Hoofdstuk 8
Patrick brak het glas om het brandblusapparaat te kunnen pakken. Een aantal meters verderop had de explosie etalageruiten eruit geblazen en stenen muren opengereten, maar hier zat er niet eens een barstje in het glazen omhulsel. Hij trok de pin van het brandblusapparaat eruit, klaar voor gebruik, maar hij kwam alleen rook tegen, geen vuur. Toch baande hij zich een weg door de grijze nevel, dik en nat als mist op een vochtige zomerochtend. Weer liep hij in tegengestelde richting van alle andere mensen.
Over de intercom hoorde hij de mechanische stem rustig dezelfde boodschap herhalen: ‘Er is een incident gebeurd. Blijft u alstublieft kalm. Ga niet rennen, maar loop naar de dichtstbijzijnde uitgang.’ Het muzaksysteem liet nog steeds kerstliedjes horen. Niemand nam enige notitie van beide.
Patrick stopte om een vrouw te helpen die aan de kant was geduwd. Ze probeerde haar kind uit een wandelwagentje te trekken. De peuter leek ongedeerd, maar was aan het gillen. De moeder was in paniek en had wijd opengesperde ogen. ‘O mijn God, o mijn God…’ bleef ze maar mompelen.
Haar handen trilden en rukten aan de dekentjes en riemen waarmee het kind in het wandelwagentje zat vastgesnoerd. Ze stond op haar benen te zwaaien als iemand die te veel had gedronken. Patrick zag dat ze geen schoenen aanhad. Haar voeten zaten onder het bloed van al het glas dat op de vloer glinsterde. Hij keek om zich heen, ontdekte de acht centimeter hoge hakken die ze had uitgeschopt, raapte ze op en bood ze haar aan.
‘Uw voeten,’ zei hij, ernaar wijzend.
Ze leek hem niet te horen. Ze keek hem niet eens aan. Toen ze het kind eenmaal in haar armen had, rende ze naar de roltrappen, met achterlating van de wandelwagen, een tas met luiers, een handtas… en haar schoenen. Het bloedspoor dat haar voeten achterlieten, merkte ze niet op.
Patrick bluste één brandje, een kiosk met mobiele telefoons die al geheel verschroeid was door de ontploffing. Doordat hij een paar winkels herkende, wist hij dat hij dicht bij het eetgedeelte moest zijn. Dat moest net om de hoek liggen. De rook was hier dikker, maakte het moeilijker om iets te zien. Hij moest met zijn hand de muur volgen en naar beneden kijken. De vloer was glibberig door de troep, die onder zijn voeten knerpte. Hij maakte zich zorgen dat de rubberen zolen van zijn hoge One Star-gymschoenen niet opgewassen zouden zijn tegen de grotere stukken glas en metaal. Door de rook heen zag hij plotseling boven zich een bord hangen waarop de toiletten werden aangeduid, en hij besefte dat dit de plek was waar hij Rebecca voor het laatst had gezien.
Eindelijk.
Alleen zag hij geen deur. Die was verdwenen. Hij zag slechts een gerafeld gat. De muur was geheel ontwricht en verschroeid. Stenen staken uit als legoblokken die van de andere kant naar buiten waren geduwd. Uit een van de gaten in de muur druppelde water, en de omgeving was doordrongen van de stank van rotte eieren, waarschijnlijk afkomstig uit het riool. Hij bad dat Rebecca niet nog in het toilet was geweest op het moment dat de explosie had plaatsgevonden.
Op dat moment struikelde hij, waardoor hij tegen de scherpe uitstekende stenen klapte en zijn hand openhaalde, maar hij slaagde erin overeind te blijven. Toen hij naar beneden keek, zag hij lang donker haar, en hij dacht aanvankelijk dat hij over een etalagepop was gestruikeld, aangezien de verwrongen benen waar zijn blik daarna op rustte, eruitzagen alsof ze van plastic waren en in een vuilniszak waren gestopt. Maar er was niets plastics aan de ogen die hem door de verwarde bos haar aanstaarden. Haar kaak was weggeblazen en had een brede gapende glimlach achtergelaten. Patricks eerste reactie was om een hand uit te steken, zodat hij haar overeind kon helpen. Toen hij zich realiseerde dat ze dood was, trok hij zijn hand geschokt terug.
Hij keek nog eens beter naar de verwrongen benen waarover hij was gestruikeld. Toen pas begon zijn hoofd te draaien en zijn knieën sponsachtig aan te voelen.
De benen waren niet langer verbonden met de rest van het lichaam van de vrouw.