Hoofdstuk 30
Nick leunde achterover en wreef met zijn handen over zijn gezicht, in een poging met zijn vingertoppen de waas van vermoeidheid weg te werken. Hij hoefde niet op zijn horloge te kijken. De stoppels op zijn gezicht vertelden hem dat het laat was. Zijn maag herinnerde hem eraan dat hij sinds het ontbijt niets meer had gegeten. Hij had hoofdpijn. De kamer was te warm en te donker. De felle glans van de monitors had het vocht uit zijn ogen gezogen. En natuurlijk hielp het niet dat Maggie O’Dell naast hem zat. Ze zat zo dichtbij, dat hij haar geur kon ruiken, waardoor zijn gedachten enigszins afdwaalden. Was het shampoo? Lotion? Parfum?
Ingespannen bestudeerden ze de beelden, voortdurend op zoek naar de drie jonge mannen, in een poging te traceren hoe die waren gelopen. Ze volgden hen zo goed mogelijk door de mall, door in te schatten welke camera’s ze moesten hebben en terug te gaan. Om op de tweede verdieping te komen, moest ieder van de drie jongens een van de roltrappen hebben genomen. Om in de mall te komen, moesten ze een van de ingangen hebben gebruikt. En zo lieten ze zich, stap voor stap, camera voor camera, fragment voor fragment, door het beeldmateriaal leiden. Het was geestdodend, en Maggie wilde bepaalde fragmenten telkens weer opnieuw zien.
Yarden was veel geduldiger dan hij. Hij betrapte zichzelf een paar keer op een zucht, maar dat leverde niet eens een korte blik van Maggie op. Ze bevond zich in een andere wereld. En Yarden had het druk met te bewijzen dat hij de meester van het controlepaneel was. Zijn lange vingers werden nooit moe; zijn geest bleef scherp, en zijn geduld was bewonderenswaardig. Er kwam geen gemopper over zijn lippen, en niet één keer aarzelde hij of trok hij iets in twijfel. Hij was de karakteristieke ondergeschikte, wilde zijn superieuren tevredenstellen, stond klaar om aan elk verzoek te voldoen. En hoewel Nick technisch gesproken Yardens baas was, keek de kleine man steeds naar Maggie, in eerste instantie wachtend op haar instructies, ook al had Nick de vorige gegeven. Eerlijk gezegd, kon Nick het hem niet kwalijk nemen. Maggie had een ontspannen rust over zich, waardoor elke ruimte die ze binnen kwam, werd gevuld. Een uitstraling die zei: ‘Ik weet dat dit moeilijk is, maar we komen er samen wel uit.’
Nick herinnerde zich dat gevoel van vier jaar geleden toen ze in de chaos terecht was gekomen die een seriemoordenaar had achtergelaten in Platte City, Nebraska. Als sheriff werd Nick geacht de zaak te leiden. Hij werd geacht alles onder controle te hebben. Nog steeds kon hij zich herinneren hoe overweldigd hij zich had gevoeld, hoe hij de paniek diep binnen in hem had voelen kolken. Zelfs in die tijd had Maggies aanwezigheid hem gerust weten te stellen, de omhoogborrelende paniek tot bedaren gebracht, hem doen geloven dat alles in orde zou komen. Dus begreep hij dat Yarden gevoelig was voor alles wat Maggie zei, vroeg of deed. Nick was dat zelf ook, maar vanwege een andere reden. Wanneer was het dat zijn werkelijke gevoelens voor haar aan de oppervlakte waren gekomen? Wanneer was het eindelijk tot hem doorgedrongen? Echt doorgedrongen? Voordat hij zijn verloving met Jill had verbroken? Of was dat simpelweg het excuus geweest dat hem naar de werkelijke conclusie had geleid?
Terwijl hij naar Maggie keek, vroeg hij zich af waarom hij er zo lang over had gedaan.
‘Stop daar,’ onderbrak ze zijn gedachten, wijzend naar een monitor in de bovenste hoek, die haar aandacht had getrokken. ‘Kun je inzoomen op zijn honkbalpet?’
Yarden gehoorzaamde onmiddellijk.
‘Wat is dat?’ Ze schoof haar stoel naar achteren en stond op om het beter te kunnen zien, waarna ze met haar wijsvinger op het scherm tikte. ‘We zijn steeds op zoek geweest naar een beeld van hun gezicht, maar wat zit er op de zijkant van zijn pet? Een soort logo, toch?’
Er zorg voor dragend dat hij niet té dichtbij kwam, leunde Yarden naar voren.
Ze had bladzijden vol aantekeningen gemaakt in haar mininotitieboekje. Toen Nick opstond om het beeld op de monitor beter te kunnen bekijken, wierp hij daar eerst even een blik op. Het enige wat hij kon zien, was het woord PROFIEL boven aan de bladzijde.
‘O, ik weet wat dat is. Dat is het logo van de Golden Gophers,’ zei Yarden, stralend als een schoolkind dat de moeilijke vraag van zijn favoriete lerares weet te beantwoorden.
‘Universiteitsteam,’ legde Nick aan Maggie uit.
‘Juist. De University of Minnesota,’ zei ze zonder enige aarzeling. Nick was onder de indruk en Yarden zelfs nog meer gecharmeerd. ‘Het lijkt erop dat hij ook een jasje met embleem draagt,’ vervolgde ze. ‘Jerry, lijkt dat niet op het embleem van de universiteit? Het is een M, toch?’
Yarden was al op knoppen aan het drukken en aan het inzoomen op de plek waarnaar Maggie had gewezen, linksboven op de borst van de jongen.
‘Minnesota-supporter,’ zei Nick.
‘Of hij is een student,’ wierp Maggie tegen.
De telefoon aan de muur rinkelde.
Ze schrokken er alle drie van. Yarden keek alsof hij het ding nog nooit eerder had gezien. Hij wierp een blik op Maggie, daarna op Nick.
‘Moeten de kerels boven zijn,’ zei hij, maar nog steeds maakte hij geen aanstalten om op te nemen, alsof hij er niet aan wilde worden herinnerd wat er zich boven afspeelde.
In eerste instantie dacht Nick dat Yarden wachtte totdat iemand hem weer instructies of toestemming zou geven om op te nemen. Maar toen hij goed naar zijn gelaatsuitdrukking keek, zag hij dat de aarzeling uit angst voortkwam en niet uit onzekerheid.
De telefoon moest zeker tien keer zijn overgegaan, voordat Yarden zich uit de stoel omhoogwerkte en hem opnam. ‘Beveiliging.’ Een stilte, daarna voegde hij eraan toe: ‘Jerry. Jerry Yarden.’
Nick probeerde niet te staren, maar het was onmogelijk om weg te kijken. Yardens gehele gezicht vertrok als van iemand die een dreun verwacht. Hij knikte en slikte een paar keer moeizaam, waarbij zijn adamsappel boven zijn kraag op- en neerging.
Tegen de tijd dat hij de telefoon weer aan de muur hing, had zijn gezicht alle kleur verloren. ‘Ze denken nog een andere aanslagpleger te hebben gevonden,’ zei hij bijna fluisterend.
‘Dat meen je niet. Waar?’ vroeg Nick.
‘Op het zuidwestelijke parkeerterrein.’ De adamsappel ging weer op en neer. ‘Ze willen jou en mij boven zien.’
Maggies mobiel ging over. Een paar seconden later die van Nick ook.