Hoofdstuk 32
Deze keer liep Nick voorop met Yarden een paar stappen achter hem aan. Hij liet zijn legitimatiebewijs zien aan de bewaker onder aan de tweede roltrap – National Guard, scherpschutterseenheid. Op dit moment ging er niemand naar boven zonder grondig te zijn onderzocht en veilig te zijn verklaard.
Terwijl Nick de trap op liep – alle roltrappen waren stilgezet – voelde hij dat de manier veranderde waarop hij ademhaalde. Hij wist niet zeker of hij klaar was voor wat hij op de tweede verdieping te zien zou krijgen. Zijn vader had vroeger altijd gezegd dat er niets ergers was dan een lichaam te zien dat uit elkaar was gerukt door een auto-ongeluk, het vlees opengereten, verbrand of verminkt. Als districtssheriff had Nick dat zelf een paar keer kunnen beoordelen. Maar hij had erger gezien: de kleine blauwe lichamen van twee jongetjes, met een mes bewerkt en achtergelaten door een seriemoordenaar in het prairiegras langs de Platte River. Kon er iets afschuwelijkers bestaan? Hij hoopte van niet.
Aangezien hij twee weken daarvoor als onderdeel van zijn training voor de nieuwe functie een seminar had bijgewoond over terroristische aanslagen, wist hij hoe dit werkte. Het seminar was bedoeld als een handleiding om de klanten van hun bedrijf ervan te overtuigen hun beveiligingssystemen te moderniseren. Twee weken daarvoor had hij gevonden dat er angsttactieken werden gebruikt. De ‘stel dat’-scenario’s hadden een beetje overdreven geleken. Nu besefte hij hoe mis hij het had gehad.
Dankzij dat seminar wist hij hoe alles zou verlopen. Hij kende het protocol. In zijn hoofd bereidde hij zich voor op wat hij op het punt stond voor zich te zien. Hulpverlening kwam op de eerste plaats: behandel de gewonden, blus branden, zorg ervoor dat het gebouw veilig is. De gewonden bevonden zich nu in een noodvoorziening, opgezet in een hotel tegenover de mall, of waren onderweg naar een ziekenhuis.
Vervolgens kwam het onderzoek, nog zonder dat er bewijsmateriaal verwijderd zou worden. Tegen die tijd zouden de slachtoffers die er nog waren, niet in staat zijn een-twee-drie te vertrekken. Gedurende een aantal uur zouden ze onderdeel van de plaats delict worden, vragen helpen beantwoorden waarvan ze nooit zouden hebben verwacht dat die zouden worden gesteld. Maggie had hem ooit eens verteld dat slachtoffers, ook al waren ze dood, onderzoekers de meeste aanknopingspunten boden voor het vinden van de dader.
Bijna boven aan de trap hield Nick zijn adem in. Zijn hart bonkte tegen zijn ribbenkast. Er hing een doordringende brandlucht. Iemand had eindelijk de kerstmuziek uitgezet. De griezelige stilte was haast nog erger.
Wat hij voor zich zag, was bijna surrealistisch. Een zwarte krater was met politielint afgezet. Vijf technisch rechercheurs in Tyvek-overalls liepen zwijgend over een imaginair raster, punt voor punt alles metend, in kaart brengend, oppakkend, ziftend en fotograferend. ‘De krater uitgraven’ noemden ze dat. Al het puin binnen een gebied vijftig procent groter dan de krater zelf moest worden onderzocht. De rechercheurs gebruikten gesteriliseerde apparatuur om alles op te vegen en te zeven. Nick had het in eerste instantie vreemd gevonden dat ze gesteriliseerde apparatuur moesten gebruiken voor dingen die toch al verbrand waren, maar wat je met je meenam, kon net zoveel schade toebrengen aan een plaats delict als wat je ervandaan haalde.
Later zouden dezelfde technisch rechercheurs op hun knieën heel voorzichtig met hun vingertoppen de resten onderzoeken om ervoor te zorgen dat zelfs de kleinste stukjes bewijsmateriaal niet over het hoofd werden gezien. Maar het ging niet alleen om stukjes puin verzamelen. Ze maten en bestudeerden butsen en verbogen metaal, zochten naar ingebedde scherven, speurden naar onontplofte explosieven en testten vast restmateriaal.
De taak leek ondoenlijk. En ze zouden ditzelfde onderzoek nog twee keer moeten herhalen op de plekken waar de andere bommen waren afgegaan.
‘Mr. Morelli?’
Nick was bijna vergeten waarom hij hier was. Even had hij zich onzichtbaar gevoeld, alsof hij van buiten naar binnen keek, op zijn tenen langs de randen van een droom of nachtmerrie liep. Hij draaide zich zo abrupt om, dat hij tegen Yarden aan botste en hem bijna omverliep.
‘Sorry.’
‘Geen probleem.’ Jerry Yarden zag eruit alsof hij elk moment kon gaan overgeven; zijn gezicht was asgrauw en zijn ogen waren wijd opengesperd.
‘Nick Morelli.’
De man lette goed op waar hij zijn voeten neerzette, terwijl hij naar hen toe liep. Hij maakte geen onderdeel uit van het technische team en droeg een blauw pak in plaats van een Tyvek-overall. Wel had hij papieren schoenovertrekken aan, die eruitzagen als maat achtenveertig. Rond zijn nek hing een beschermende bril samen met een papieren mondkapje. Paarse rubberen handschoenen staken uit zijn jaszak.
‘Je herkent me niet.’ De man leek teleurgesteld.
Nick keek nog een keer goed. Hij had niet verwacht hierboven iemand tegen te komen die hij kende. ‘David. David Ceimo. Wat doe jij in vredesnaam hier?’
‘Goed je weer te zien, Nick.’ Hij stak zijn hand uit.
‘Ik herkende je bijna niet zonder je helm in mijn maag.’
Dat leverde een brede grijns op. Had hij meteen geglimlacht, dan zou Nick hem onmiddellijk hebben herkend, zelfs zonder de zwart met gouden Mizzou-mondbescherming. De achterste verdediger had Nick twee keer in één wedstrijd onderuitgehaald, een paar quarterbackaanvallen die hadden bijgedragen aan het vernederende en zeldzame thuisverlies van de Huskers tegen de University of Missouri. Zelfs nu dacht hij daar niet graag aan terug, terwijl zijn hand door die van Ceimo werd opgeslokt.
Ze waren allebei doorgegaan naar het NCAA All-American-team, maar als Nick het zich goed herinnerde, had Ceimo het echt gemaakt. Minnesota Vikings, eerste team. Hij herinnerde zich echter ook dat de lange afgetrainde Ceimo in zijn tweede jaar geblesseerd was geraakt, tijdens de laatste wedstrijd van het Conference-toernooi, veroorzaakt door een enorme dreun waarna hij een tijd op de grond was blijven liggen. Als je hem nu zag, leek het geen gevolgen te hebben gehad. Hoewel hij iets minder gespierd was, zag hij er nog steeds uit alsof hij iedereen kon tackelen die hem in de weg liep.
‘Ik ben hier voor gouverneur Williams,’ vertelde Ceimo hem. ‘Stafchef.’
‘Gefeliciteerd.’ Nick slikte ‘je houdt me voor de gek’ in. Waarom zou dat hem verbazen? Ceimo vroeg zich waarschijnlijk ook af hoe het kwam dat een éénseizoens-quarterback nu het grootste beveiligingsbedrijf van het land vertegenwoordigde. ‘Ken je Jerry Yarden al?’
‘Nee, ik dacht van niet,’ antwoordde Ceimo, zijn hand naar Yarden uitstekend.
‘David en ik hebben football tegen elkaar gespeeld.’
‘O ja?’ Yarden stond tussen de mannen en keek van de een naar de ander. ‘Kennelijk ken je veel mensen hier.’
Nick negeerde die opmerking en zei tegen Ceimo: ‘Jerry is het hoofd van de beveiliging.’
‘Eigenlijk ben ik de tweede man.’
Zowel Nick als Ceimo hield zijn hoofd in bijna dezelfde vragende hoek schuin.
‘De directeur is nog in New Jersey. Voor Thanksgiving,’ vervolgde Yarden haastig ter verdediging.
‘Ja, het hoofd van de brandinspectie zit vast in Chicago,’ zei Ceimo, zijn armen kruisend en duidelijk klaar met het gebabbel. Nick vond het niet erg. ‘Ook voor de feestdagen. O’Hare zit verstopt. Door de sneeuw worden er links en rechts vluchten geannuleerd.’
‘Zit de gouverneur ook ergens vast?’ vroeg Nick. Het was een onschuldige vraag, maar Ceimo’s boze blik gaf aan dat hij daar anders over dacht.
‘We hebben een probleem,’ zei hij, in plaats van de gouverneurs afwezigheid te verklaren. ‘De gouverneur wil dat ik jullie op de hoogte houd om jullie baas een plezier te doen. Hij wil dat jullie als eerste alle informatie krijgen, voor het geval er nog meer aan de hand is.’
Yarden stond weer als een jaknikker met zijn relatief grote hoofd te schudden.
‘Het lijkt erop dat er meer mensen bij betrokken zijn dan deze jongens.’
Nick stond net op het punt om Ceimo te vertellen dat ze al van de potentiële vierde aanslagpleger op het parkeerterrein af wisten.
‘Misschien wisten ze zelfs niet dat ze zich hadden aangemeld als wandelende explosieven.’
‘Hoe bedoel je?’ vroeg Yarden.
‘Jullie hebben de ontstekingsmechanismen gelokaliseerd,’ zei Nick. Dat zou de eerste stap zijn.
‘De inspecteur van de brandweer moet het bevestigen, maar mijn explosievenexpert lijkt overtuigd.’
Het ontging Nick niet dat Ceimo het had over ‘mijn’ explosievenexpert, en hij vroeg zich af waarom hij hun dit in vredesnaam allemaal vertelde. Ze waren slechts van de beveiliging. Op de jurisdictieladder bevonden zij zich dicht bij de onderste trede.
‘Waar is je explosievenexpert precies van overtuigd?’ vroeg Nick, alleen maar omdat het leek of Ceimo wachtte op die vraag. Hij leek ervan te genieten om informatie heel langzaam uit te delen.
‘Begrijp dat maar een paar mensen hiervan op de hoogte zijn, oké?’
‘Dat heb je absoluut duidelijk gemaakt.’ Nick was moe. Dat waren ze allemaal. Ieders geduld raakte op.
‘De bommen werden niet in de mall tot ontploffing gebracht.’
‘Niet in de mall?’ Yarden begreep het niet.
Nick dacht dat hij het misschien verkeerd had verstaan. ‘De jongens hebben de bommen niet zelf laten ontploffen?’
Ceimo knikte. ‘Dat heeft iemand anders gedaan die zich niet in de onmiddellijke omgeving bevond.’
‘Iemand anders? Hoe dan?’ Yarden leek er nog steeds niets van te begrijpen.
Nick echter wel. Hij begreep precies wat Ceimo suggereerde. Ze hadden uren doorgebracht met het bestuderen van videobeelden, en de hele tijd hadden zij alle drie – Maggie, Yarden en hijzelf – dezelfde gedachte gehad: deze jongens zien er niet uit als zelfmoordaanslagplegers.
Er was een goede verklaring voor waarom ze er niet zo uitzagen. Ze waren het namelijk niet. Arme drommels, waarschijnlijk hadden ze helemaal niet geweten wat er voor hen in het vooruitzicht had gelegen.