Hoofdstuk 3
Bloomington, Minnesota
Ze noemden hem de Project Manager. Dat vond hij niet erg. Het was beter dan sommige van de namen die ze hem vroeger hadden gegeven, zoals John Doe 2. Project Manager was beslist veel beter. Van de bijnaam John Doe 2 werd hij nog steeds een beetje kriegel; hij had namelijk altijd de leiding, was nooit nummer twee. Toch had het feit dat hij soms als nummer twee was gezien ook in zijn voordeel gewerkt. Bovendien was het alweer vijftien jaar geleden.
De naam op zijn nieuwe rijbewijs was Robert Asante, en hij nam de tijd om iedereen te verbeteren die zijn achternaam niet goed uitsprak.
‘Ah-sonté,’ zei hij dan. ‘Siciliaans,’ voegde hij er daarna aan toe, alsof dat heel belangrijk voor hem was, hoewel hij eigenlijk alleen wilde dat ze zouden denken dat zijn lichtbruine huid van Italiaanse voorouders afkomstig was en niet van een Arabische vader.
Het was echter zijn blanke Amerikaanse moeder aan wie hij zijn dodelijkste vermomming te danken had: indigoblauwe ogen. Iedereen die twijfels had over zijn afkomst, zette die gewoonlijk meteen opzij zodra ze in zijn ogen keken. Tenslotte, hoeveel blauwogige Arabische terroristen konden er bestaan? En hoeveel van hen zouden een gouden trouwring om hun linkerringvinger dragen?
Iedereen die om zijn legitimatie vroeg, zag de foto die hij aan de andere kant van zijn portemonnee had gestoken, de foto van hem en zijn gezin, een prachtige blonde vrouw en twee kleine meisjes. Ook de draadloze headset in Asantes rechteroor, het leren jack dat hij boven een spijkerbroek droeg, het T-shirt en de designerhardloopschoenen gaven hem het uiterlijk van een typische Amerikaanse zakenman. Kleine details, wist hij, maakten al het verschil in de wereld uit. Zulke details hadden hem de bijnaam de Project Manager opgeleverd.
Hij trok zich terug en ging in zijn auto zitten, die op veilige afstand van de mall geparkeerd stond. Wel dichtbij genoeg om de ontploffingen te kunnen horen, maar ook weer niet zo dichtbij, dat hij in de eerste chaos terecht zou komen. Daarbij was dit parkeerterrein uit het zicht van de beveiligingscamera’s. Dat had hij grondig gecheckt tijdens een van zijn vele controles. Hoewel het er nu nauwelijks toe deed. De ruiten van de auto waren bedekt met sneeuw, waardoor toevallige passanten geen blik naar binnen konden werpen.
Eerder had hij op het scherm van zijn kleine handcomputer gezien hoe ieder van zijn dragers zijn plaats had ingenomen. Drie verschillende dragers. Drie verschillende piepjes in zijn oor. Drie verschillende knipperende groene lichtjes die over het computerscherm sprongen.
Hen volgen was geen probleem. Zonder dat ze het zich hadden gerealiseerd, had Asante ervoor gezorgd dat ze een gps bij zich droegen. Nu detoneerde hij ieder met een simpele druk op de knop. Zijn goed geplande missie werd gereduceerd tot niets meer dan een touchscreen-videospelletje waarbij iedere drager werd opgeblazen. De een na de ander, met tussenpauzes van slechts een paar seconden.
Eerst Drager 1, daarna Drager 2, en ten slotte Drager 3.
Hij kon de echo van de explosies horen. Elke explosie bevestigde de detonatie, bevestigde het succes van de missie.
Er bestond niets beters dan deze adrenalineroes. Die was beter dan drugs. Beter dan seks, beter dan een goed gerijpte single malt whisky. Zijn vingertoppen tintelden. Goed, dat kon ook door de vrieskou komen.
Hij leunde achterover tegen het ijskoude vinyl van de autostoel. Na honderden uren, weken, maanden planning was stap één afgerond. Hij haalde een aantal keren diep adem, er niet door gehinderd dat hij zijn eigen adem zag als hij uitademde. Hij voelde de kou niet, was zich bewust van de adrenaline die nog steeds door zijn aderen pompte.
Hij was er klaar voor om het succes door te bellen. Toen hoorde hij het in zijn oor. Zachtjes in het begin.
‘Piep.’
Stilte. Misschien was er een probleem met de monitor.
Nog een piepje.
Onmogelijk!
Hij schoot naar voren op zijn stoel, trok het computerschermpje naar zich toe.
Het apparaat gaf nog een piepje. En toen: piep, piep, piep!
Tegelijkertijd met het irritante geluid begon een groen lichtje over het scherm te bewegen.
Asante bracht het computerschermpje zo dicht bij zijn gezicht, dat het bijna zijn neus raakte. En toch kon hij zijn ogen niet geloven.
Een van zijn dragers was nog in leven.