Hoofdstuk 34
Patrick dacht niet dat de man in het uniform een agent was. In de mall waren een heleboel agenten geweest. Van wat hij zich herinnerde, hadden ze allemaal getrokken wapens en hun badges waren duidelijk zichtbaar aan een dij of op een vest gespeld. Eentje had de zijne zelfs op zijn wollen muts geprikt. Deze kerel had geen badge. Alleen maar een uniform en een geborduurd naamlabeltje waarop FRANK stond. Patrick gokte op beveiliging. Hoorde hij bij de nepparamedicus? Hoe moeilijk was het om aan een uniform te komen? Hij vroeg zich af of hij zelfs wel echt Frank heette.
Eén ding was zeker: de man was heel groot, fors en gespierd. De ene kant van zijn gezicht was scheef. Hij leek zo’n kerel die er niets van zou merken als je hem een dreun verkocht en deed Patrick denken aan een pestkop die het op de basisschool op hem had voorzien. Hij had talloze blauwe ogen en bloedende lippen opgelopen. Deze vent torende ook boven Patrick uit. Maar misschien was hij niet zo snel. En als hij geen wapen had…
‘Ik vind het gewoon een beetje gek,’ zei Frank. Hij had een accent maar niet uit Minnesota. Meer zoals ze in Brooklyn spraken, waardoor Patricks paranoia alleen nog maar toenam. ‘Waarom kom je zo stiekem uit de zijdeur zetten?’
‘Het was de eerste deur die ik tegenkwam.’
‘Ben je gewond?’ Hij wees naar het bloed op Patricks mouw.
Patrick had zich niet eens gerealiseerd dat er bloed op zat. Hij keek Frank aan, inschattend welk verhaal hij het beste tegen deze kerel kon vertellen.
‘Ja, maar ze hebben me opgelapt.’
‘Je lijkt nog een beetje licht in je hoofd. Misschien beter om niet door een zijdeur weg te glippen totdat je ze allemaal weer op een rijtje hebt.’
Oké, misschien was Frank een goeie vent. Dat was het nadeel wanneer je niemand vertrouwde. Soms glipten er goede mensen door de mazen van het net en herkende je hen niet.
‘Eigenlijk ben ik op zoek naar mijn vriendin,’ bekende hij. ‘Ze is ook gewond geraakt. Ik hoop dat ze niet hierbuiten in de kou loopt te dwalen. Hebt u iemand anders door deze deur naar buiten zien komen?’
Frank keek hem met samengeknepen ogen aan. Had Patrick zich in hem vergist? Zijn blik dwaalde over het parkeerterrein en daarna schudde hij zijn hoofd.
‘Aan de voorkant is een hoop commotie. Hier is niemand.’ Toen grijnsde hij naar Patrick. Zijn gebit was door koffie aangetast, en er zat een gat tussen de bovenste twee voortanden. ‘Alleen jij.’ Ondanks de grijns was hij Patrick nog steeds aan het bestuderen. ‘Ze hebben nog een aanslagpleger gevonden.’ Zijn blik bleef op hem gericht, wachtend op zijn reactie.
‘Nog een…’ vroeg Patrick.
‘Op het parkeerterrein,’ vervolgde Frank, nadrukkelijk in zijn handen wrijvend, alsof hij Patrick wilde laten zien hoe groot ze waren. ‘Ons werd gevraagd scherp op te letten of er misschien nog anderen rondliepen.’
‘O nee, ik kan niet geloven dat er nog meer zijn!’ Patrick greep naar zijn arm, alsof die plotseling erge pijn begon te doen. ‘Hebben ze al niet genoeg schade aangericht?’ Daarna wreef hij in zijn ogen alsof zijn zicht wazig werd. ‘Weet u, u hebt gelijk. Ik kan waarschijnlijk beter naar binnen gaan. Ik voel me niet zo goed.’
‘En je vriendin?’ Frank was niet overtuigd.
Patrick haalde zijn schouders op en liet zijn hand op de vlek van Rebecca’s bloed liggen. ‘Misschien is ze niet deze kant op gegaan. U zei dat u niemand anders had gezien. Waarschijnlijk is ze nog steeds binnen naar mij op zoek.’ Hij draaide zich om naar het hotel.
‘Hé, knul,’ zei Frank.
Patricks gezicht vertrok. Hij stond stil. De deur was zo dichtbij, maar zo’n vijf stappen. Misschien moest hij het gewoon op een lopen zetten. Maar stel dat de deur van de buitenkant niet opengedaan kon worden?
Toen hij een blik achterom wierp, zag hij dat Frank een lange politieknuppel in zijn enorme hand had, waarmee hij op de palm van zijn andere hand tikte. Waar was die in vredesnaam vandaan gekomen?
‘Niet meer uit zij- en achterdeuren glippen, oké?’ zei de man tegen hem. ‘Iedereen is een beetje nerveus op het moment. Snap je wat ik bedoel?’ Hij schoof iets omhoog. De knuppel was in werkelijkheid een zaklamp met een lang handvat. Toen draaide hij zich om, en er scheen een tunnel van licht voor hem uit terwijl hij in het donker verdween.
Patrick zoog een paar diepe ademteugen koude lucht naar binnen. Paranoïde. Hij was te verrekte paranoïde. Hij ging terug het hotel in. Rebecca moest daar ergens binnen zijn.