden na driejaar zuivere compost. Ze moesten om de paar maanden worden omgezet om de afbraak te bevorderen. Lucas deed dat werk altijd, was er erg handig in, kreeg dat in een halve dag voor elkaar. Zaad van klaprozen was op de achterste hoop terechtgekomen, de jongste, bestaande uit koemest en een laag beukenblad. De mest had de stengels hoog doen opschieten. Te broze stengels, te grote bloemen, met te weke, slappe uitschieters. De wind vannacht had er, in de luwte van de muren rondom, geen vat op gekregen. Ze stonden daar te gloeien in het vroege licht en wuifden elegant van links naar rechts.
De kwekerij lag er roerloos bij. Zon op de ruiten, zodat de witkalk net rijp leek en verblindde. Je zag de verste kassen nauwelijks.
Zijn broer wachtte hem op. Casper begon harkerig, stijf te lopen. Wanhopig? Nee, sterker, walging en mist en vaagheid in zijn hoofd. Was dat een soort verklaring? Hij had woorden nodig die niets wogen, juist om te zeggen wat zo zwaar was.
Het leek of hij nooit bij zijn broer zou komen. Het leek of hij zijn broer nooit wilde bereiken, bij elke stap definitief wilde stoppen. Nog een twintig meter. Wat zouden hun eerste woorden zijn. Hij kende, dacht hij, alle gezichtsuitdrukkingen van Lucas. Maar dit verstrakte gezicht?
'Vader leeft niet meer,' zei Lucas.De zon brak door. Casper stond voor hem. Hun lange schaduwen, verward, over het middenpad, tot over de nok van de werk- plaats. In de openstaande luchtramen weerspiegelden helder de hoge toppen van de sequoia's, het gelaat van het Christusbeeld. Achter hen, op de straatweg, kwam het vrachtverkeer op gang.