Hoofdstuk 10
Mall of America
Asante verspilde weinig tijd aan het zich een weg banen door de hysterische menigte. Het was belachelijk. Dit was de reden waarom hij nooit bleef hangen om toe te kijken. Er waren een paar mensen met wie hij in het verleden had samengewerkt die van chaos genoten: de geur van angst, het gevecht om te overleven, het geschreeuw en gegil van de menselijke natuur op haar kwetsbaarst. Of, zoals hij het zelf zag, de menselijke natuur op haar droevigst. En na er slechts één blik op te hebben geworpen, wist hij dat hij gelijk had.
Jaren terug had hij geleerd dat hij zich niet voor de gek moest laten houden. Degenen die beweerden dat een crisis het beste in mensen naar boven bracht, deden je vergeten dat precies dezelfde crisis ook het allerslechtste in mensen naar boven bracht. Asante stond boven aan de roltrap te kijken naar de uitslaande brand van paniek die op elke verdieping van de mall woedde, en hij weerstond de neiging tot glimlachen. Mensen duwden anderen weg, stapten over de gewonden, lieten al hun kostbare bezittingen achter. Als ze dachten dat dit erg was, wacht maar tot ze merkten wat er nog aan zat te komen. Dit was slechts ter afleiding.
Hij volgde het gps-signaal, waarbij hij dicht bij de muur bleef omdat hij wist dat nog werkende camera’s hem daar niet zo gemakkelijk konden filmen. Hoewel hij eigenlijk wilde rennen, kon hij niets anders doen dan zo snel mogelijk proberen te lopen. Hij had niet veel tijd meer, want het had hem meer tijd gekost dan hij had verwacht om zich door de mensenmassa bij de uitgangen te wringen. Het signaal leek hem terug te brengen naar de plek waar de dragers waren begonnen: het eetgedeelte.
Plotseling stond hij stil. Hij liet zich op de vloer vallen, gebogen over zijn weekendtas, voorwendend dat hij gewond was, terwijl er een bewaker voorbijsnelde. Hij wilde niet dat de beveiliging zijn PARAMEDIC-pet zag en hem naar de gewonden zou brengen. Hij zou zijn eigen gewonde wel vinden.
Terwijl hij op de vloer knielde, zette hij zijn draadloze headset aan die over zijn linkeroor geklemd zat. Hij had de kleine computer, net ietsje groter dan een mobiele telefoon, aan de binnenkant van zijn arm vastgebonden, zodat hij beide handen vrij had en toch de groene lichtjes op het computerschermpje kon volgen. Hij toetste een nummer in op het toetsenbord en zette daarna het geluid van zijn headset harder. Binnen een paar seconden kon hij de bewakers van de mall informatie en verwensingen horen uitwisselen.
‘Waar is de politie?’
‘Onderweg.’
‘Hoe lang gaat dat duren, verdomme?’
Deze keer kon Asante zijn glimlach niet onderdrukken. Hoe langer zij moesten wachten, hoe beter het voor hem was. En nu zouden ze hem waarschuwen wanneer het tijd voor hem werd te vertrekken.
Het eetgedeelte herinnerde hem aan een café in Tel Aviv nadat het was gebombardeerd. Dat was in zijn studententijd geweest, toen hij de kunst van het terrorisme nog had bestudeerd. Waar kon je die beter leren dan op het eeuwige slagveld? Nu keek hij om zich heen naar de stukjes tafels en stoelen die als mikadostokjes overal verspreid lagen. De muren waren bedekt met een combinatie van Chinese noedels, pizza, koffie, vlees en bloed. De vloeren glinsterden van het glas. De nevel van de plafondsprinklers maakte het zicht wazig, bevochtigde degenen die wegrenden en doordrenkte degenen die dat niet konden.
Asante volgde het groene knipperende licht op zijn gps-systeem. Toen er een storing optrad en de computer aangaf dat zijn doelwit zich recht voor hem bevond, gaf hij er twee tikken op. Hij had al verschillende knoppen ingedrukt, toen hij besefte dat het helemaal geen storing was. Waar hij Dixon Lee had verwacht, zag hij in plaats daarvan een jonge vrouw. Ze zat opgekruld achter een omgevallen tafel, dicht bij de balustrade boven het atrium van de mall.
Ze bewoog zich niet meer, maar ze was, inderdaad, de bron van het knipperende groene licht.
Krijg nou wat!
Was dit zijn ontspoorde drager?