***

Door het fijne smeedwerk van de overkapping gloeide een smalle strook hemel. Van rechts, van het hooggelegen Rijswijkseplein, suisde een auto omlaag, dook naar beneden, recht op Topkapi af. De koplampen verblindden de mannen in het café. Ze zagen hoe de hond, nu in de lichtkring, pogingen deed aan het licht te ontkomen. Zijn instinct waarschuwde hem dat er gevaar dreigde. Hij rende. Gehuil dat het Stationsplein een moment vulde, smoorde. De auto boog af.

Casper was er het eerst bij. De hond lag op zijn zij, de bloederige kop op de tramrails, een achterpoot vreemd gestrekt, de andere afgerukt. Zijn snuit en ogen onzichtbaar. Zijn schedeldak lag open en je keek in zijn hersenen. Harry tilde voorzichtig de hoofdhuid op. Het dier kermde zacht. De scherpe rand van de bumper had hem gescalpeerd. Een ooglid trilde. Zo'n toegetakelde hond had Harry nog nooit gezien. Van zijn rug was een stuk vacht afgescheurd. Casper depte met zijn zakdoek zijn ogen, sprak geruststellende woorden. De hond trachtte zich op te richten. Zijn achterlichaam was verlamd. Het dier schudde zijn kop. Met zijn kromme, lang uitgegroeide nagels haakte hij in Caspers broek. Zijn nagels probeerden zich vast te haken aan de straatstenen. Hij rilde. Zijn vochtige neusgaten stonden wijdopen.

Aan zijn kop zat nog één heel oor. Het andere hing er los bij. Zijn staart zwiepte tegen de straat, het goede oor ging recht omhoog. De hond opende zijn bek. De diepte van de keel was nog zachtroze, de tong en het verhemelte waren donkerrood. De schaduw van de vlier viel op het achterlichaam. Het eerste licht golfde over de bolle keien van het plein. Rumoer van de eerste trams. Lijn 11 dook de tunnel in. Lijn 9 kwam van bovenaf, daalde snel. De passagiers verdrongen zich voor de ruiten. Het dier kromp in elkaar van pijn. Harry streelde het tussen zijn voorpoten, volgens hem het zachtste plekje van een hond. Hij ademde moeizaam, opende weer ver zijn bek; zo'n eenzame blik; de schaduw van een wolk rende over de donker gecoate wand van een kantoorgebouw naast het station; het dier ademde zo diep mogelijk in, ademde gehaast weer uit; zijn lichaam was nat van het hete zweet. Op de achtergrond dat dominante stationsgebouw, daarboven de lichter wordende hemel, die nu bezaaid leek met waterlelies, een moment later meer weg had van een pauw die zijn staart uitzette, het geknars van de trams in de scherpe bocht met de Stationsstraat, die ochtend vol warme wind. Harry veegde zand en olie van de buik van het dier. Ook het zand tussen zijn voorpoten. Casper schoof een hand onder de bloederige kop. De staart van de hond zwiepte een paar keer tegen de straat, hij probeerde zich te verheffen, drukte zijn lichaam tegen de grond. De nagels van zijn voorpoten knarsten over de stenen. Nog steeds de vaste wil zijn lichaam onder controle te krijgen. Zijn ene achterpoot trok, buiten zijn wil. Hij opende zijn bek zo ver mogelijk; zijn voorpoten begonnen te trillen, de ogen puilden uit hun kassen, hij ademde in. Maar de longen lieten zich niet meer volzuigen, zijn staart sloeg onophoudelijk tegen het wegdek, zijn tong hing tussen de scherpe gele hoektanden ver naar buiten. De mondhoeken zakten naar beneden; zijn ogen staarden langs de beide mannen heen; hij liet zijn blik ronddwalen over het plein om beelden op te vangen, om die mee te nemen... In zijn ogen, net nog overgeconcentreerd, lag berusting; zijn kaken begonnen te klapperen, verstrakten, bewogen opnieuw, zwakker. Een ademhaling die halverwege ophield. Een lange, gele tram kwam voorbij. De blik van de hond werd een moment angstaanjagend intens, verduisterde.

De scherpe zure geur van zijn zweet. Zijn hele lichaam trilde. Op het wegdek lagen plasjes vocht en bloed. Hij opende zijn bek, perste zijn longen uit, in de ooghoeken verscheen een grote traan; zijn oor knakte; zijn bek zakte verder open; zijn bek was al geen bek meer; de achterpoot gleed uit over de rails; nog een rilling over zijn hele lijf; de ochtendwind blies zijn haar op. Een zonnestraal. De kop lag even in de zon, de rest van het lichaam in het halfdonker. De kop lag in Caspers schoot. Het gevoel dat hij voor dat beest kende was sterker dan medelijden; hij was zelf die verminkte hond. Casper haalde zo diep adem dat zijn buik zich spande. Een politieauto stopte naast de donkere vlek op het grijze plaveisel.

Engelen van het duister
titlepage.xhtml
content002.xhtml
content003.xhtml
content004.xhtml
content005.xhtml
content006.xhtml
content007.xhtml
content008.xhtml
content009.xhtml
content010.xhtml
content011.xhtml
content012.xhtml
content013.xhtml
content014.xhtml
content015.xhtml
content016.xhtml
content017.xhtml
content018.xhtml
content019.xhtml
content020.xhtml
content021.xhtml
content022.xhtml
content023.xhtml
content024.xhtml
content025.xhtml
content026.xhtml
content027.xhtml
content028.xhtml
content029.xhtml
content030.xhtml
content031.xhtml
content032.xhtml
content033.xhtml
content034.xhtml
content035.xhtml
content036.xhtml
content037.xhtml
content038.xhtml
content039.xhtml
content040.xhtml
content041.xhtml
content042.xhtml
content043.xhtml
content044.xhtml
content045.xhtml
content046.xhtml
content047.xhtml
content048.xhtml
content049.xhtml
content050.xhtml
content051.xhtml
content052.xhtml
content053.xhtml
content054.xhtml
content055.xhtml
content056.xhtml
content057.xhtml
content058.xhtml
content059.xhtml
content060.xhtml
content061.xhtml
content062.xhtml
content063.xhtml
content064.xhtml
content065.xhtml
content066.xhtml
content067.xhtml
content068.xhtml
content069.xhtml
content070.xhtml
content071.xhtml
content072.xhtml
content073.xhtml
content074.xhtml
content075.xhtml
content076.xhtml
content077.xhtml
content078.xhtml
content079.xhtml
content080.xhtml
content081.xhtml
content082.xhtml
content083.xhtml
content084.xhtml
content085.xhtml
content086.xhtml
content087.xhtml
content088.xhtml
content089.xhtml
content090.xhtml
content091.xhtml
content092.xhtml
content093.xhtml
content094.xhtml
content095.xhtml
content096.xhtml
content097.xhtml
content098.xhtml
content099.xhtml