Hoofdstuk 75
Terminal 4a
Sky Harbor International Airport
Maggie keek van de etage boven de ticketbalies op Patrick neer. Ze bleef dicht bij de balustrade, maar op afstand van de roltrappen. Door Patricks kleding, een blauwe spijkerbroek en een grijs sweatshirt met capuchon, kon ze de gedachte niet van zich afschudden dat hij vreselijk veel leek op die studenten in de Mall of America.
Wurth had hen allemaal uitgerust met draadloze headsets die om het oor werden gehaakt, waardoor ze met elkaar konden communiceren terwijl het leek alsof ze gewone reizigers waren die met hun mobiel liepen te bellen. Ze waren overeengekomen de conversatie tot een minimum te beperken, maar Maggie had erop gestaan dat Patrick zich om de vijftien minuten even meldde.
‘Als ik je niet kan zien, wil ik je horen,’ had ze hem eerder gezegd, toen ze hem in zijn kogelvrije vest had geholpen.
Ze liepen nu al een paar uur rond, vermomd als passagiers, handbagage over hun schouders. Patrick had een oud uitziende weekendtas en een smartphone. Af en toe stond hij stil alsof hij aan het lezen was of sms’jes verstuurde. Een gewone jongen die na Thanksgiving naar huis of terug naar de universiteit ging. Maggie was onder de indruk. Hij zag er overtuigend uit. Ook al scanden zijn ogen voortdurend iedereen om hem heen, ze bleven nooit lang genoeg op één gezicht rusten om verdacht te zijn. Hij was hier beter in dan ze had verwacht.
Ergens anders zat Nick monitors te bekijken die correspondeerden met de nieuwe draadloze camera’s waarvan hij er een aantal in elke vertrekhal had geïnstalleerd. Hij had de tekening van de Project Manager grondig bestudeerd. Ze hadden die allemaal bestudeerd, maar alleen Patrick leek er geheel van overtuigd te zijn dat hij de man zou herkennen.
Er kwamen nieuwe passagiers de roltrappen op. De eerste vluchten van die ochtend waren al vertrokken. Maggie was er zeker van dat de aanslag weer in de ochtend zou plaatsvinden, maar het zou een lange dag kunnen worden.
Ze opende een pocketboek en leunde op de balustrade. Het leek alsof ze las, maar haar blik was nog steeds naar beneden gericht, op de ingangen, op de mensen in de rijen voor de incheckbalie en de mannen die aan de zijkanten stonden te treuzelen. Ze bleef ook de gezichten van de mensen bestuderen die met de roltrap omhoogkwamen.
‘Bij de krantenautomaat,’ zei ze, plotseling een man opmerkend die daar stilstond. Hij was gekleed in een marineblauwe jas en broek, droeg een zonnebril en trok een grote zwarte Pullman achter zich aan.
Ze wierp een blik op Patrick en zag hem nonchalant dichterbij wandelen, terwijl hij voorwendde dat hij naar de koppen van de krant achter het glas van de automaat wilde kijken.
‘Nee, volgens mij niet,’ zei hij, deze keer zijn telefoon omhooghoudend tegen zijn oor, zodat iedereen die de draadloze headset niet zag, zou weten dat hij met zijn mobiel aan het bellen was. ‘Ik ga even naar het toilet. Spreek je later.’
De ticketruimte liep snel weer vol. Lichamen en bagage op elkaar gedrukt, wachtend bij de incheckbalie, in rijen bij de zelfbedieningskiosken. Directeur Kunze stond beneden te praten met een vrouw in een schoonmaakuniform. Ze zag er zeker niet uit als een scherpschutter of een lid van het explosievenopruimingsteam, maar dat was dan ook het hele idee.
Toen Maggie weer de andere kant op keek, zag ze Patrick niet meer. Haar adem stokte, terwijl ze met haar ogen de vertrekhal doorzocht en ondertussen haar uiterste best deed er niet uit te zien alsof ze iets of iemand zocht. Waar was hij heen?
‘Patrick?’
Het antwoord was het geluid van een doortrekkend toilet. Ze zag Kunze naar haar omhoogkijken, maar hij glimlachte niet voordat hij zich omdraaide.
Goed, ze gedroeg zich als een overbezorgde grote zus. Een paar minuten later zag ze Patrick uit het toilet komen, maar hij verdween weer uit zicht, net achter de naar beneden gaande roltrap.
Ontspan, vertelde ze zichzelf. Ze moest ontspannen.