***
Casper en Gabrielle hadden in de hal van het Centraal Station in Arnhem afgesproken. Hij was er eerder dan zij. Bij de ingang stond een man die hem aan Harry deed denken. Zijn vriend was naar Frankrijk vertrokken zonder afscheid te nemen, zonder een bericht achter te laten. Zijn huisje had Casper, nadat ze elkaar in Den Haag waren misgelopen, ontruimd aangetroffen.
Gabrielle kwam op hem toe. Ze waren blij elkaar te zien. Hand in hand liepen ze naar het centrum, gingen een café dat 'Sans Souci' heette binnen. De cafébaas had hen op zijn kleine overtuin gewezen, een ommuurd hofje dat hij pas had aangekocht. Je zat er in de zon en beschut.
Zij dronk Spa met bessenjenever, hij bier. Ze waren op dat vroege moment in de middag de enige bezoekers. Uit de spleten in de oude muren groeiden varens, die hun lange tongen omhoogkrulden. De poort van het hofje stond open naar de lege straat waaraan behalve dit café slechts pakhuizen stonden. Het lag terzijde van de drukte in de binnenstad. Ze wendden hun gezicht naar de zon, glimlachten naar elkaar. Het zonlicht verpletterde de kleuren, wiste ze uit.
Twee dagen hiervoor had Ymke hem op zijn werk gebeld. Haar stem klonk strak. Casper was geschrokken. Had ze Lucas dingen bekend...? Nee, ze maakte zich grote zorgen over Gabrielle. Ze was moeilijk, thuis. Nauwelijks aanspreekbaar. Viel heftig uit. Niet alleen tegen Lucas, ook tegen haar. Die klachten kreeg ze ook van school. Ze spijbelde. Had de neiging haar vriendinnen te verwaarlozen, zich in haar kamer op te sluiten. De puberteit!
Maar of daar alles mee gezegd was? Zo'n meisje behoorde nu toch een zorgeloos leven te leiden. Later kwamen er nog problemen genoeg. Daarna had Ymke plots gezwegen. Casper hoorde haar zacht snikken, maar ze herstelde zich snel. Die tranen van daarnet? Vergeet ze. Er was verder niets aan de hand. Het was de opluchting geweest van dit telefoongesprek. Ze zou graag willen dat Casper eens met haar sprak, liet zich ontvallen dat er genoeg redenen waren voor haar om gelukkig te zijn, dat ze haar enige kind gelukkig wilde...
Casper hoorde weer haar zachte snikken. Dan een lange stilte. Hij beloofde zo gauw mogelijk met Gabrielle te gaan praten, zou zeker geen toespeling op dit telefoontje maken.
'Graag, als je dat doen wilt. Ze is erg op je gesteld...' Lange stilte. 'Soms... het is niet altijd gemakkelijk thuis... tussen Lucas en mij... Soms denk ik wel eens: ik wil aan niets meer denken; ik zou willen inslapen en nooit meer wakker worden.' Ze had Casper verteld dat ze een vervelend briefje op Lucas' kamer gevonden had, gericht aan een vrouw, waarin hij intieme dingen over haar, Ymke, schreef. Een vrouw die Ilona heette. Nee, geen bedgeheimen. Wie was die vrouw? Een brief die hij nooit had verzonden. Zonder datum. Overstuur had ze een afspraak gemaakt met Eduard Vermeer. Ze had direct mogen komen, maar was er niets mee opgeschoten. Hij had zich uitgeput in loftuitingen over haar, vond haar de mooiste vrouw die hij ooit gezien had, vond Lucas een eminent geleerde die in universitaire kringen hoog aangeschreven stond. Hij had haar tenslotte de raad gegeven er niet met Lucas over te praten. Wat had ze aan dat soort gratuite opmerkingen. En van een llona had hij nog nooit gehoord; die vormde zeker geen bedreiging. Ze had die dag, omdat ze toch in Amsterdam was, ook een bezoek gebracht aan hun andere vriend, de dichter. Peter van Hoogstraten was serieus op haar angst ingegaan. Maar ook hij had haar alleen kunnen zeggen dat die vrouw hem geheel onbekend was. Dat was misschien iets uit een ver verleden, of had niets om het lijf. Nee, het was naïef om van die kant steun te verwachten. Wie had ze verder om op terug te vallen? Geen ouders. Geen duidelijke vriendinnen.
Casper zei die naam ook niets. Wat kon je anders zeggen?
Nu tuitte hij nadenkend zijn lippen, zag de varens op de verweerde, bemoste muur licht bewegen. Die likten met hun uiterste puntje nog wat zonlicht op. Het binnenplaatsje was geel onder de blauwe hemel. Gabrielle stak een arm uit om een zonnestraal mee te pikken. Ze verschoven hun stoelen.
Ze droeg een eenvoudig jurkje, getailleerd. Hij pakte haar hand. Ze had krachtige handen en haar vingers hadden gewelfde goudgelakte nagels, de nagels van zijn moeder. Casper pakte die hand alleen om die vast te houden. Zij keek hem met haar grote donkere ogen aan, schoof haar lippen over elkaar. Gabrielle was raadselachtig, tegelijk open en in zichzelf gekeerd. Ze was heel sexy gekleed, maar scheen dat, onbedorven als ze was, niet te beseffen, moest wel mannen aantrekken, wilde dat ook, maar was verbaasd als ze werd nagefloten. Hij drukte haar hand een ogenblik tegen zijn wang, legde hem toen als een kostbaar ding op tafel.
'Cas...' Ze aarzelde. 'Beloof me dat je er met niemand over praat. Ik weet niet eens of ik het zeggen moet... het is geen roddelen over papa. De vorige week wilde papa met ons drieën in de stad gaan eten. Die middag voelde mamma zich niet lekker. We zijn met z'n tweeën gegaan. Ik zag ertegenop. Ik vind het nooit plezierig om met hem alleen te zijn, voel me dan ongemakkelijk, ik kan niet zeggen waarom. Hij doet zijn best om een gezellige vader te zijn en dat is hij niet. Dat voelt hij en dan gaat hij overdreven verhalen vertellen, vraagt hoe de leraren zijn. We waren aan het eten en ineens vroeg hij me of ik me iets speciaals van vroeger herinnerde, iets wat ik vervelend had gevonden. Ik haalde mijn schouders op. Nee, hoor! Alleen maar plezierige dingen, vakantie, uitstapjes. "Ja..." drong hij aan. "Iets tijdens een uitstapje." Ik hield mij van de domme, zag dat hij opgelucht was. "Pap, wat moet ik me dan uit het verleden herinneren?" Ik dacht dat ik wel wist waar hij op doelde, maar wilde weten hoe hijzelf tegen die gebeurtenis aankeek. "Nee, het was niets bijzonders," zei hij. "Het stelde niets voor." "Dat vind ik flauw. Je vraagt me naar iets wat ik had kunnen weten, waar ik zelfbij betrokken ben geweest en nu wil je niets zeggen?" Hij was blij met mijn aandacht, wilde mij graag als maatje, als medeplichtige tegenover mamma. "Maar pa, vertel nu alsjeblieft..." "Nou goed, er was een feestje op de universiteit... Mamma en jij waren er ook. Daarna was er een receptie, en later op de avond reden we naar huis terug. Nou, toen gebeurde er wat. Ik weet het zelf niet precies meer. Geen ruzie of zoiets, maar ik voelde me niet lekker en in de auto was het om te stikken. Die paar glaasjes op de receptie leken naar mijn hoofd gestegen. Mamma zat aan het stuur. Bij een stoplicht gooide ik het portier open en stapte ik ineens uit, verdween in de menigte. Mamma reed door. Ik kwam met de laatste trein thuis. Er was een misverstand tussen mij en mamma."
Een nogal slap verhaaltje. Waarom zou ik me dat niet mogen herinneren? Maar Cas, ik herinner me die gebeurtenis heel anders. Papa en mamma maakten voortdurend ruzie. Ik zat achterin. Ik hoor haar nog zeggen, terwijl ze strak naar voren keek: "Waarom neem je ons hier helemaal mee naartoe? Je hebt geen enkele aandacht voor Gabrielle en mij. Het gaat toch alleen om jou?" Papa was toen gaan schreeuwen. Ze begreep er niets van, begreep er helemaal niets van. Dat bleef hij eindeloos herhalen. Bij een stoplicht verliet hij toen onverwacht de auto, zonder iets te zeggen, verdween in de menigte. Het was een heel pijnlijk moment. Mamma was er geloof ik van overtuigd dat ze hem nooit meer zou terugzien. Ik had de indruk dat het tussen mamma en papa nooit meer goed gekomen was.
Cas, hij was dus bang dat ik er een trauma aan had overgehouden. Misschien is dat ook wel zo. Als ik met mamma alleen ben, voel ik me veilig. Met hem erbij verandert er iets.'
Casper trok haar naar zich toe. Ze liet zich gaan. Haar hoofd lag tegen zijn schouders. Hij snoof de geur van haar haar op, zij boog haar hoofd naar achteren, sloot haar ogen. Haar gezicht was bleek in de zon. Ze glimlachte tegen hem, haar ogen dicht; hij kuste haar licht op de mond. De cafébaas zette nieuwe drankjes op tafel, geruisloos. Hij verdween als op kousenvoeten. Die twee waren minnaars.
Deze binnenplaats van tien bij vijf meter was hun kamer. Hun wereld. Rondom de drukke winkelstraten van deze provinciehoofdstad. Hun kamer. Rondom lagen andere steden, andere landen. Zeeën. In het centrum van dat alles deze binnenplaats. Hun kamer. Ze voelden zich van binnen fluwelig. Hij reikte haar het glas aan. Ze dronk gulzig. De roes kwam niet alleen van de alcohol, van de zon.
Ze kwam overeind, met haar gezicht vlak bij het zijne.
'Cas, ik heb de laatste tijd zoiets raars... Opeens voel ik dat iemand achter me aan loopt, precies in mijn spoor. Ik hoor zijn adem, zijn voetstappen. Als ik dan omkijk - eerst durf ik dat niet - zie ik niemand. Het is de zon, denk ik dan maar. Ik ben zo bang dat ik niet kan roepen. De angst gaat weg, en daarna heb ik geen duidelijke gevoelens. Nog vaker komt het voor dat ik in de klas zit, en de indruk heb buiten op het schoolplein te zijn. Ik ben tegelijk in en buiten de school. Ik ben twee mensen. Op zo'n moment denk ik dat ik gek word, ik ben doodsbang. Een moment later is het weer voorbij. Ik voel dan niets meer. Dat is het angstige. Alles laat mij even volkomen onverschillig. Ik ben door een taai vlies van de anderen gescheiden.'
Ze haalde diep adem. Haar lange wimpers trilden. Ze was een kritisch, intelligent meisje. Dan was het moeilijk om met de wereld samen te vallen. Het leven was niet zo gemakkelijk voor een meisje van bijna zeventien.
Ze zwegen. Zij onverwacht: 'Als je wist, Cas, hoe bezorgd papa om jou is. Hij heeft het zo vaak over jou, ziet echt tegen je op.'
Hij pakte haar arm, boven de elleboog, trok haar weer naar zich toe. Casper voelde zich zo week, van boter, hij had een zoete smaak in zijn mond. Casper had wel eens het idee gekoesterd dat Zij bij hem in kwam wonen. Een andere droom: zij zou studeren in Utrecht of Amsterdam, hij zou ervoor zorgen daar een appartement te bezitten waar zij vrije kost en inwoning kon krijgen. Hij haalde weer eens vaderlijke en heel andere gevoelens door elkaar.
De caféhouder liet vanaf de straat zijn blik over die twee gaan, zette zonder hen te storen nieuwe glazen neer. De zon zette een randje goud af op de hoge, donkere pakhuizen die hen omringden. Vanaf de straat woei een vlaag hitte de binnenplaats op, nam de as mee van haar opgloeiende sigaret.
Zij: 'Ik mis oma. Het was altijd gezellig bij oma.' En na een lange stilte: 'Gisteren heb ik het uitgemaakt met mijn vriendje. Ik had er geen zin meer in. Het was er weer een van wie ik al wist dat het maar heel tijdelijk zou zijn.' Oppervlakkig gezien waren haar bewaasde ogen nog steeds vol tederheid. Maar als je goed keek, ontdekte je daarin een geheimzinnige bezetenheid. Hij herinnerde zich van vroeger haar obsessionele verzamelwoede van papiertjes, piepkleine opschrijfboekjes waarin ze geheime tekens had gekrabbeld. Haar kamertje lag er bezaaid mee. Alleen oom Cas mocht op die kamer komen. Vijf, zes jaar was ze geweest. Daarna was ze even maniakaal stenen gaan verzamelen. En daarna beesten. Regenwormen, kevers, wespen, bijen. Een rij jampotten op haar vensterbank. Boos als de dieren doodgingen. Stampvoetend stond ze in haar kamer. Snel boos. Ongeduldig als iets haar tegenzat. Gabrielle zat op judoles. Ze had verloren van een tegenstandster, was thuisgekomen en direct door naar boven gegaan, zonder te groeten. Casper had met Lucas en Ymke een glaasje gedronken. Veel lawaai boven. Ze was aan het douchen. Lucas was naar de keuken gegaan om een glas af te spoelen, had de warme kraan aangezet. Onmiddellijk was het gestamp van haar voeten te horen. Haar boze stem. Totdat Lucas begreep dat zij boven onder een koude douche stond. Hij had de kraan snel dichtgedraaid, bang voor haar uitval. Ymke en Lucas hadden zich geschaamd. Ymke was naar de hal gelopen en had geroepen dat ze een andere toon moest aanslaan, had toen ook verteld, weer terug in de kamer, dat Lucas haar de afgelopen zaterdag van judoles had opgehaald. Ze had haar vader zien staan, had gevraagd waarom mamma haar niet was komen ophalen en was bij een vader van een vriendinnetje in de auto gestapt. Lucas was onverrichter zake weer naar huis gekomen. Ze had voor die houding flink straf gekregen. Daarna was het even beter geworden.
Zij, onverwacht: 'Jij hebt veel vriendinnen gehad, hè? Dat weet ik van mamma.'
'Dat had Ymke dan nooit mogen vertellen.'
'Was je gauw verliefd?'
'Nee...'
'Ik heb bij jou niet het gevoel dat je een vrouw mist.' Nu had ze de toon van het vroegwijze meisje. 'Heb je nooit kinderen willen hebben? Volgens mamma, en dat vind ik ook, kun je goed met kinderen omgaan.' Ze wachtte zijn antwoord niet af. 'Zo kan ik niet met papa praten.'
'Zo praten dochters ook niet met hun vader.'
Zij zag dat Casper moeilijk ademhaalde. Was het te tochtig op deze binnenplaats? Zij stelde voor naar binnen te gaan, bezorgd om hem. Hij nam twee pufjes Bricanyl, een krachtiger en sneller werkend geneesmiddel dan Ventolin. Na enkele seconden kon hij weer gewoon ademen. Alleen zijn ogen waren rood en gezwollen. Zij deed een beetje spuug op haar wijsvinger, streek over zijn oogbol. Die voelde hard en glazig aan. Ze bevochtigde haar vinger opnieuw door hem in haar mond te steken, masseerde weer. Het kietelde alsof ze met een veertje over zijn ogen ging en de pijn verzachtte.
Hij zei dat hij een lelijke, aftandse man was, dat geen vrouw hem meer aankeek, dat hij voor zorg was overgeleverd aan zijn enige nichtje. Ze bestrafte hem: hij was lelijk noch aftands.
'Maar helpt het wel?' Het hielp. Ze mocht hiermee tot in lengte van dagen doorgaan. Het was natuurlijk het tedere gebaar dat effect had, maar hij zei: 'Je hebt helende energie.' Gewoonlijk geloofde Casper niet in dat soort dingen.
'Dat zegt mamma ook.'Haar vingertop kietelde zacht. Ze vertelde dat Ymke vaak hoofdpijn had, dat ze van alles slikte. Het hielp als zij haar hand op mamma's voorhoofd legde.
'Gas, mamma heeft een batterij medicijnen. Nu heeft ze een hoekje over "reiki" gekocht. Als je bepaalde drukpunten aanraakt, rond de ogen, precies waar de meridianen overheen lopen, gaat de hoofdpijn weg. Ik voel me prettig als ik dit doe. In de eerste plaats omdat ik mamma en jou wil helpen, maar het geeft me zelf ook kracht. Iets van mij gaat op de ander over. Dat voel ik nu ook... bij papa moet ik met zoiets niet aankomen.'